Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Strafrecht - Minor Criminologie en Strafrecht €5,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Strafrecht - Minor Criminologie en Strafrecht

 50 vues  3 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

In deze samenvatting vind je alles wat je moet leren voor het vak Strafrecht, van de minor Criminologie en Strafrecht. Het bevat de te leren hoofdstukken uit het boek strafprocesrecht, het boek 'Dagvaarding' is samengevat en tot slot zijn alle documenten van Onderwijs Online samengevat.

Aperçu 4 sur 128  pages

  • 22 novembre 2022
  • 128
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Minor: Criminologie en Strafrecht
School: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Vak: Strafrecht
Les 1 en les 4: Ons strafrecht 2: strafprocesrecht hoofdstuk 7 en
hoofdstuk 14.

Hoofdstuk 7: De verdachte en zijn raadsman
7.1 Inleiding
De positie van een verdachte (een persoon charged with a criminal offence)
wordt beheerst door de onschuldpresumptie en het nemo tenetur-beginsel.
- Onschuldpresumptie: je bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is.
- Nemo tenetur: niemand is gehouden om aan zijn eigen veroordeling mee
te werken.
De verdachte moet de aanklacht op basis van equality of arms moeten kunnen
bestrijden. Hij is daarbij vrij om zijn eigen proceshouding te kiezen en zijn
verdedigingsstrategie te bepalen.
Artikel 6 lid 3 sub c EVRM geeft de verdachte het recht om zichzelf te verdedigen
met behulp van rechtsbijstand. De overheid moet soms voorzien van gratis
rechtsbijstand.

7.2 Verdachte en verdenking
7.2.1 Twee begrippen verdachte
In art. 27 Sv worden twee verschillende definities gegeven van de verdachte.
Voordat de vervolging is aangevangen geldt de omschrijving gegeven in het
eerste lid, het gaat om degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden
een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. Na de
aanvang van de vervolging is de verdachte eenvoudig ‘degene tegen wie de
vervolging is gericht’. Lid 1 eist een redelijke verdenking, lid 2 niet.

7.2.2 Redelijk vermoeden van schuld
In art. 53 en 54 Sv is de arrestatie van de verdachte geregeld. Bepalend is
daarbij of aan de definitie van art. 27 lid 1 Sv is voldaan. Als het redelijk
vermoeden van schuld ontbreekt, mag niet tot arrestatie worden overgegaan
(verdenkingsvoorwaarde). Art. 27 lid 1 Sv bestaat uit 3 elementen:
1. Vermoeden dat betrekking heeft op schuld aan een strafbaar feit
(vermoedelijk daderschap).
o Schulduitsluitingsgronden spelen geen rol bij de schuld waarop art.
27 lid 1 Sv doelt.
2. Vermoeden dat redelijk is. Het moet objectief gerechtvaardigd zijn.
3. Het vermoeden van schuld moet voortvloeien uit feiten of
omstandigheden.
De wet stelt geen bijzondere eisen aan de wijze waarop het vermoeden ontstaat.
Een aanhouding buiten heterdaad kan niet zonder tussenkomst van de OvJ
geschieden (art. 53 Sv). De OvJ toetst of er een redelijke verdenking bestaat.
Bij een aanhouding op heterdaad ontbreekt een voorafgaande toetsing. Het
accent komt te liggen op de toetsing die de rechter achteraf verricht. De rechter
toetst marginaal. Hij gaat niet in de schoenen van de opsporingsambtenaar
staan, maar hij beoordeelt of hij die persoon als een verdachte aan heeft mogen
merken. Hierdoor wordt de opsporingsambtenaar enige beoordelingsvrijheid
gelaten.

7.2.3 De functie van het formele begrip ‘verdachte’
Na de aanvang van de vervolging geldt een formeel criterium: verdachte is
degene tegen wie de vervolging zich richt. De rechtspositie van de persoon die

,wordt vervolgd, moet worden geregeld onafhankelijk van de vraag of ten aanzien
van die persoon nog een redelijk vermoeden van schuld bestaat. Diegene heeft
namelijk ook rechten, zoals het recht op rechtsbijstand.

