Samenvatting van de verplichte literatuur van het boek 'Constitutioneel recht', van Kortmann.
Betreffende de maatschappelijke context van het staatsrecht, democratie en politiek staatsrecht, verantwoording en toezicht, Nederland in de internationale rechtsorde, rechterlijke toetsing en legaliteit.
Deel 1, hoofdstuk 3, 4, 7 & deel 2, hoofdstuk 1, 2, 3,
30 novembre 2022
51
2020/2021
Resume
Sujets
legaliteit
maatschappelijke context van het staatsrecht
democratie en politiek staatsrecht
verantwoording en toezicht
nederland in de internationale rechtsorde
rechtspraak amp rechterlijke toetsing
Livre connecté
Titre de l’ouvrage:
Auteur(s):
Édition:
ISBN:
Édition:
Plus de résumés pour
Samenvatting inleiding staats- en bestuursrecht
Samenvatting inleiding staats- en bestuursrecht
Tentamen Staatsrecht 2 tweede kans 27 juni 2024 vragen en officiële antwoorden
Tout pour ce livre (13)
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Rechtsgeleerdheid
Constitutioneel recht (RGBUSBR005)
Tous les documents sur ce sujet (31)
Vendeur
S'abonner
puckkrikke
Aperçu du contenu
Week 1
Deel I
H3
Je zou kunnen zeggen dat de Nederlandse constitutie is aangevangen in 1579 toen een
aantal gewesten zich aaneensloten in de Unie van Utrecht. Dit was een structuur die eenheid
bood op het gebied van defensie en buitenlandse betrekkingen. Nederland was sinds
afzwering van Philips II een Republiek.
In Nederland was lang geen sprake van centralisatie en een eenheidsstaat, anders dan in
diverse andere Europese gebieden. Er was sprake van een lappendeken.
De belangrijkste ambten binnen de Unie waren: de S-G, stadhouder en raadspensionaris van
Holland, de RvS en de Rekenkamer.
Voordelen van de lappendeken:
- Afwezigheid van absolutisme en totalitarisme
- De mogelijkheid tot het ontstaan en voortduren van politiek en maatschappelijk
pluralisme
Nadelen van de lappendeken:
- Besluitvorming verliep traag
- Rechtseenheid ontbrak
- De positie van het land in de externe betrekkingen nam in betekenis af (mede als
gevolg van geringe slagvaardigheid)
Van 1795-1813 leefde Nederland onder Franse overheersing.
H4.1-4.2, 4.4
Zie week 3.
H7 De grenzen van het staatsrecht
§7.1 De macht der feiten
De betekenis van een grondwetsbepaling kan veranderen door de tekst te wijzigen
(Verfassungsänderung) en door wijziging in de interpretatie van de tekst
(Verfassungswandlung). Zo’n omslag in interpretatie kan geschieden door verandering in de
feitelijke machtsverhoudingen.
§7.2 Gelding van de constitutie zelf
Er is geen juridische norm aan te geven op grond waarvan de constitutie geldt, dus in
positiefrechtelijke zin geldt de constitutie niet. Toch wordt het als geldend ervaren. De
gelding ervan is sterk afhankelijk van de feitelijke naleving ervan, met name door de ambten
die met de uitvoering ervan zijn belast. Ook is hij sterk afhankelijk van de inhoud ervan.
Rechtsbeginselen dienen in de constitutie een positiefrechtelijke grondslag te hebben.
Hebben ze dat niet, dan is slechts sprake van een formele constitutie en niet van een
materiele.
§7.3 Staatsnood, revolutie
In buitengewone omstandigheden biedt het positieve constitutionele recht (o.a. art. 103
Gw) niet voldoende mogelijkheden om het overheidsgezag op voldoende effectieve wijze te
,doen functioneren. De overheid gaat dan bevoegdheden uitoefenen die zij constitutioneel
gezien niet heeft. Dit wordt subjectief staatsnoodrecht genoemd.
Kortmann legt dit anders uit: maatregelen tijdens staatsnood genomen, vloeien voort uit
buiten-constitutionele machtsuitoefening, met de bedoeling om als de normale toestand is
hersteld, de constitutie weer te volgen. Constitutioneel recht geldt dus niet meer in nood
(nood breekt wet). Achteraf kan door bevoegde ambten worden vastgesteld of deze
machtsuitoefening aanvaardbaar was. Je ziet weer: de macht van de feiten is in geval van
staatsnood sterker dan dat van constitutioneel recht. Dit zien we nog sterker in geval van
revolutie.
Ontwikkelingen in het volkenrecht hebben steeds meer invloed op de gelding van de
nationale constitutie.
Deel II
H1: 1.1 + 1.2.1-1.2.3
§1.1 Kenmerken Nederlands staatsrecht
Karaktereigenschappen van het Nederlands staatsrecht zijn:
- Weinig ideologisch. Ons staatsrecht is sober van opzet en van inhoud en weinig
doctrinair
o Waar de soevereiniteit ligt is positiefrechtelijk onbeantwoord, evenals de
grenzen van overheidsmacht. Uit het constitutioneel recht is wel een aantal
leidende principes af te leiden zoals de machtenscheiding, de representatieve
monarchie en de liberale staat (erkenning klassieke grondrechten), maar niet
één leidend beginsel.
- Monarchale terminologie.
o De terminologie moet je lezen vanuit het idee van de Grondwet van 1814,
waarin de Koning een centrale plaats innam.
- Open stelsel. Zonder formele wijzigingen hebben zich belangrijke wijzigingen
voorgedaan (HR Meerenbergarrest). Ook is op veel terreinen de Grondwet open, zij
verwijst voor nadere regelingen naar de wetgever.
- Geen constitutionele toetsing. Er ontbreekt één rechterlijke instantie die met de
uiteindelijke uitleg en handhaving van constitutioneel recht is belast. Noch de rechter
noch een ander ambt is bevoegd aan de grondwet te toetsen (art. 120 Gw). De
wetgever beslist zelf over de grondwettigheid van zijn besluiten.
§1.2.1 Grondwetsherzieningen
Een aantal elementen van de grondwet van 1814, zijn nog terug te zien in de grondwet van
nu. Denk hierbij aan:
- Het erfelijke koningschap
- De Staten-Generaal (bestond toen ui één Kamer en gekozen door provincies), de
Raad van State en de Algemene Rekenkamer
- Centraal georganiseerde rechtspraak
- Provincies, gemeenten en waterschappen
De grondwet van 1815 introduceerde de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid
en het contraseign. Per 1848 kwam de minstriele verantwoordelijkheid. Dit is de
belangrijkste, maar niet de omvangrijkste wijziging geweest.
,Per herziening in 1886 werd het kiesrecht uitgebreid naar mannen van Nederlandse
nationaliteit die geschiktheid en maatschappelijke welstand bezitten. De herziening bevatte
ook het bepaalde in het Meerenberg-arrest.
De herziening van 1917 bracht algemeen kiesrecht voor mannen en verkiesbaarheid voor
vrouwen en de onderwijspacificatie (financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder lager
onderwijs).
Herziening van 1983 bracht het begin van de sociale grondrechten en een aantal nieuwe
klassieke grondrechten.
§1.2.2. Initiatiefvoorstellen tot grondwetswijzigingen
Een aantal voorbeelden van voorstellen zijn:
- Initiatiefwet (1e lezing) tot opname van correctief referendum
- Voorstel F. Halsema tot wijziging art. 120 Gw (2e lezing)
- Voorstel Halsema opname dieren in de Gw
- Voorstel wat goedkeuring van verdragen betreffende de EU slechts met 2/3 e
meerderheid (1e lezing)
- Voorstel tot uitbreiding non-discriminatiegronden
§1.2.3 Hoofdlijnen van de historie
Hoofdlijnen m.b.t. grondwetsherzieningen:
- Parlementarisering
o Terugdringen rol van de Koning
o Ontwikkeling ministeriële verantwoordelijkheid voor gehele
regeringsoptreden
o Versterking positie parlement, beperking zelfstandige bevoegdheden regering
- Democratisering
o Uitbreiding kiesrecht
- Grondrechtenbescherming
o Invoering sociale grondrechten en versterking klassieke grondrechten
- Internationalisering
o Dekolonisatie
o Vastlegging primaat internationaal recht
Voor het overige is sprake van continuïteit, denk aan inrichting en bevoegdheden van
gedecentraliseerde besturen en de (ontbrekende) grondwettelijke regulering van
parlementair-politieke verhoudingen.
