(NEURO)BIOLOGIE
Biologie houdt in…
- Voedselopname
= iedere mens heeft eten nodig
= uit dit eten halen we voedingsstoffen om te overleven, om energie te produceren
(glucose + zuurstof = energie)
- Stofwisseling
- Voortplanting
= doel van het leven om steeds maar beter te worden (volgens de evolutie)
- Reactie om de omgeving
= alles reageert op leven, ook op onze genen en neurologische ontwikkeling
bv) mensen die stress ervaren hun systeem en brein zal er heel anders uitzien
- Groei en ontwikkeling
- Erfelijkheid
= de genetische rugzak, datgene dat je meekrijgt (kan stevig zijn)
DEEL 1: (EPI)GENETICA
= hoe heeft de omgeving invloed op je genen
H1. BOUWSTENEN EN CELCYCLUS
1. BOUWSTENEN van ons lichaam
1.1 koolhydraten/suikers/sachariden
bv) fructose, glucose, sacharose, galactose, maltose,…
- monosachariden : enkelvoudig
- disachariden : tweedelig
- polysachariden : meerdere ketens
suikers opslaan in de lever = glycogeen
bv) sebiet naar de bus en dus energie nodig dus we nemen het glycogeen uit onze lever om
energie te krijgen (stofwisseling)
1.2 lipiden/vetten
= gebruiken als isolatie-laag
= wand van iedere cel is vet
= 2x meer energie als bij suiker
- verzadigde = dierlijk = minder gezond, slecht vrteren
- onverzadigd = plantaardig = keten is niet helemaal vol, makkelijk verteren
1.3 eiwitten / proteïnen
= resultaat van de genetica, het gebruik van ons DNA, het kookboek voor onze eiwitten
- plasma-eiwitten (onderdeel bloed): zitten immunoglobuline en zorgen voor immuunsysteem
- receptoreiwitten = eiwitten zorgen ervoor dat we zaken opvangen en luisteren
- hormonen zoals insuline
- enzymen is een stof die zorgt voor een chemische reactie, het zijn verteringsstoffen
1
,BOUW VAN DE EIWITTEN
Aminozuren = polypeptideketen = veel peptideketen = veel bindingen tussen ketens
- ong 20 in ons lichaam (door voeding of zelf gemaakt)
- kleinste eenheid van een eiwit
- sporters die eiwitshake drinken door eiwitten zorgen bv voor spierontwikkelingen
- bv) 150 aminozuren – gaat naar 3-dimentionele structuur (anders lukt het niet, gaat
het niet werken)
- veel myoglobine in bloed = veel spierafbraak, spierziekte
- keratine maakt de poriën in het haar dicht
- hemoglobine = ijzermolecules
1.4 nucleinezuren
(2 soorten: DNA en RNA)
= DNA & (daaruit ontstaan) RNA
= een moleculen waar de erfelijke informatie is opgeslagen
= in elke cel(kern) zit DNA, maar elke cel kijkt enkel naar datgene dat die cel nodig heeft
= langgerekte molecule (46) met veel genen (DNA-koord)
= DNA omschrijven naar RNA = eiwit
= DNA bestaat uit Nucleinezuren (kleinste eenheid DNA)
= dubbele helix: draait rond de eigen as, zodat ze in onze cel passen
DNA
= opslag erfelijk materiaal in de celkern, er kan niets aan
RNA
= kan wel uit de celkern komen en eiwitten vormen
= is veel korter dan DNA omdat het door de celkern moet kunnen
= veel onnuttige info maar deze wordt eruit geknipt, wat overblijft wordt een nieuwe keten
genaamd M-RNA
GEN
= stukje informatie dat in het DNA zit
bv) kleur van u haar, hoe de neus gaat zijn,… = alles over de opbouw van je lichaam
NUCLEINEZUREN/NUCLIOTIDE bestaat uit…
- fosfaat
- suiker
- stikstofBasen = Adanine, Cytosine, Guanine, Thymine = DNA