7.2.4 Vergelijking met art. 6 EVRM
In art. 6 EVRM worden rechten toegekend aan ‘everyone charged with a criminal
offence’. Er is sprake van een criminal charge zodra ‘vanwege de Nederlandse
Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in
redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een
bepaald strafbaar feit door het OM een strafvervolging zal worden ingesteld. Er is
geen verdenkingsvoorwaarde nodig. Zodra de burger uit een official notification
of uit ander optreden van autoriteiten kan opmaken dat hij in staat van
beschuldiging is gesteld, geldt hij als een vervolgde in de zin van art. 6 EVRM.
Net zoals in art. 27 lid 2 Sv is het bestaan van een redelijke verdenking niet
vereist. Van een criminal charge is vaak al sprake voordat de vervolging naar
Nederlands recht formeel aanvangt. Dat betekent dat iemand die nog geen
verdachte is in de zin van art. 27 lid 2 Sv, al wel een vervolgde kan zij in de zin
van art. 6 EVRM. Van een criminal charge is ook sprake als er bijvoorbeeld een
bestuurlijke boete wordt opgelegd, het is dus niet uitsluitend voor het strafrecht.

7.3 Zwijgrecht en verhoor
7.3.1 Art. 29 Sv: ratio en betekenis
In art. 29 en 29a Sv worden voorschriften gegeven met betrekking tot het
verhoor van de verdachte. Lid 1 bepaalt dat er geen ongeoorloofde druk op de
verdachte mag worden uitgeoefend. Pressieverbod: de rechter of ambtenaar
moet zich onthouden van alles wat de strekking heeft een verklaring te
verkrijgen waarvan niet kan worden gezegd dat zij in vrijheid is afgelegd.
In lid 2 is bepaald dat de verdachte niet tot antwoorden verplicht is (cautie). De
verdachte moet daarop voor zijn verhoor worden gewezen.

7.3.2 Het pressieverbod
Het pressieverbod strekt zich ook tot bedreigingen. Bijvoorbeeld een zwaardere
straf of langer voorarrest. Manipulatie is ook in strijd met art. 29 Sv. Bijvoorbeeld
tegen de verdachte zeggen dat zijn medeverdachte een verklaring heeft
afgelegd, zodat hij geen keus meer denkt te hebben. Het stellen van strikvragen
mag ook niet. Art. 29 Sv wordt beheerst door een belangenafweging. Lid 3 van
art. 29 Sv geeft de verdachte en zijn raadsman het recht om opmerkingen te
maken over de weergave van het verhoor. Als de verbalisant die opmerkingen
niet overneemt, dient hij ze in het proces-verbaal te vermelden. De plicht om zo
volledig mogelijk verslag te doen van de wijze waarop het verhoor is verlopen,
weerhoudt de verhorende ambtenaar wellicht om verhoormethoden te bezigen
die het daglicht niet kunnen velen. De verplichting om te melden dat de burger
verdachte is en welke rechten hij heeft, zijn ook onderdelen van het voorkomen
van pressie van ambtenaren.

7.3.3 Cautie en verhoor
Art. 29 Sv geldt voor alle gevallen waarin iemand als verdachte wordt gehoord.
Dit geldt ook bijvoorbeeld in de auto naar het politiebureau, als iemand op straat
vragen beantwoord om een aanhouding te voorkomen of iemand die zich
vrijwillig op het politiebureau meldt.
In het zo even arrest is bepaald: als verhoor in de zin van art. 29 Sv worden
beschouwd alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte
aangemerkt persoon betreffende diens betrokkenheid bij een geconstateerd
strafbaar feit.

