Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Bestuursrecht in het Awb-tijdperk €5,59   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Bestuursrecht in het Awb-tijdperk

 14 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting van het vak Inleiding Bestuursrecht

Aperçu 4 sur 36  pages

  • Non
  • Inconnu
  • 14 novembre 2022
  • 36
  • 2019/2020
  • Resume
avatar-seller
Bestuursrecht in het Awb-tijdperk
Hoofdstuk 1 Inleiding tot het bestuursrecht en dit boek
Bestuursrecht heeft een groot bereik en wordt sterk beïnvloed door Europese regelgeving. Het heeft
betrekking op relaties tussen de overheid (bestuursorganen) en burgers (belanghebbenden). Het
bestuur kan door een publiekrechtelijke bevoegdheid, een bevoegdheid door de wetgever toegekend
in een wettelijk voorschrift, macht uitoefenen (macht uitoefenen = bijzondere positie). Deze
bevoegdheden zorgen ervoor dat het bestuur zonder instemming van de burger kan bepalen wat de
rechten en plichten van die burger zijn: eenzijdige rechtshandelingen. Functies bestuursrecht:
- Instrumentele functie: overheid bevoegdheden (instrumenten) geven om het algemeen
belang te behartigen en zijn publieke taak te vervullen.
- Waarborgfunctie: burger heeft middelen om het beleid van het bestuur te beïnvloeden en
zich daartegen teweer te stellen. Het geeft burgers bescherming tegen de overheid en haar
besluiten.
- Normerende functie: algemene beginselen van behoorlijk bestuur (regels), bijv.
specialiteitsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel en beginsel van evenredige belangenafweging,
die bestuursorganen moeten respecteren bij uitoefening van hun bevoegdheden.

De Wet AROB: Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen regelde de
rechtsbescherming en is de voorloper van de Awb (1994). Totstandkoming Awb: groei bevolking,
technische ontwikkelingen en opkomst van het ideaal van de verzorgingsstaat., want er was behoefte
aan een actief overheidsoptreden. Het bijzondere bestuursrecht is in bijzondere regelgeving
neergelegd en bepalen de rechten en plichten van bestuur en burger in een concreet geval.
Staatsrecht gaat meer over de Grondwet en over organieke wetten, wetten die de organen en
organisatie van de staat regelen.
Pas in de 20e eeuw kwam het bestuursrecht pas goed tot ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 De Algemene wet bestuursrecht en de relatie tot bijzonder
bestuursrecht
De Awb kan worden gezien als ‘aanbouwwet’: het komt niet als een geheel tot stand, maar in delen,
tranches. Er vinden naast de grote Awb-wetgevingsoperaties in tranches, ook tussentijdse
wijzigingen in en aanvullingen op de Awb plaats. Doelstellingen Awb:
- Bevorderen van eenheid binnen de bestuursrechtelijke wetgeving
- Systematiseren en vereenvoudigen van bestuursrechtelijke wetgeving
- Codificeren van ontwikkelingen die zich in de bestuursrechtelijke jurisprudentie hebben
afgetekend
- Treffen van voorzieningen ten aanzien van onderwerpen die zich naar hun aard niet voor
regeling in een bijzondere wet lenen

Categorieën Awb-regels:
- Dwingend recht: regels die zonder uitzondering voor het gehele bestuursrecht gelden. Er is
geen mogelijkheid om van de regel af te wijken. Bij een afwijking van algemene wetten, bijv.
Awb, moet in de memorie van toelichting (kamerstuk waarin de regering het wetsvoorstel
toelicht) bij de bijzondere wet worden gemotiveerd. Lagere regelgevers kunnen er niet van
afwijken.
- Regelend recht: regels die gelden als de voor normale gevallen beste regeling. Er moet van
deze regels kunnen worden afgeweken, ook door lagere regelgevers. Vaak staat er dan ‘tenzij
bij wettelijk voorschrift anders bepaald’.
- Aanvullend recht: gevallen waarvoor het niet goed mogelijk is een algemeen geldende regel
te formuleren, maar waarvoor het wenselijk is dat er een ‘restbepaling’ bestaat wanneer de

, bijzondere regelgever nagelaten heeft een regeling te treffen. Meestal verwijst een artikel
dan eerst naar de bijzondere regeling en pas als daar niets is, gebruik je de Awb.
- Facultatief/optioneel recht: recht dat niet geldt, tenzij een regelgever of bestuursorgaan
bepaalt dat het wel moet worden gevolgd.

