Samenvatting SWK 2A: Ontwikkelingspsychologie + voorbeelden en oefentoets
101 vues 2 fois vendu
Cours
Ontwikkelingspsychologie
Établissement
Hogeschool Van Amsterdam (HvA)
Samenvatting van SWK2 Ontwikkelingspsychologie + voorbeelden en oefentoets. Op het tentamen krijg je 30 meerkeuze vragen. Hoofdstuk 1 t/m 10 behandeld + aantekeningen van de 6 hoorcolleges verwerkt in de samenvatting.
diathesis stress model vs differential susceptibillity hypothese belsky
monodizygote
madelief of paardenbloem orchidee kinderen
premature baby’s vroegge
École, étude et sujet
Hogeschool van Amsterdam (HvA)
Pedagogiek
Ontwikkelingspsychologie
Tous les documents sur ce sujet (12)
Vendeur
S'abonner
Rianneee
Avis reçus
Aperçu du contenu
Hoorcollege 1: Prenatale ontwikkeling en fysieke ontwikkeling in de babytijd
Hoofdstuk 1, 2, 3 en 4
Ontwikkelingspsychologie:
De wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot ouderdom.
Kennis maakt dat je kan signaleren + beter perspectief hebt op kinderen (meerdere
perspectieven naar een probleem kan kijken/mindere invalshoeken kan invullen/inleven)
Richt zich op de menselijke ontwikkeling. De wetenschappelijke studie naar groei, verandering, en
stabiliteit van conceptie tot ouderdom. Onderzoekers houden zich het meeste bezig met de
periode van de geboorte tot de adolescentie, waarin veel veranderingen elkaar het snelst
opvolgen.
Fysieke ontwikkeling:
Kijkt naar de ontwikkeling van de:
Hersenen
Het zenuwstelsel
De spieren
De zintuigen
De behoefte aan eten drinken en slaap op ons gedrag
Wat bepaalt de sekse van een kind?
Wat zijn de langetermijngevolgen van een premature geboorte?
Wat zijn de voordelen van borstvoeding?
Wat zijn de consequenties van vroege of late seksuele rijpheid?
3 fases tijdens de fysieke ontwikkeling:
- Fase 1 (tot 2 weken): celdeling vindt plaats (het hecht zich aan de baarmoederwand)
- Fase 2 (2 tot 8 weken): embryo ontwikkelt zich in 3 verschillende lagen.
- Fase 3 (8 weken tot geboorte): foetale stadium waarbij het kind organen krijgt.
o Gemiddeld geboortegewicht is: 3400 gram
o 1 kilo onder het gemiddelde is ‘’zorgelijk’’ erboven niet.
Prenatale ontwikkeling:
Teratogene (oorzaken) effecten: taak van de placenta om teratogene stoffen tegen te houden
Directe gevolgen Indirecte gevolgen
- Gedrag en omgevingsrisico - Stress
- Roken, alcohol en drugs - Leeftijd
- Slechte voeding - Etniciteit
- Blootstelling giftige stoffen/ grote - Lage sociaaleconomische status/
hoogten opleiding
- Inadequate prenatale zorg - Alleenstaand
Teratogeen effect => omgevingsfactor tijdens de zwangerschap, die kan leiden tot een
geboorteafwijkingen, bevallingsproblemen of een miskraam.
Slecht effect op de zwangerschap. Het is een omgevingsfactor zoals een drug, chemische stof, virus
of andere factor die leidt tot een geboorteafwijking. Hoewel het de taak is van de placenta om de
teratogene stoffen tegen te houden, slaagt zij daar niet altijd helemaal in. Waarschijnlijk wordt elke
foetus wel blootgesteld aan een aantal teratogene effecten. Er zal rekening gehouden moeten
worden met de bredere sociale en culturele context waarin blootstelling aan teratogenen zich
voordoet. Zo heeft iemand die in armoede leeft een grote kans dat hij aan teratogenen wordt
1
,blootgesteld. Moeders die arm zijn, kunnen zich misschien niet altijd de juiste voeding veroorloven of
slagen er niet in adequate medische zorg te krijgen. Ze staan wellicht ook eerder bloot aan vervuiling.
Hierdoor zijn ze vatbaarder voor ziekten die schadelijk zijn voor ontwikkelende foetus.
Germinale stadium
Is het eerste en kortste stadium. Begint de zygote zich te delen en in complexiteit toe te nemen. Dit
gebeurt tijdens de eerste twee weken na de conceptie. Het bevruchte ei (blastocyste) reist naar de
baarmoeder en wordt geïmplanteerd in de baarmoederwand. 3 dagen na bevruchting bestaat het
organisme uit 32 cellen, de volgende dag is dat aantal verdubbeld. De placenta is het doorgeefluik
tussen de moeder en de foetus.
