Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Inleiding Tot Het Recht (F710222A, Ugent, ) €5,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Inleiding Tot Het Recht (F710222A, Ugent, )

1 vérifier
 82 vues  4 fois vendu

Dit document is een samenvatting van de slides, eigen notities en het boek bij het vak Inleiding tot het Recht, gegeven door B. De Groote. Ik had 13/20 voor het examen.

Aperçu 4 sur 84  pages

  • 7 novembre 2022
  • 84
  • 2020/2021
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (9)

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: lenarousseau • 9 mois de cela

avatar-seller
studentje789
SAMENVATTING RECHT
DEEL 1 RECHTSFENOMENEN
1. CONCEPTEN VAN RECHT
1.1 HÉT RECHT BESTAAT NIET
lex divina, lex naturalis Ubi societas, ibi ius
1. Wat is recht? Ubi ius, ibi societas
Recht bemoeit zich met zowat alles wat in maatschappij gebeurt!
 Juridisering is het verschijnsel in een maatschappij waarbij de burger maatschappelijke verhoudingen
voortdurend ook kwalificeert als een juridisch probleem. (niet altijd het geval! vb. verleden geen bemoeiing met sociale
ongelijkheid)

Middelen recht evolueren in loop geschiedenis: vroeger zware lijfstraffen, nu voorkeur zachtere en meer ‘alternatieve’
vormen regulering zoals sensibiliseringscampagnes of werk- en leerstraffen

2. Het recht heeft verschillende gedaantes
Recht heeft eigen geschiedenis, gekenmerkt door opeenvolgende breuklijnen tussen verschillende benaderingen (of
paradigma’s) van wat recht behoort te zijn en hoe juridische beslissingen als legitiem kunnen worden beschouwd.
=> verschillende denkkaders
o bestudering: rechtsgeschiedenis, rechtstheorie en rechtsfilosofie => gaan interdisciplinair tewerk
o verschil van tijd tot tijd
o verschil van plaats tot plaats (geografische verschillen) => bestudering rechtsvergelijking

Belgische recht ligt volledig ingebed in het Europese supranationale recht van zowel Europese Unie als van het
Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

Belgische recht sinds 1993 gefederaliseerd => meergelaagd rechtssysteem, niet in één centrale rechtsbron te
omvatten => consistentie en coherentie soms ver te zoeken

3. Formeel en materieel rechtssysteem
Rechtssysteem = rechtsorde = rechtsstelsel heeft 2 betekenissen:
o uitwendig-formele betekenis: wanneer het geheel van de rechtsnormen afkomstig is van één bepaalde
gezagsstructuur
ú Belgische federale rechtssysteem voor alle normen die uitgaan van Belgisch federale overheid
ú deelstatelijke rechtssysteem: Vlaamse, Waalse, Brusselse, Duitstalige
ú Europese rechtssysteem: tot stand gebracht door Europese organen
 België zeer ingewikkelde rechtsorde, recht is gemaakt door samentreffen minstens 4 onderscheiden
rechtsorden:
 federale rechtsorde: groot aandeel rechtsbronnen federale oorsprong momenteel, d.w.z. dat ze
op volledig grondgebied België op dezelfde wijze gelden en geproduceerd worden door federale
organen
 deelstatelijke wetgeving: na defederalisering België (jaren 1970) neemt grotere plaats in, geldt
enkel in één deelstaat vb. milieu, onderwijs en cultuur
 lokale normen: gemeente- en provinciereglementering, belang algemene rechtsorde
 grensoverschrijdende normen: sinds jaren 1950 en internationalisering invloed sterk toegenomen,
in België 3 kanalen:
- rechten van de mens (oorspronkelijk via EVRM, later ook andere verdragen)
- Europese of communautaire recht
- internationaal privaatrecht (IPR)
o materieel-inhoudelijke betekenis: bestudeert inhoud systeem en niet de organen die het tot stand brengen
ú Belgisch recht in deze betekenis bestaat uit: federaal, deelstatelijk, gemeentelijk, provinciaal en
Europees recht
ú basiskenmerken dit totale systeem: systematisch dan wel casuïstisch, inpassingsvermogen van elke
nieuwe regulering
ú onderscheidt:
 casuïstisch opgebouwd rechtssysteem:
- ontbreken algemene codificaties van rechtsnormen
- motor rechtssysteem = rechtspraak die case na case rechtssysteem opbouwt