Hoofdstuk 3 Bestuur en bestuurden
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Er is een centraal gezag met onderdelen die een
eigen bestuursorganisatie en zelfstandigheid bezitten, maar alleen een afgeleid gezag uitoefenen.
- Territoriale decentralisatie: organen die voor een bepaald territorium een algemene
bevoegdheid hebben gekregen tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften
of tot het nemen van andere beslissingen. Alleen beslissingen nemen die in het belang zijn
van de personen op hun territorium.
- Functionele decentralisatie: bestuursorganen die bevoegd zijn beslissingen te nemen voor
enkele in de wet omschreven terreinen of functies.
- Gemengd  waterschap is belast met waterstaatkundige verzorging binnen een bepaald
gebied.
Een nadeel is dat democratische controle moeilijk is, vooral als een bestuursorgaan niet wordt
gekozen of niet gedwongen kan worden om politieke verantwoording af te leggen aan een wel
gekozen orgaan.

Openbaar lichaam: een aantal organen dat gezamenlijk een gemeenschapsverband vormt. Openbare
lichamen hebben een algemeen (gekozen) bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Alle
openbare lichamen hebben rechtspersoonlijkheid. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn ingesteld
krachtens (publiekrechtelijke) wetten en ontlenen daaraan hun rechtspersoonlijkheid (art. 2:1 BW).
De rechtspersoonlijkheid volgt alleen uit de bijzondere wet en daarom worden ze rechtspersonen
‘sui generis’ genoemd.
- Territoriale openbare lichamen: staat, provincie en gemeente.
- Functionele openbare lichamen: orde of instituut van een bepaalde beroepsgroep, dat met
regelgevende bevoegdheid is belast. Organen kunnen eenzijdig regels vaststellen.

Voor de toepasselijkheid van de Awb moet er een bestuursorgaan zijn. Besturen kan bestaan uit het
vaststellen van regelgeving, het nemen van beschikkingen en het besluiten tot het verrichten van
privaatrechtelijke rechtshandelingen en uit feitelijke handelingen.
- A-bestuursorgaan: instantie maakt deel uit van een publiekrechtelijke rechtspersoon, ‘de
overheid’. Het is voor alle handelingen (ook feitelijke en privaatrechtelijke) gebonden aan de
Awb. Een organisatie kan worden gezien als een publiekrechtelijke rechtspersoon als in een
wet een bepaling staat in de trant van: ‘er is een organisatie x en deze x bezit
rechtspersoonlijkheid’. De publiekrechtelijke rechtspersoon moet niet zelf het
bestuursorgaan zijn. De publiekrechtelijke rechtspersoon is de organisatie die vermogen
heeft en de organen van de organisatie voeren de taken uit en besturen. Het gaat vooral om
organen van de staat, gemeente en provincie. Om te worden gezien als orgaan moet het wel
een bepaalde eigen taak hebben of een zelfstandige plaats innemen op grond van de wet.
- B-bestuursorgaan: andere colleges of personen die met openbaar gezag zijn bekleed. Alleen
als de handelingen en bevoegdheden een publiekrechtelijk karakter hebben, wordt er
gesproken van een b-bestuursorgaan. Het gaat vaak om privaatrechtelijke (rechts)personen
waaraan een deel van een overheidstaak is opgedragen. Het is alleen aan de Awb gebonden
voor zover zij publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefenen (dus voor zover zij besluiten
nemen). Een wet geeft deze instelling de bevoegdheid om eenzijdig de rechtspositie
(rechten/plichten) van andere rechtssubjecten te bepalen.
Soms worden privaatrechtelijke rechtspersonen met overheidsachtige taken belast, zonder
dat daarvoor een wettelijke grondslag is gecreëerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een