, - Iemand kan als verdachte of aangever worden verhoord (vechtpartij), dan
moet cautie gegeven worden indien iemand als verdachte wordt verhoord.
De hoedanigheid van verdachte kan iemand alleen hebben als hij door een
opsporingsambtenaar als verdachte is aangemerkt.
- Zwijgrecht geldt alleen op vragen die betrekking hebben op het strafbare
feit, dus niet of iemand melk in de koffie wil.
Van het geven van cautie moet melding worden gemaakt in het proces-verbaal.
Laat de opsporingsambtenaar dit na, dan moet zolang het tegendeel niet blijkt,
ervan uitgegaan worden dat dit niet is gegeven. De verklaring van verdachte
mag dan niet als bewijs gebruikt worden. Dit is anders als aannemelijk is dat de
verdachte door het verzuim niet in zijn verdediging is geschaad (bijvoorbeeld als
de verdachte bij zijn verhoor wordt bijgestaan door een raadsman).

7.3.4 Zwijgrecht en inlichtingenplicht
Het zwijgrecht gaat voor de inlichtingenplicht. De inlichtingenplichtige mag dus
zwijgen zodra te zijnen aanzien sprake is van een redelijk vermoeden van schuld.
Informatie die de verdachte op grond van een wettelijke plicht heeft verstrekt
voordat er sprake was van een redelijke verdenking, mag niet in het strafproces
worden gebruikt.
7.4 Het recht op rechtsbijstand
7.4.1 Het EVRM
Art. 6 lid 3 sub c EVRM geeft de verdachte het recht om zich op eigen houtje te
verdedigen of met behulp van een advocaat.
Bij een verplichte rechtsbijstand mag de verdachte ook zelf het woord voeren. Bij
verplichte procesvertegenwoordiging moet de verdachte alles aan zijn raadsman
overlaten. Een verdragsluitende partij mag verplichte rechtsbijstand verplichten,
maar verplichte procesvertegenwoordiging niet.
Het recht op vrije advocatenkeuze staat centraal bij het recht op rechtsbijstand.
Art. 6 lid 3 sub c EVRM geeft de verdachte het recht op ‘legal assistance’. Een
recht om zich door juridische leken te laten verdedigen, heeft de verdachte niet.
Wanneer een verdachte niet genoeg geld heeft, moet de overheid zorgen voor
gratis rechtsbijstand. Dan geldt vrije advocatenkeuze niet. Wel moet bij de
toewijzing van een advocaat met de voorkeuren van de verdachte rekening
worden gehouden. Als de verdachte vervolgd wordt voor lichte ingrijpen, geldt
niet het recht op gratis rechtsbijstand (het is niet absoluut).

7.4.2 Het wettelijke kader
De Nederlandse wetgever heeft niet gekozen voor een systeem waarbij
verplichte rechtsbijstand de regel is. Art. 28a lid 1 Sv bepaalt dat de verdachte
afstand kan doen op zijn recht op rechtsbijstand, maar deze afstand moet wel
vrijwillig en ondubbelzinnig zijn. In art. 509a e.v. Sv staat dat als de rechter
vermoedt dat de verdachte ten gevolge van een geestelijke stoornis niet in staat
is zijn belangen behoorlijk te behartigen hij zijn verdediging kan opdragen aan
een aangewezen raadsman. Dit kan in strijd zijn met de wil van de verdachte,
maar dit is niet in strijd met art. 6 EVRM.
Art. 28c en 28d Sv bepalen dat de aangehouden verdachte het recht heeft om
voorafgaande aan het eerste politieverhoor een raadsman te raadplegen en de
raadsman de politieverhoren kan bijwonen.
Een raadsman aangewezen door de staat is geregeld in de Wet op
Rechtsbijstand. De verdachte betaald een eigen bijdrage (art. 35 Wrb).