Embryonale stadium
Kind wordt vanaf nu een embryo genoemd. Dit is de periode van 2 weken tot 8 weken na de
bevruchting. Dit is de periode dat de organen en anatomie wordt gevormd. Kind bestaat uit drie
lagen:
● Ectoderm → buitenste laag, zal de huid, haar, tanden, zintuigen, hersenen en het ruggenmerg
vormen
● Endoderm → binnenste laag, zal de spijsvertering, lever, alvleesklier en het ademhalingsstelsel
ontwikkelen
● Mesoderm → spieren, botten, bloed en de bloedsomloop
De hersenen en het hoofd groeien het snelste tijdens deze periode. Het hoofd beslaat al ongeveer 50
procent van het hele embryo.
Foetale stadium
Dit vindt plaats rond 8 weken na de conceptie tot aan de geboorte. Foetus wordt groter en zwaarder.
Organen nemen toe en gaan ook echt functioneren. Er komen bijvoorbeeld vingers aan handen. Ook
de hersenen ontwikkelen zich steeds verder. Ook de onderlinge verbindingen tussen de neuronen
worden complexer. Het isolerende materiaal myeline bedekt de neuronen. Dit bevordert de
transmissiesnelheid van de boodschappen die de hersenen naar de rest van het lichaam zenden. Ook
worden er aan het einde van deze fase hersengolven geproduceerd. 8 tot 24 weken na conceptie
worden er hormonen vrijgegeven.
Stadia van prenatale ontwikkeling
- Germinaal
o Het eerste (kortste) stadium van de prenatale periode. De Zygote begint zich te delen
en in complexiteit toe te nemen. Dit gebeurt tijdens de eerste 2 weken na de
conceptie.
- Embryonaal
o De periode van 2 tot 8 weken na de bevruchting. Een van de hoogtepunten is de
ontwikkeling van de belangrijkste organen en de fundamentele anatomie. Kan het
meest schade geven als ze worden bloot gesteld aan teratogenen effecten.
- Foetaal
o Het ontwikkelde kind is direct als zodanig herkenbaar. Het begint rond 8 weken na
de conceptie en eindigt bij de geboorte.
Hoe hebben verschillende invloeden invloed op de ontwikkeling van kinderen en jongeren => daar
doe je onderzoek voor => Typen onderzoek:
Experimenteel onderzoek (koffie vb)
o Voor- en nameting (meting vooraf, dan dien je iets toe, vervolgens weet je het effect)
o Experimentele en controlegroep (groep die meedoet met het onderzoek en een
groep die wel meedoet met het onderzoek maar zonder het experiment (de koffie))
2
, Longitudinaal onderzoek (Cohortonderzoek/Tweelingenonderzoek) => Niet weten voor
tentamen
o Lang onderzoek wat over meerdere jaren verspreid (10, 20, 30 +) hoe ze zich
ontwikkelen
Continue verandering (verandering wat geleidelijk gaat)
- Lengte, groei en gewicht => verandering zonder specifiek aanwijsbare stappen
Discontinue verandering
- Verandering met specifieke aanwijsbare stappen, aparte stappen. Vind vooral plaats in de
kleutertijd, kindertijd en adolescentie. Een ontwikkeling kan heel abrupt verlopen.
- VB. Jan heeft op een dag leren veterstrikken op school, sindsdien kan hij veterstrikken.
2 soorten periodes:
Kritieke periode: een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de grootste
gevolgen heeft.
Gevoelige periode: een afgebakende periode, meestal vroeg in het leven van een organisme waarin
dat organisme extra gevoelig is voor de omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald
aspect van de ontwikkeling.
Plasticiteit
De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is.
Maturatie
Is het proces van geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische informatie.
Stimuli
Prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop een organisme
reageert.
Nature-Nurturedebat
Nature: Nadruk op het ontdekken van erfelijke eigenschappen en vermogens.
Nurture: Nadruk op de invloed van de omgeving op iemands ontwikkeling.
De discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze eigenschappen: in hoeverre komen deze
voort uit onze aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding een leefomgeving?
Erfelijkheid en omgeving:
Gen(otype)- omgevingseffecten
- Genetische aanleg en de omgeving van een kind beïnvloeden elkaar
Gen(otype) 3 omgevingseffecten
- Actieve omgevingseffect
o Kinderen selecteren of creëren een omgeving die past bij hun genotype
Situatie waarin een kind zich richt op zijn aspecten van de omgeving die het best
aansluiten op zijn genetisch bepaalde capaciteiten.
Zoals een actief ondernemend kind zal bijvoorbeeld eerder in sport zijn
geïnteresseerd, terwijl een gereserveerd kind zich liever bezighoudt met intellectuele
of solitaire bezigheden, zoals met computerspelletjes.