, stichting zo nauw samenwerkt met de overheid dat het kan worden gezien als b-
bestuursorgaan. Veel stichtingen zijn aangemerkt als buitenwettelijke b-orgaan. Zo
bewerkstelligt de bestuursrechter dat tegen beslissingen van stichtingen die in feite niet een
bestuursorgaan, rechtsbescherming bij de bestuursrechter openstaat. De Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State zegt dat het bij een buitenwettelijk b-orgaan gaat
om een uitzonderingssituatie. Het kan worden gekwalificeerd als b-orgaan als het voldoet
aan het vereiste dat de criteria voor de geldverstrekking door het orgaan in kwestie in
beslissende mate door een of meer a-organen moeten worden bepaald en aan het vereiste
dat de financiering van de verstrekking door het orgaan van de privaatrechtelijke
rechtspersoon in overwegende mate (in beginsel twee derden of meer) afkomstig moet zijn
van een of meer a-organen.
Art. 1:1 Awb lid 2  ze vallen eigenlijk onder de definitie van a-bestuursorgaan, maar de wetgever
wilde de Awb niet op hun handelen van toepassing verklaren, mede vanwege de staatrechtelijke
positie van die organen (zoals de wetgevende en rechtsprekende macht). Hoofdstukken 2 en 3 Awb
zijn in beginsel van toepassing op handelingen door a-organen verricht.
Organen:
- Van de staat: regering, ministers
- Van de provincie: provinciale staten, gedeputeerde staten, commissaris van de koning
- Van de gemeente: gemeenteraad, burgemeester, college van burgemeester en wethouders

Met de besluitvorming van bestuursorganen moet altijd het belang van de bevolking zijn gediend.
Veel wettelijke voorschriften bepalen dat bij de besluitvorming alleen de belangen van
(rechts)personen die belanghebbende zijn tegen elkaar moten worden afgewogen (art. 3:4 Awb).
Alleen belanghebbenden mogen bezwaar en beroep instellen tegen een besluit (art. 7:1 en 8:1 Awb)
en er is dus geen sprake van actio popularis. Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij
een besluit is betrokken, dus bijvoorbeeld de geadresseerde van een besluit (normadressaat)
wanneer sprake van persoonsgerichte schikking. Dit is dan ook wel de direct-belanghebbende. Voor
een derde-belanghebbende wordt gekeken naar een aantal cumulatieve criteria (ook gebruiken als er
geen sprake is van een direct-belanghebbende)  opera-criteria:
- Objectief bepaalbaar belang: niet louter subjectief, bijv. gebouw in stand houden omdat
overleden vader daar heeft opgetreden.
- Persoonlijk belang: degene die door het besluit wordt geraakt, moet zich in voldoende mate
onderscheiden van andere personen die ook gevolgen van het besluit zullen ondervinden. Hij
onderscheidt zich doordat de rechtsgevolgen voor hem anders zullen zijn.
o Voorbeeld: persoon naast perceel waar boom gekapt wordt, altijd persoonlijk
belang. Overige percelen  afstands- en zichtscriterium: vaak als afstand meer dan
100 meter is en persoon heeft geen zicht, dan sprake van belanghebbendheid. Voor
milieuomgevingsvergunningen nieuw criterium: geen gevolgen als gevolgen wel zijn
vast te stellen, maar de gevolgen voor activiteit van woon-, leef- en bedrijfssituatie
gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
o Concurrenten voldoende onderscheid: werkzaam in zelfde marktsegment qua
productsoort en doelgroep en werkzaam binnen hetzelfde verzorgingsgebied
(geografisch aspect).
- Eigen belang: alleen een gemachtigde kan belangen van een ander behartigen (art. 2:1 Awb).
- Rechtstreeks belang: direct betrokken bij het besluit. Er moet voldoende causaal verband zijn
tussen de gevolgen van het besluit en het geraakte belang. Personen met een afgeleid
belang, bijv. door arbeids- of huurovereenkomst, moeten zich richten tot de persoon met
direct belang.
o Tegengestelde belangen: belang van een afgeleid belanghebbende kan ook als
rechtstreeks geraakt aangemerkt kunnen worden, omdat het belang tegengesteld is
aan dat van de direct belanghebbende. Dit is zo omdat de persoon er dan niet op kan

, vertrouwen dat de direct belanghebbende ook voor het belang van de afgeleid
belanghebbende zal opkomen.
o Fundamentele rechten: als iemand een afgeleid belang heeft, maar wordt getroffen
in zijn fundamentele rechten, dan is er sprake van een rechtstreeks belang.
- Actueel belang: het belang moet daadwerkelijk bestaan en niet een nog onzeker belang
betreffen.

