5
HOOFDSTUK 1: DOMESTICATIE EN SELECTIE
DOMESTICATIE DOORHEEN DE GESCHIEDENIS
▪ Domesticatie = het tot huisdier maken van oorspronkelijk wilde dieren door ze aan te passen aan de
levensomstandigheden van de mens
▪ Doel
o Zeer beperkt in eerste instantie → dier moest nuttig zijn
o Tweede instantie benutten meerdere eigenschappen per diersoort
o Ontwikkeling verschillende productierichtingen
o Ontstaan aparte gespecialiseerde populaties/rassen
▪ Oorsprong: Aziatisch Turkije, Egypte + Zuidoost-Europa
o 5.000 – 4.000 v.Chr.hr.: Egyptenaren ploegden met runderspannen
HOMO SAPIENS, IJSTIJD, CA. 35.000 – 40.000 JAAR GELE DEN
▪ Gemiddelde jaartemperatuur: van -5°C tot 15°C
o Bodemlaag was bevroren (behalve in zomer)
o Overleefden dankzij jacht op dieren
▪ Leefden nomadisch bestaan → volgden dieren die op hun beurt beschikbare voedsel volgden
▪ Later: houden zwakke dieren aan voor latere consumptie (primitieve vorm van dierhouderij)
EIGENLIJKE DOMESTICATIE: NA IJSTIJD, CA. 12.000 – 13.000 JAAR GELEDEN
▪ Sindsdien ingrijpende veranderingen in fauna en flora
▪ Dieren waren ‘nuttiger’ levend: levende dieren als voedselreserve
▪ Onderdanigheid afgedwongen door uithongering
▪ Eerste gedomesticeerde dier: herbivoren, geen voedselcompetentie met mens
o Behalve hond: eerst huisdiersoort rond 10 000 v.Chr.hr.: aasvreter in nabijheid v/d mens
▪ Andere diersoorten:
o Geit (West-Azië): rond 9 000 v.Chr.
o Schaap (Irak): rond 7500 v.Chr. (als kudde zeer geschikt voor nomaden)
o Varken (China): 7 000 v.Chr. pas na sedentaire levenswijze werd ingevoerd
o Rund of oeros (oorspronkelijk rund, uitgestorven) rond 6 000 – 4 000 v.Chr.
o Duiven (Mesopotamië) 5 000 v.Chr.
o Ezel (Noord-Afrika) 4 500 v.Chr.
o Kip (Indië) 4 000 v.Chr.
o Paard (Oekraïne) 3 500 v.Chr.
o Kat (Egypte) 2 500 v.Chr.
BIJ ROMEINEN (VANAF 400V.CHR.)
▪ Eerste tekenen van gastronomie
o Kweken wilde hazen in leporaria
o Duiven in columbaria: vleesproductie
o Eenden en ganzen dwangmatig gevoederd: vette levers/foie gras
▪ Parelhoen afkomstig uit Afrika (vanaf 100 v.Chr., Grieken reeds 500 v.Chr.)
MIDDELEEUWEN
▪ Gebruikte meest voorkomende huisdiersoorten al
▪ Kalkoen en cavia uit Amerika volgden later, konijnen vanaf 1 600 n.Chr. in Europa
SELECTIE, DE MEEST RECENTE FASE VAN DOMESTICATIE
▪ Diversiteit en specialisatie bij huisdierrassen
o Enerzijds omwille van aanpassingsvermogen aan mens
o Anderzijds door sterk doorgedreven selectie o.b.v. specifiek en wetenschappelijk gefundeerde
▪ Paringen gebeuren met zorgvuldig uitgekozen fokdieren
▪ Versnelling van de specialisatie gedurende laatste eeuwen, zeker sinds 1950
o Productiviteit bij nutsdieren extreem toegenomen
o Binnen soorten: gespecialiseerde rassen (individuele waarde dier ↘)
, 6
▪ ‘Empirisme’ maakt plaats voor hightech selectie
▪ Gezonde dieren zodanig managen → fokken om een optimaal dier te krijgen o.b.v.
o Erfelijkheidsleer
o Biotechnologie
o Biometrie, ‘big data’
o Computerwetenschappen
o Diervoeding
o Geassisteerde voortplanting (ART)
▪ KI: kunstmatige inseminatie
▪ MOET: multiple ovulatie en embryotransfer
▪ ovum pick up en in vitro embryo productie (OPU/IVF)
o Verhoging van het potentieel van vrouwelijke donoren
▪ Klonen
GEVOLGEN VAN DOMESTICATIE EN SELECTIE
MORFOLOGISCHE KENMERKEN (→ UITWENDIGE KENMERKEN)
▪ Door wegvallen van natuurlijke vijanden
▪ Veranderende lichaamsbouw
o Verdedigingsstructuren vallen weg: gewei, hoornen, slagtanden, …
▪ Bv. wilde zwijnen gedomesticeerde varkens
• Hebben sterkere voorhand
• Groot atletisch hart + grote longen
• Zwaarder skelet
Figuur 1: morfologische verschillen tussen het wild en gedomesticeerd varken
▪ Selectie kan abnormaliteit introduceren: soms levensbedreigend
▪ Aantal voorbeelden:
o Verkorte bovenkaak → reductie lengte ademhalingswegen (mopshond)
o Verkorte van ledematen (basset hond)
o Wanverhoudingen ten gevolge van ras standaarden/voorkeur eigenaars Figuur 2: mopshond met verkorte snuit
(chihuahua/dikbillen)
o Andere vb.: Onnatuurlijke huid (Shar Pei), lakenvelder-kleur …
▪ Dier wordt afhankelijk van bescherming van de mens (vb.: naaktkat)
▪ Verandering in beharing/lichaamsbedekking: langere wol, andere haarsoorten
▪ Verandering wegens liefhebberij: konijnen en kippen: kopversierselen die natuurlijk gezien niet
kunnen
▪ Meer variatie in bevedering bij duiven, kippen …
Figuur 3: naaktkat
▪ Monotone schutkleuren verdwijnen → maakt plaats voor diversificatie, bont haarkleed….