1

, - bindende kracht uitspraken hogere rechters t.a.v. lagere (stare decisis) +
mogelijkheid dissenting opinion bij uitspraak
- vb. common law (rechtsstelsel middeleeuwen, Engeland)

 doctrinegebonden rechtssysteem:
- algemene rechtsmodellen en -theorieën
- recht netjes op voorhand ingedeeld en elk eigen kenmerken
- codificatie voorhanden
- elke case getoetst aan begrippenrecht (Begriffsjurisprudenz)
- taak rechter: probleem oplossen vanuit opgebouwde rechtsdogmatiek

Dissenting opinion: rechter geeft aan zich niet te kunnen verenigen met oordeel meerderheid en komt tot een ander oordeel
Stare decisis: ‘blijf bij de besloten zaken’, voorafgaande rechterlijke beslissingen kunnen precedentwerking hebben en dus bindend zijn voor
lagere rechters

4. Meergelaagdheid en rechtsmonisme
Vanuit perspectief materieel rechtssysteem: ondanks meergelaagdheid, toch één geïntegreerd rechtsstelsel
 rechtsmonisme  pluralisme (formeel rechtssysteem, federaal, Europees, lokaal, deelstatelijk)

Rechtsmonisme blijven handhaven door hiërarchie van normen en eenheid in toepassing => juridische technieken:
o één federaal Hof van Cassatie: toepassen zowel federale als deelstatelijke wetten en internationale
rechtsnormen
o Belgische rechtscolleges kunnen prejudiciële vraag stellen aan ander rechtscollege
ú uniforme interpretatie gegarandeerd
ú in 3 gevallen (België):
 door alle rechtscolleges aan Belgisch Grondwettelijk Hof m.b.t. federale en deelstatelijke
formele wetten over bevoegdheidsregeling en toetsing aan titel II Gw
 aan Hof van Justitie in Luxemburg voor interpretatie communautaire recht
 aan Benelux Gerechtshof m.b.t. de Benelux-eenvormige verdragen
o verplichting om interne rechtsbescherming uit te putten vooraleer controle te kunnen vragen van
internationale instantie vb. geval voor procedure Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg

Opm.
o internationaal, interregionaal, … = naast elkaar; lokaal, regionaal, nationaal = boven elkaar, gelaagd
o individu maakt deel uit van verschillende samenlevingen


1.2 HET KLASSIEKE RECHT
1.2.1 EEN PIRAMIDAAL EN COHERENT SYSTEEM
5. De oude verschijningsvorm van het recht
Klassieke recht (KR):
o recht vanaf 17e eeuw tot eerste helft 20ste
o Napoleontische codificaties (o.a. Code Civil, 1804)
o vertegenwoordigers: Domat, Grotius, Pufendorf, Spinoza, …
o resultaat denkproces: eenvoudige, algemene principes -> logisch mogelijk geordende rechtsregels,
hiërarchisch
o abstracte rechtsregels bouwsteen (gebod/verbod + sanctie)
o louter formele benadering rechtsregels: bevoegde orgaan dat regel creëert en de te volgen procedure waren
determinerend voor bindende karakter ervan

6. Basisregels
1° ‘Gouden Regel’: “doe anderen niet aan wat je niet wil dat anderen jou aandoen”
o basis alle strafrechtelijke en niet-contractuele verhoudingen van klassiek recht
o kan aan iedereen opgelegd zonder iets ‘actief’ te vragen
o formaliseerde principiële gelijkheid tussen alle burgers + plaatste sociale verhoudingen in licht van hun
onderlinge wederkerigheid

2° geldig gesloten contracten moeten steeds worden nagekomen = ‘pacta sunt servanda’: burgers die zich in alle
vrijheid en op voet van gelijkheid verbonden hebben ten aanzien van een medecontractant, moeten deze verbintenis
waarmaken


2

,  alle klassieke rechtsregels konden tot deze twee basisregels worden teruggebracht en vormden logische
deducties die steeds meer in detail konden worden uitgewerkt




7. Een piramidaal, logisch geordend systeem
KR:
o coherente en consistente structuur waarin rechtsregels piramidaal geordend
o ademde eenheid en stabiliteit uit
o verifieerbaar aantal regels die uitdrukking gaven aan afdwingbaar en eenzijdig geformuleerd gebod/verbod,
dat finaal terugging op soevereine staat
o internationaal evenwicht tussen soevereine staten
o intern: ideaal rechtsstaat, gebaseerd op scheiding machten, procedureel formalisme met onafhankelijke
rechters en ‘hiërarchie der rechtsnormen’ (grondwet hoger dan wet, wet hoger dan ministerieel/koninklijk
besluit)

Basis = soevereine natiestaat: resultaat ‘sociaal contract’ dat gelijkwaardige burgers sloten om zich te beschermen
tegen onvoorspelbare gevaren van onveilige en onzekere ‘natuurtoestand’ waarin recht sterkste en sluwste heerst
o eerste plaats burgers beschermen tegen medeburgers
o wetgever moest onveilige natuurtoestand aan banden leggen (rechtvaardiging)
o wetgever = instantie die vrijheid natuurtoestand moest inperken om tot leefbare samenleving te komen
=> verbonden met negatieve voorstelling macht, nl. met alles wat verbiedt, inperkt, begrenst en straft
 Vrouwe Justitia (personificatie van recht) symbolen: zwaard = rechtvaardigheid en
beslissingsmacht, weegschaal = gerechtigheid en evenwichtigheid, blinddoek = onpartijdigheid

8. Taak van de rechter
Wet is ‘iets’ wat louter moet worden toegepast:
o dura lex, sed lex = de wet is hard, maar het is de wet
o rechter:
ú moet wet waardevrij toepassen waarbij hij niet let op gevolgen uitspraak = la bouche qui prononce
les paroles de la loi
ú taak beperkt tot toepassen syllogisme: X heeft door een fout schade veroorzaakt aan A, dus moet X
de schade aan A vergoeden lex dura, sed tamen scripta
ú creatief zijn indien wet niet bestaat, onduidelijk of onvolledig is
summum ius summa iniuria
Klassieke benadering:
o ene kant bevrijding van burger van willekeur rechter: voor KR besloot rechter over conflicten en stelde de
normen vast die zij hanteerden (Ancien Regime, voor Franse Revolutie 1789)
o andere kant deur geopend voor naziregime

9. Rechtspositivistische school
KR verder uitgewerkt in rechtspositivisme: formele karakter rechtsregel centraal, vertaalt in volgende aannames
o de wil van wetgever is enige bron van recht
o enkel de regels die door de Staat volgens de geijkte procedures worden uitgevaardigd zijn rechtsregels en
dus buiten de Staat is er geen recht => hier recht is statisch
o recht is waardenvrije discipline: streven naar objectieve en louter beschrijvende analyse van wil wetgever,
zoals die tot uiting komt in de wet => inhoud wordt niet gecontroleerd, geen noodzakelijk verband tussen recht
en norm (Sein = werkelijkheid en Sollen = ideologie, ‘betekenis die rechter aan Sein geeft wordt door Sollen bepaald’)
o regels en juridische instellingen staan los van complexe maatschappelijk gebeuren: eigen onafhankelijk
systeem, frequent beroep doen op ficties (vb. iedereen wordt geacht de wet te kennen) om te laten functioneren
o rechtsregels gekenmerkt door afdwingbaarheid: bij niet-naleving mag door overheid geweld gebruikt worden
onder controle rechter
o taak rechter marginaal: moet wet eenvoudigweg toepassen

1.2.2 MATERIEEL EN FORMEEL RECHT
10. Ordenen en afdwingen
Materieel recht of subjectief recht:
o orde of maatschappij treedt ordenend op in samenlevingsgebeuren: maatregelen voorgeschreven of
verboden, gepoogd menselijke gedragingen in goede banen leiden
3

, o eerste opstap: geeft aan waarop iemand recht heeft
o inhoudelijk: rechtvaardigheidsgedachte