Belanghebbende: aanvragen van besluit en/of degene tot wie het besluit zicht richt: geadresseerde,
direct belanghebbende. Belanghebbenden: natuurlijk persoon, rechtspersoon, bestuursorgaan.
Bestuursorgaan kan bijv. derde-belanghebbende zijn als de hem toevertrouwde belangen bij een
besluit van een ander bestuursorgaan zijn betroken. Rechtspersonen die algemene en collectieve
belangen behartigen kunnen als derde-belanghebbenden optreden.
- Algemene belangen (natuur en cultuur) kijken naar: specifieke statutaire doelstelling van de
rechtspersoon en haar feitelijke werkzaamheden.
- Collectieve belangen: bundel van individuele belangen die rechtstreeks bij een besluit zijn
betrokken.

Hoofdstuk 4 Bestuursbevoegdheid
Als een bestuursorgaan een besluit neemt, terwijl het daartoe op grond van de wet geen
bevoegdheid heeft, leidt dat in beginsel tot vernietiging van het betreffende besluit door de
bestuursrechter. Bestuursorganen mogen alleen handelen wanneer zij daartoe op grond van de wet
bevoegd zijn. Beginselen rechtsstaat:
- Wetmatigheid van bestuur (legaliteitsbeginsel): pas ingrijpen als er een wettelijke
bevoegdheid voor bestaat. Het bestuur is gebonden aan het recht.
- Grondrechten: mogen niet door de overheid worden aangetast.
- Scheiding van machten: ze controleren en elkaar en houden elkaar in evenwicht.
- Onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke controle
Nederland is een democratische rechtsstaat: wetgeving komt op democratische wijze tot stand en
controle ligt mede in de handen van vertegenwoordigende organen, die door het volk in verkiezingen
zijn gekozen.

Legaliteitsbeginsel: geen bestuurshandelen zonder wettelijke bevoegdheid en de bij de wet
toegekende bevoegdheid moet worden uitgeoefend in overeenstemming met het recht. Dit zorgt
voor rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. De precieze reikwijdte van het legaliteitsbeginsel is niet
duidelijk. Zelfs wanneer de eis van een wettelijke bevoegdheid zou gelden voor iedere vorm van
overheidsoptreden, zou de burger daaraan niet heel veel zekerheden kunnen ontlenen, want:
- Wetgeving is instrumenteler geworden: wet staat meer in dienst van verwezenlijking van
politiek-bestuurlijke doelstellingen en het bestuur daarvoor bevoegdheden toekent, zonder
dat wordt aangegeven hoe de bevoegdheden gebruikt mogen worden.
- Er wordt meer gebruik gemaakt van kaderwetgeving. Daarin wordt geregeld dat op lager
niveau regels over een bepaald onderwerp kunnen worden vastgesteld.

Specialiteitsbeginsel (art. 3:4 Awb): het bestuur mag bij het gebruikmaken van een wettelijk
toegekende bevoegdheid alleen die belangen meewegen, die de betreffende regeling specifiek
beoogt te beschermen. Bevoegdheden worden door de wetgever immers met een speciaal doel
toegekend en mogen daarom alleen ter behartiging van dit doel worden gebruikt. Er is sprake van
détournement de pouvoir (art. 3:3 Awb): bestuursorganen mogen een toegekende bevoegdheid niet
voor een ander doel gebruiken dan waarvoor die is verleend.

Attributie: rechtstreeks toedelen van bevoegdheden door een wetgever. Het is een oorspronkelijke
bevoegdheidsverkrijging, want ze is niet afgeleid (derivatief) van een al bestaande bevoegdheid.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur vanhemertjulia. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,59. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

77988 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!

Récemment vu par vous


€5,59  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter