Hoofdstuk 8 - Staat en parlement
1. Inleiding
Statenbelangrijkste vorm van politieke organisatie en orde
Wetgevende macht het parlement
2. De staat
2.1. Wat is een staat?
abstract & alledaags + vertegenwoordigers + symbolen,
Uiteenlopend
Politiek speelt zich af binnen en tussen staten (vb), maar
̶ Globalisering (bv google bedrijf gaat als het hem niet meer aanstaat
door bepaalde wetten in belgië bedrijf vestigen in ander land)
̶ supranationalisering van beleid
̶ regionalisering/ federalisering
syntheseomschrijving: een staat kan men omschrijven als een geografisch
afgebakende, soevereine autoriteit, die controle uitoefent over een
bevolking (die op het territiorium leeft)
2.1.2 BESTANDDELEN VAN DE STAAT:
Grens, bevolking, centrale regering, soevereiniteit (gezag van de staat
onbeperkt/ het hoogst scoort), legitimeit (de meeste mensen aanvaarden
eisen v staat/ gaan niet bestrijden), erkenning/ publiek karakter (publieke
beslissingen) & monopolie op geweld
2.2. Begrippen die aanleunen bij de staat
Natie vs Staat (VN, nationaliteit): culturele entiteit, minder dan staat, gevoel
nationale identiteit
Nationalisme: erkenning, eventueel staat, ultieme doel = natie-staat
Natiestaat: staatsgrens = grens natie (vb. Vlaanderen),
zelfbeschikkingsrecht
Psychologisch/emotioneel (natie) VS. Juridisch/functioneel (staat)
Nationalisme: het politiek streven naar een eigen identiteit voor naties (al
dan niet in de vorm ve onafhankelijke staat. De kip (de natie) het ei
(nationalisme)
,Staat NIET automatisch = rechtsstaat (rule of law) (ook regeerders moeten
de wetten naleven)
3. Typologieën van politieke stelsels
LINZ: mate van democratie binnen een staat / onderscheid tssn vier
stelsels: democratische regimes, autoritaire regimes, totalitaire regimes en
traditonele regimes
Drie classificatiesystemen met telkens een tweedleing:
̶ Dictatoriale/totalitaire (autoritarisme) versus democratische staat
̶ Presidentiële versus parlementaire staat
̶ Unitaire versus (con)federale staat
o Waar ligt de macht?
Eenheidsstaat: weinig autonomie, veel samenwerking
Confederale staat: veel autonomie, weinig samenwerking
3.1. Liberale democratie vs. Autoritarisme
3.1.1 DEMOCRATISCHE STATEN
Democratische staat= pricipes v deocratie respecteert
Democratie NIET GELIJK AAN liberale democratie (w ook gekenmerkt door
de rechtstaat, scheiding der machten en de bescherming v grondrechten
zoals het recht op vrije meningsuiting, op vergadering, vrijheid van
godsdienst en bezit)
3.1.2 AUTORITARISME: DICTATUUR EN TOTALITARISME
Totalitarisme: 20ste-eeuwse invulling van een autoritair regime en dictatuur
niet per se
3.1.2.1 DICTATUUR
Klassieke visie (bv ceasar) absolute macht (wanneer noodsituatie fini
was moesten ze eig autoriteit terug aan senaat geven)
Moderne visie: dicators= leider die zich boven de wet stellen en los van
elke grondwettelijke beperking regeren (bv hitler)
Kenmerk: afwezigheid ve mandaat dat in de tijd beperkt is
algemene en tradiitonele invulling van een autoritair regime itt een
democratisch regime
3.1.2.2 TOTALITARISME
20ste-eeuws fenomeen
Totalitaire staat wil controle over alle aspecten vd samenleving, zowel
publiek als privé-aangelegenheden v onderdanen
door bereiken door impact op privéleven vd bevolking
verzet onmogelijk (totale isolatie)
, FRIEDRICH & BRZEZINSKI: zes basiskenmerken vh totalitarisme: een
allesomvattende ideologie, één partij, een monopolistische beheersing v
wapens en geweldsmiddelen, een monopolie vd massacommunicatie,
georganiseerde terreur en een gecontroleerde economie
3.2. Presidentieel vs. parlementair systeem
Verhoudin gtussen uitvoerende en wetgevende macht
3.3. Unitaire vs. (con)federale staten
Unitaire staat: Soevereiniteit ligt exclusief bij de centrale regering
̶ Voordelen:
̶ Bevordert gelijkheid in de samenleving
̶ Respect rechten van minderheden
̶ Meer middelen voor diensten
̶ Meer legitimiteit
̶ Geen desintegratie (paradox of federalism)
̶ Efficiënter? (herfederaliseren vs defederaliseren)
̶ Nadelen:
̶ Ver van burger (subsidiariteit)
̶ Aantasten (culturele) eigenheid
̶ Wafelijzerpolitiek
Federale staat:
̶ Soevereiniteit gedeeld
̶ Basisprincipes: self rule + shared rule (D. Elazar): variaties (dé
federale staat?), eenheid en verscheidenheid = essentie
̶ Coöperatief federalisme vs duaal federalisme
̶ Scheidsrechter (GH)
̶ Overlegorganen
̶ deelstaatkamer
̶ Nevenschikking: ?, vb., unitaire staat, GW, altijd?, geluidsnormen?
Bestedingsautonomie vs fiscale autonomie = verticale fiscale kloof