Taelman Larissa
Integrerende casuïstiek en simulatie
1. Begripsverklaring
Interprofessioneel:
Overleg tss verschillende disciplines waarbij er uitwisseling is van info , idee en
aanbeveling(en). In samenspraak en gedeelde verantwoordelijkheid een
gemeenschappelijke en doelgerichte aanpak ontwikkelen.
Intra-professioneel:
Samenwerking tss zorgverleners binnen eenzelfde beroepsgroep bv; samenwerking
in vpk’team.
Klinisch redeneren:
Een methodische/systematische benadering v/e zorgvrager vertrekkend van de
uitgangsvraag ‘hoe gaat het?’. 3 competenties : observeren, analyseren en
communiceren.
Patiëntveiligheid:
Het voorkomen van schade a/d patiënt als gevolg v/d zorg of door het contact met het
zorgsysteem.
Proactief:
Proactief handelen = vooruitlopen op verwachte ontwikkelingen of ontwikkelingen
vanuit eigen kracht in gang zetten.
Verpleegprobleem:
Synoniem aan verpleegdiagnose , kernprobleem , zorgbehoefte , zorgvraag.
Nadruk leggen op empowerende benadering (!!).
Verpleegkundige diagnose = ‘’klinische uitspraak over ervaringen/reacties v/e
persoon/gezin/groep op feitelijke (actuele) of dreigende (potentiële)
gezondheidsproblemen. = basis voor keuze v verpleegkundige interventies.
Zorgthema:
Vertegenwoordigt een belangrijk functioneel (deel)gebied v/d mens. Zowel de
fysiologische functies als het functioneren en participeren in en deelnemen aan
activiteiten in onze maatschappij.
Zorgvrager:
“een persoon die vraagt om zorg, zorgbehoevende persoon”. De term zorgvrager =
‘patiënt’, ‘cliënt’, ‘bewoner’. Niet elke persoon die zorg nodig heeft , vraagt zelf om
zorg. AKA zorgontvanger. Persoon zien in ruoimere conaxt v/zijn leven (familie ,
naasten , omgeving,…).
,2. Klinisch redeneren
= het continue proces van kritisch denken, gegevensverzameling en analyse ,
gericht op vragen en problemen van een individu en dienst naasten, in relatie tot
ziekte en gezondheid, om tot het beste besluit over de zorg van deze patiënt te
komen.
DE DRIE KERNCOMPETENTIES :
A. Kerncompetentie observeren :
- kernvraag : ‘wat signaleer je , op dit moment , bij deze patiënt?’
- doel : ‘verpleegkundige interpretatie vd gesteldheid v specifieke functies in relatie tot
het functioneren vd patiënt’
B. Kerncompetentie analyseren :
- kernvraag : ‘wat gaat (niet) goed , is in gevaar , wat moet er gebeuren?’
- doel : “verpleegkundige interpretatie vd gesteldheid v specifieke functies in relatie
tot het functioneren vd patiënt
C. Kerncompetentie communiceren:
- kernvraag ‘met wie , ober wie , hoe en wanneer en waarover?’
- doel : ‘elkaar informeren en elkaars bevindingen delen om gezamenlijke tot
eenduidige en eendrachtige klinische besluitvorming te komen’
DOEL VAN KLINISCH REDENEREN :
= klinische problemen systematisch verwoorden , analyseren en oplossen en
vaststellen v diagnoses , resultaten en interventies. + vanuit ziekte of gezondheid ,
beslissingen nemen , om meest optimale zorg te geven.
DOELGROEP VAN KLINISCH REDENEREN :
= alle gezondheidsprofessionals die individuele beroepsverantwoordelijkheid dragen
voor het stellen van (verpleeg)diagnosen en behandelingen.
KENMERKEN EN VOORWAARDEN KLINISCH REDENEREN :
A. Goede kennis vereist :
Kennis = fundament onder klinische expertise vd verpleegkundige die EBP
gebruikt als ingrediënt voor klinisch redeneren.
achtergrondkennis (basiskennis die weinig verandert)
voorgrondkennis ( evolueert snel)
!!! onderbouwkennis
B. Evidence-based practice :
= EBP
duidelijk onderscheid tss :
intuïtief denken/intuïtieve besluiten (gevoelsmatig)
rationeel denken/analytische besluiten( verstandelijk)
!! Ervaring speelt een rol
!! Besluitvorming steunt op wetenschappelijk bewijs, doch pt en omgeving als
uitgangspunt zien. =>klinische expertise (beide componenten in acht voor besluit)
2
, C. Continu kritisch denkproces :
continu = tijdens directe (contact met pt) én indirecte zorgactiviteiten (bv
overdracht)
kritisch denkproces = ‘critical thinking’ not ‘clinical decision making’
KRITISCH DENKEN IS :
‘het gebruik v hogere denkvaardigheden (analyseren/beoordelen) bij verwerking v
info op zo’n manier dat de kans vergroot tot besluiten en acties komen die logisch
, kloppend , adequaat en passend zijn’
vereist cognitieve en metacognitieve vaardigheden
- Verloop vh denkproces :
diagnostisch -> oorzakelijk -> prognostisch -> therapeutisch redeneren
DENKEN KRITISCH DENKEN
Onbewust/routinematig Bewust
Ongecontroleerd Systematisch
(planmatig/procesmatig/stappenplan)
Geen methodisch handelen Steunt op strategieën , methoden
Geen of te weinig waaromvragen ‘Waaromvragen’
Onvoldoende inzet van Gebruik van cognitieve en
cognitieve en metacognitieve metacognitieve vaardigheden
vaardeigheden (reflectievaardigheden)
D. Elke klinische beslissing is een morele beslissing :
wat is het juiste om te doen?
wat is moreel verantwoord om te doen?
!!! Belangrijke aandachtspunten :
- Evidentie (onderbouwing/EBP)
- Waarden en normen : vd pt en omgeving , persoonlijke , professionele en
publieke waarden en normen
E. Methodisch handelen :
= procesmatig denken = vast stappenplan volgen = planmatig handelen
- Valkuilen indien niet methodisch gehandeld wordt :
miskenning v/problemen , verkeerde inschatting , onjuiste conclusies
- Kenmerken v methodisch handelen :
dynamisch proces (stappen kunnen overlappen , terugkeren in stappen is
mogelijk)
toepasbaar in elke setting vd gezondheidszorg
3