H3: 3.1.2-3.1.5
§3.1.2 Parlementair stelsel: vertrouwensregel
Toezicht op de machtenscheiding berust bij Regering en Staten-Generaal. Het stelsel waarin
Regering en Staten-Generaal in wederkerige relatie staan, noemen we parlementair stelsel.
De kern van dat stelsel is de vertrouwensregel en het ontbindingsrecht van de Regering.
Vertrouwensregel: één of meer ministers of staatssecretarissen moeten (behoudens
Kamerontbinding), ontslag aan de Koning aanbieden als de Tweede Kamer in meerderheid
blijk heeft gegeven onvoldoende vertrouwen in hem of het kabinet te stellen (hiertoe hoeft
er geen verantwoordelijkheid te bestaan maar die is er vaak wel).
Definitie vertrouwensregel sinds nacht van Schmelzer: datgene wat door het Kabinet wordt
beschouw als een motie van wantrouwen, is een motie van wantrouwen.
, Argument voor en tegen opname vertrouwensregel in Gw:
- Tegen: Op verschillende manieren kan blijken dat vertrouwen ontbreekt
- Tegen: Door opname van de regel zou de vraag rijzen of niet ook beschreven moet
worden hoe vertrouwen verloren kan gaan. Dat zou afdoen aan de souplesse in
relatie SG-Regering
o Voor: Je kan dat ook gewoon niet doen, en een open norm laten
- Tegen: Moet de regel dan ook voor de EK gelden?
- Tegen: De norm is al stevig verankerd in ons bestel
o Voor: dat de norm al verankerd is betekent niet dat opname niet goed zou
zijn
De vertrouwensregel kwam tot stand na de kwestie Meijer en de Luxemburgse kwestie (zie
regulier document week 2), tussen 1866 en 1868.
§3.1.3 Vertrouwensregel in de praktijk
Omstandigheden die invloed hebben op de werking van de vertrouwensregel:
1. De vertrouwensregel pakt in verschillende kiesstelsels anders uit.
a. In een meerderheid stelsel als het Britse, hebben de verkiezingen een
tweepartijensysteem tot gevolg. De gekozen volksvertegenwoordiging
bestaat uit een homogene Kamermeerderheid. De leider van die meerderheid
wordt dikwijls minister-president en leunt op steun van een homogeen
kabinet. Die meerderheid zal niet snel een wantrouwensvotum uitbrengen.
b. Een coalitie van partijen in een kabinet gekozen door evenredige
vertegenwoordiging is minder homogeen.
2. Het partijenstelsel.
a. Als partijleden optreden als individuen ligt het meer voor de hand dat een
meerderheid in de Kamer zich tegen een bewindsman of het gehele Kabinet
keert. Nu wordt er in de fractiediscipline gestemd, waardoor verassingen
worden voorkomen.
3. Wijze waarop kabinet wordt gevormd.
a. Door het regeringsakkoord ontstaat een monistische (nauwe) band tussen
kabinet en Kamermeerderheid. Ministers binden zich aan de inhoud van het
akkoord. In zo’n geval zal het niet snel tot opzeggen van vertrouwen komen.
4. In hoeverre de bewindslieden de kopstukken van de partij vormen.
a. Als de politieke leider in de Kamer blijft kan je makkelijker het kabinet of een
paar ministers lichten.
5. Als een kabinet demissionair is heeft het opzeggen van vertrouwen geen zin. Ze gaat
toch op korte termijn weg. Je kan dan ook niet het vertrouwen opzeggen in een
geheel kabinet, de grondwet schrijft namelijk voor dat er ministers moeten zijn.
Vertrouwensregel: open norm
De vertrouwensregel bevat geen aanduiding over de gevallen waarin, de redenen waarom
en de wijze waarop vertrouwen (vormvereisten) in een bewindsman of een kabinet mag
worden opgezegd.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur puckkrikke. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,18. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.