3
, - Evocatieve omgevingseffect
o Ouder en anderen creëren een omgeving in reactie op het genotype van het kind
Situatie waarin de genen van een kind een specifiek type omgeving oproepen. Het
veel eisende gedrag van een baby kan er bijvoorbeeld toe leiden dat zijn ouders
eerder inspringen op zijn behoeften dan ze zouden doen als het kind minder
veeleisend was. Een kind dat via zijn genen een goede coördinatie heeft
meegekregen, doet misschien zo graag balspelletjes dat zijn ouders dat opmerken en
besluiten hem op een sport te doen.
- Passieve omgevingseffect
o Ouders dragen zowel genen als omgeving over aan hun kinderen (het kind hoeft niks
te doen)
Situatie waarin de genen van de ouders worden geassocieerd met de omgeving
waarin een kind opgroeit. Daarbij worden de genen van de ouders geassocieerd met
de omgeving waarin kinderen opgroeien. Een sportieve ouder, die genen heeft die
zorgen voor een goede fysieke coördinatie, zal een kind veel mogelijkheden
aanbieden om te sporten. Denk aan het filmpje van het kindje van 4 jaar die
YouTube-filmpjes moet maken van haar moeder
VB. ‘’Als een kind motorisch sterk is, zal het, als het de mogelijkheid heeft, waarschijnlijk veel
buitenspelen’’. => Actieve omgevingseffect
VB. ‘’Marietje is een driftig kind. Haar vader heeft daarom voor haar een ‘’rusthoekje’’ gemaakt, waar
ze soms even kan afkoelen’’. => Evocatieve omgeving.
VB. ‘’Esmee heeft sinds haar geboorte een rustig temperament. Als peuter observeerde ze graag en
was ze introvert. Toen ze leerde lezen ging ze zich verdiepen in boeken en toen zich een bibliotheek in
de buurt vestigde, werd dat haar tweede huis’’. => Actieve omgeving
VB. ‘’Robin heeft een onrustig temperament en staat bekend als de ‘troublemaker’ van de klas. Bij de
instructies voor het schoolreisje zegt de juf: ‘’Iedereen houdt zich vandaag aan de regels en luistert
naar mij. Robin, jij helemaal, jij moet de hele schoolreis precies naar mij lopen’’. => Evocatieve
omgeving
VB. Sifan heeft een smalle bouw (ectomorph) en kalm temperament. Ze is bovendien opgegroeid in
een atletiekcultuur, met name hardlopen. => Passieve omgeving
4
, Diathesis Stress Model VS Differential Susceptibillity Hypothese (Belsky) !!
Kwetsbaarheids-stressmodel of kwetsbaarheidsmodel, stelt dat als de combinatie van de aanleg en
de stress een drempelwaarde overschrijdt, de persoon een stoornis zal ontwikkelen. Het model gaat
ervan uit dat het individu enerzijds een kwetsbaarheid.
Diathesis Stress Model
Psychische en lichamelijke aandoeningen ontstaan vanuit een aanleg (diathese) in combinatie met
stressvolle omstandigheden die een versnellende of faciliterende (iets mogelijk maakt) rol spelen.
Hier bedoelen ze mee dat aanleg en omstandigheden bij elkaar komen en hieruit problemen kunnen
ontstaan. Zoals je hebt bijvoorbeeld faalangst en je wordt in een klas gestopt om te presenteren, dit
zorgt voor problemen. Dat je faalangst hebt zit in je aanleg en de
het presenteren in de klas is een omstandigheid.
VB. Aanleg tot faalangst en om de 3 weken een tentamen
hebben.
Differential Susceptibillity Hypothese (Belsky)
Individuen met een verhoogde gevoeligheid voor
omgevingsinvloeden zijn extra gevoelig voor zowel negatief as
positieve kenmerken van de omgeving.
Kwetsbare kinderen (zoals kinderen met agressie, faalangst of adhd)
zijn extra kwetsbaar in stressvolle omstandigheden. Kwetsbare
kinderen in goede omstandigheden kunnen juist extra groeien.
O.a. opvoeders, media, vrienden en andere stressoren.
De fysieke of lichamelijke ontwikkeling kenmerkt:
Hersenen, spieren, zenuwstelsel, zintuigen, hormoon stelsel
Eet, beweeg en slaapgedrag
De motorische ontwikkeling:
The abillity to move – de mogelijkheid om te bewegen – hoe je beweegt
De constante aanpassing
Leeftijdsafhankelijk
Sequentieel (bestaat op een volgende fase/ eerst leer je je armen bewegen, dan je vingers
bewegen etc
(Herhaling) In relatie met sociale, psychische en fysiologische processen
Wat zijn onze vroegste herinneringen?
Wat zijn de effecten van tv-kijken?
Heeft tweetaligheid voordelen?
Welke invloed heeft het egocentrisme van een adolescent op zijn wereldbeeld?
5
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Rianneee. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.