Figuur 4: Lakenvelder-kenmerk
, 7
FYSIOLOGISCHE KENMERKEN (→ FUNCTIONELE EIGENSCHAPPEN)
▪ Aanleercapaciteit: verschilt per diersoort (hond en paard = groot)
o Aanleren of africhten berust op:
▪ Herhaling
▪ Ritme: volgorde, onderhouden, memorisatie
▪ Continuïteit
▪ Progressiviteit: van eenvoudige verrichtingen naar ingewikkelde
o Efficiënte africhting: gebaseerd op onmiddellijke en onvoorwaardelijke gehoorzaamheid
▪ Soepelheid, regelmaat van de gevraagde acties
▪ Geen ongewenste nevenreacties
o Band huisdier-mens → hechter gemaakt
o Toename controle en hanteerbaarheid: productieprocessen en sportprestaties ↗
▪ Aanpassingen in paringsgedrag, broedgedrag: voortplantingskarakteristiek verandert
o ‘Voordelen’ voor economie dankzij selectie:
▪ Vroegrijpheid door selectie: vlugger naar consumptie (varken, rund … )
▪ Seizoensgebonden voortplanting evolueert naar continue kwekers
▪ ‘Verbetering’ vruchtbaarheid: toename v/d worpgrootte bij multiparen
▪ Achteruitgang van moederinstin.Chr.t ten voordele van productiviteit
• (kippen, koeien) (aanvankelijk: enkel melk voor kalf, nu melk in overvloed produceren)
▪ Verandering in hersenomvang en organisatie bij huisdieren
▪ Voordeel
• Delen i.v.m. geheugen, de ‘wil’ en verstand ↗
▪ Nadelen
• Aanpassingen in overlevingsinstinct:
o Delen i.v.m. waarneming en motoriek ↘
o door bescherming minder alert
• Instinctmatige reflexen ↘: waarschuwingen, vluchten, verdedigen, vangen van prooien
• Industriële uitbating van nutsdieren zorgt voor hersenreductie
▪ Verworven kenmerken worden doorgegeven: selectie en infokken v erfelijke kenmerken
▪ Overleven zonder permanente bijstand van de mens wordt soms onmogelijk
▪ Locomotiestoornissen (aandoeningen aan bewegingsapparaat): vb.: hond met
verkorte doggenmuil, + groot hoofd natuurlijke partus, defecte heupgewrichten
(heupdysplasie)
▪ Dikbilrunderen met verplichte keizersnede
▪ neurotische legkippen met pikzucht waardoor ze elkaar verwonden
▪ Stressgevoelige varkens: dood door stress
SYSTEMATIEK
ALGEMEEN
▪ Indeling o.b.v.: Klassen – orden – families – geslachten – diersoorten (species) - rassen
o Belangrijkste klassen: Aves (vogels) en mammalia (zoogdieren)
o Belangrijke kenmerken mammalia:
▪ Warmbloedig (homoïotherm)
▪ Zo goed als allemaal behaard (soms slechts rudimentair aanwezig bij (bv. varken))
▪ Zo goed als allemaal levendbarend
▪ Voeden hun jongen: ‘gezoogd’ met melk
, 8
AVES
▪ 26-tal orden waaronder 3 belangrijke:
o Ansiformes of eendvogels (ganzen, eenden en zwanen)
o Columbiformes of duifachtigen (Columba)
o Galliformes of hoenderachtigen
▪ Gallus gallus (kip) en Meleagris gallopavo (kalkoen)
MAMMALIA
▪ Eutheria onderverdeeld in 14-tal orden waaronder 4 belangrijke:
o Perissodactyla of onevenhoevigen: binnen familie Equidae (paardachtigen)
onderscheid men volgende soorten:
▪ Paard
• Equus przewalski (Mongools wild paard)
• Equus caballus gmelini (Tarpan)
• Equus caballus (gedomesticeerd paard)
o Ezel
• Equus asinus africanus (Nubische ezel), waarvan afkomstig:
Equus asinus asinus (gedomesticeerde huisezel)
• Equus asinus somalicus (Somalische ezel)
• Equus zebra: zebra, niet gedomesticeerd (wild)
o Artiodactyla of evenhoevigen: omvangrijke orde die belangrijkste landbouwhuisdieren omvat
(varken, rund, schaap en geit)
▪ Suborde Neobundontata = niet-herkauwers (wild zwijn en varken, Sus scrofa)
▪ Suborde Ruminantia = herkauwers (rund, schaap, geit) Suborde
van Ruminantia: Bovidae of holhoornigen
▪ Caprinae (bokken): Ovis aries (huisschaap) en Capra hircus (huisgeit)
▪ Bovinae (runderen): Bubalus (buffels),
▪ Bos (bizons, yak, Bos taurus (huisrund gematigde streken)
en Bos indicus (Zebu in tropen en subtropen))
▪ Groot aantal verschillende rassen!