7.4.3 De gekozen raadsman
De gekozen raadsman staat in de wettelijke regeling voorop. Volgens art. 38 lid 1
Sv is de verdachte te allen tijde bevoegd een of meer raadslieden te kiezen. De

, gekozen raadsman gaat dan voor een eventueel eerder aangewezen raadsman.
Art. 37 Sv bepaalt dat alleen personen die in Nederland als advocaat
ingeschreven staan, als raadslieden worden toegelaten. Dit artikel geeft
advocaten een monopoliepositie. De eisen aan advocaten staan in de
Advocatenwet. Het monopolie van advocaten heeft 3 voordelen: advocaten
hebben kennis van zaken en dit zorgt voor een vlot procesverloop en zij hebben
bepaalde rechten zoals recht op inzage. Advocaten staan onder toezicht van de
Deken van de Nederlandse Orde van Advocaten. Zij zijn gebonden aan ereregels
en onderworpen aan tuchtrecht.
Een toegevoegde raadsman is ook een gekozen raadsman. Een verzoek wordt
namelijk door een advocaat ingediend namens de verdachte.

7.4.4 De aangewezen raadsman
In art. 39 Sv is de piketregeling geregeld. De verdachte kan worden bijgestaan
door een advocaat die op dat moment piketdienst heeft. Een verdachte moet
voor het eerste politieverhoor recht hebben een advocaat te raadplegen. Volgens
art. 39 lid 4 Sv eindigt de aanwijzing van een piketadvocaat op het moment
waarop de aangehouden en vervolgens mogelijk in verzekering gestelde
verdachte op vrije voeten wordt gesteld. Daarnaast eindigt de aanwijzing als de
verdachte na afloop van de inverzekeringstelling niet wordt vrijgelaten omdat de
RC de bewaring heeft bevolen. Dan moet een raadsman aangewezen worden, die
tijdens de hele behandeling van de zaak in eerste aanleg optreedt.
Art. 40 Sv regelt de aanwijzing van een raadsman in geval van voorlopige
hechtenis. Die aanwijzing dient in eerste aanleg te geschieden zodra de
voorlopige hechtenis van de verdachte is bevolen.
De verdachte moet de raad van rechtsbijstand zelf om een raadsman verzoeken
indien verdachten uit andere hoofde van hun vrijheid zijn beroofd, bijvoorbeeld
verdachten die alsnog een eerder opgelegde straf moeten uitzitten.
Art. 41 lid 2 Sv is een vangnetbepaling voor verdachten die op vrije voeten zijn,
maar niet goed in staat blijken hun eigen verdediging te voeren.

7.5 Taak en positie raadsman
7.5.1 Uitgangspunten en beginselen
De rol van de raadsman is een adviserende en ondersteunende rol. Hij adviseert
de verdachte bij het voeren van diens verdediging. Hij ondersteunt de verdachte
als vertrouwenspersoon ook in psychologische zin. Uitgangspunten voor het doen
en laten van de raadsman:
1. Onafhankelijkheid: hij behartigt alleen de belangen van de verdachte.
2. Onzelfstandigheid: de raadsman adviseert, maar de verdachte beslist. De
verdediging die de raadsman voert, moet de instemming van de verdachte
hebben.
3. Geen vereenzelviging: de raadsman is de verdachte niet. Dus als de
verdachte ontkent en de raadsman bekent, dit niet voor bewijs gebruikt
mag worden.
4. Gelijke processuele bevoegdheden: de raadsman mag niet meer of minder
bevoegdheden hebben dan de verdachte. De raadsman kan niet verplicht
worden bepaalde gegevens voor zijn cliënt achter te houden.
5. Vertrouwelijkheid: de raadsman is verplicht tot geheimhouding. De
geheimhoudingsplicht wordt ondersteunt door het verschoningsrecht (art.
218 Sv).
6. Eenheid in optreden naar buiten: de raadsman mag de verdachte niet in
het openbaar afvallen als hij zich tijdens de zitting anders opstelt dan was
afgesproken. De rechter mag niet proberen een kloof te maken tussen de
verdachte en zijn raadsman.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noemigroeneveld. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

76449 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  3x  vendu
  • (0)
  Ajouter