Formeel recht of procesrecht:
o bepaalt hoe in materieel recht toegekende rechten kunnen worden afgedwongen
o ondersteunende functie, herstel bieden
o vb. diefstal: hoe opsporen, hoe onderzoek verloopt, hoe en door wie straffen

 recht eerste toegekend (materieel), pas later afgedwongen indien nodig (formeel)
11. Vervaging van het onderscheid
Scheiding materieel/formeel in KR scherp, nu meer diffuus geworden door
o alternatieve vormen geschillenbeslechting (zoals bemiddeling, verzoening en (collaboratief) onderhandelen)
 meer en meer ingebouwd in gerechtelijke procedure: rechter kan procedure tijdelijk opschorten
o laatste decennia vele juridische reguleringsmechanismen tot stand gekomen die moeilijk onder te brengen
zijn: niet voorzien van sanctie of bedoeling te kunnen afdwingen vb. krijgen subsidies, gedoogbeleid,
verzekeringsmechanisme
o bewijsrecht: situeert zich tussen formeel en materieel, bepaald welke partij en wat rechter mag geloven

1.2.3 PUBLIEKRECHT EN PRIVAATRECHT
12. Publiekrecht en privaatrecht (classificatie volgens inhoud van wet geregeld wordt)
Publiekrecht: betrekking op uitoefening van overheidstaken waarmee burger wordt geconfronteerd
o regels van ‘openbare orde’ en sterk bindend karakter: partijen mogen onder geen enkel beding afwijken van
regels
o 2 partijen niet op gelijke voet: overheidspositie dominant, burger onder geschikt (verticaal)
o vb. strafrecht, fiscaal recht, grondwettelijk recht, onteigeningen, …

Privaatrecht: betrekking op verhouding tussen burgers (vb. tussen erfgenamen, koper en verkoper, gehuwden)
o regels van ‘suppletief of aanvullend’ recht: regels waarvan partijen kunnen afwijken
o 2 partijen volledig als gelijken behandeld (horizontaal)
o vb. personen- en familierecht, zakenrecht, ondernemingsrecht, contractenrecht, …

13. Vervaging van het onderscheid
Sinds helft 20ste eeuw meer en meer van principiële gelijkheid afgestapt en heeft wetgever maatschappelijk zwakkere
partij steeds vaker en uitdrukkelijker aangepaste juridische bescherming verleend.
 regels aanvullend recht meer en meer vervangen door regels dwingend recht

Regels van dwingend recht minder bindend dan regels van openbare orde, omdat ze uitgevaardigd zijn ter
bescherming van bepaalde groep personen, wiens positie overheid in bepaalde relatie wenst te versterken. (vb.
werknemer binnen arbeidsovereenkomst) => enkel beschermde personen kunnen onder strikte voorwaardenafstand doen van
geboden rechtsbescherming

1.3 DE ONTWIKKELING VAN HET HUIDIGE RECHT
1.3.1 SOCIALE MENSWETENSCHAPPEN
14. Het einde van het klassieke recht
Einde 19e – begin 20ste eeuw (kiem):
o ontwikkeling sociale menswetenschappen (ondergraven abstracte juridische definiëring als ‘burger’)
o immense sociale ongelijkheid
o toenemende verpaupering en uitbuiting arbeidsklasse
… door industrialisatie steden
 KR compleet onhoudbaar: schreef principiële gelijkheid voor alle burgers voor, MAAR in realiteit niet waar!
=> maakt plaats voor fundamenteel veranderde visie op recht

15. Ontwikkeling sociale menswetenschappen
Uitvinding statistiek en mee gepaard gaande sociale menswetenschappen toonde dat burger beheerst wordt door
medische, economische, sociologische, biologische, psychologische en filologische wetmatigheden die dagelijkse
leven in sterke mate bepalen.

Maatschappij beschouwd als voortdurende beweging conflicterende belangen waarvan nieuwe sociale
menswetenschappen accuraat wetmatigheden konden blootleggen.
4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur studentje789. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53068 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  4x  vendu
  • (1)
Ajouter au panier
Ajouté