= Adanine, Cytosine, Guanine, Uracil = RNA = stukje DNA
!! in DNA zit geen Uracil
Hoe opbouwen van DNA? (BEKIJK LINK!!! Visualiseren)
1) 2 basen verbinden met elkaar met waterstofbruggen, steeds dezelfde koppeltjes
de complementaire base: (A – T/U) (C – G)
2) fosfaat en suikers vormen de pijlen = 2 strengen
3) opkrullen van het DNA
!! RNA beschermt het DNA, zo blijven we veilig, er gaat maar een klein stukje uit de kern
5’ = knakje
3’ = recht stuk
2
,Leesrichting van…
5’ naar 3’: je zoekt het geknakt 5’ dat boven staan en het 3’ van onder dus van boven naar
onder
5’ naar 3’: je zoekt het geknakt 5’ dat vanonder staan en het 3’ vanboven dus van onder naar
boven
2. CEL
DNA = de code
de code wikkelt zich rond eiwitten
HISTONE
= eiwit bol waar het DNA zich rond wikkelt w een chromosoom
CHROMOSOOM
= 46 per mens = 23 paar
= X-vormig
3. DNA-PROCESSEN
3.1 DNA-replicatie
= het verdubbelen van het erfelijke materiaal
waarom? Om nieuwe cellen aan te maken
bv) veel lopen = spieren kweken = nieuwe cellen aanmaken
1. despiralisatie
2. verbreken van waterstofbruggen door het enzym helicase
3. zodra deze openbreekt, beginnen ze te kopieren
= opbouw nieuwe strengen dna aan de oude keten
= polymerase semiconservatief
4. opbouw in 1 richting: van 3’ naar 5’
- de bovenste wordt van de 3’ tot de 5’ overgeschreven
= leidende strang: kan gewoon verder bouwen.
- de onderste begint van 5’, maar ze beginnen altijd met 3’ dus moeten
ze wachten tot het tot 3’ opengebroken is om te kunnen overschrijven
= lagging strang: moet geleidelijk aan verder bouwen
5. 2 exacte kopieën
= semi-conservatief
= één kant (buitenkant) van de streng is nieuw, de andere kant is behouden
!! Wat is een DNA-replicatie
!! Er word een streng gegeven bv. G-A-T-T-A en doe een replicatie dus C-T-A-A-T
3
, 3.2 EIWITSYNTHESE
= het maken van het eiwitten
1) DNA wordt vertaald naar het RNA, het word overgeschreven
2) RNA (= enkele streng want het moet door de celkern geraken, kan niet met dubbele)
3) ribosomen = leest de RNA code en produceert een eiwit
4) polypeptideketen
5) eiwit = info voor alle activiteiten van een cel
DNA - RNA - m-RNA - ribosomen – polypeptideketen - eiwit
1) DNA-streng
2) transcriptie
= een klein stukje overschrijven
= DNA breekt open in de celkern en het wordt omgezet naar RNA
- DNA = 3’ naar 5’
- RNA = 5’ naar 3’
= keten nucleotide vorm code
= ATCG wordt UAGC
= introns verwijderen
= stukjes die niet coderen voor een eiwit
= MRNA
3) MRNA = messenger RNA = de boodschap
= verlaat de celkern en gaat naar de ribosomen
4) translatie = vertalen = eiwit maken = code naar eiwit = transferRNA
CODON: groepje van 3 base, in het totaal hebben we 64 codons
- ribosomen lezen de codons per 3-base in het cytoplasma (AUG: startcodon)
- t-RNA hangt aan elke codon een anti-codon/aminozuur
= een binding tussen het codon en het anti-codon
= een binding tussen 2 zuren = peptidebinding
Zo komt er steeds een anti-codon op de RNA dat wordt gelezen door de ribosomen. Past
het? Dan blijft de aminozuur achter. Dit wordt steeds per 3 gelezen. Zo wordt er een
aminozuur keten gevormd dat uiteindelijk een eiwit wordt.
- gevolg = polypeptidebinding want kei veel zuren aan elkaar
4