Griekse oudheid:
Thomas Carlyl dismical science
Plato: magnesia, geen rente, streng toezicht op privéeigendom, geld als ruilmiddel en zonder echte
waarde, gezamelijke is belangrijke dan het individuele, sterk hierarchise staat met totalitaire trekjes
en filosofen als
Aristotles: leerling plato, inductiever, economia en chrèmestikè, onderhoud gezin gaat voor om
geldeocnomie en het individu, op zoek naar rechtvaardige ruil en zo invloed ook gehad op
scholastieken, tegen interest
Jevons = individuele nutsmaximaliatie, sunspot theorie, toewerken naar productie-economie met
nuttigheid als belangrijk begrip
Menger = rangschik volgens behoeften, marginalistisch principe, subjectieve oordelen en zo een
uniforme prijstheorie, waardeparadox smith waarde van consumptiegoed wordt uiteindelijk
bepaald door de bijdrage van de laatst beschikbare eenheid van de behoeftebevrediging, probleem
van de imputatie ordes DUS waarde van consumptiegoed bepaald waarde van productiefactoren
(andersom = wat de klassieken zeggen)
Walras = eerste die economisch evenwicht schetste, ruil van 2 goederen en wou veralgemene,
individuele vraagcurve naar geagregeerde vraagcurve en zo een evenwicht , kenmerken is de
nutsmaximalisatie van producent en consument, tattonnement proces = erfenis
Keynes: kritiek op klassieke, er kan evenwicht zijn en toch onvrijwillige werkloosheid keurt tweede
postulaat af, kritiek op say: waarde die aan consumptie gegeven wordt is anders dan de waarde die
aan investerern gegeven wordt, weergave van de vraag, Z en D (verwacht inkomens die ze moeten
halen en inkomens die ze krijgen om de moete waard te zijn
Hicks: veralgemeend theorie va Keynes tot een IS-LM curve waarbij M=L(I,i), I=(S,i) en I=C(I,i)
Edgeworth: IC, Edgewoth-Bowley box: contractcurve, vergelijken (im)perfecte concurrentie
minder allocaties waar alle partijen bij overeenkomen naar gelang er meer bijkomen, Economicus
calcuclus: settlement en hoe ligt final settlement vast?, ulitarian calculus
Marshall: partiële welvaartseconomie, betalingsbereid en consumentensurplus
Pigou: vruchten, verhogen welvaart, bruikbare kennis, national dividend sociaal marginaal product
en sociaal marginaal product externaliteiten, overheid
Dalton: welvaartseconomie gebruiken om duidelijkheid te scheppen over inkomensongelijkheid,
ongelijkheid voorkomen omdat anders welvaart verminderd, aan de hand van individuele
welvaarstfunctie als deze niet bekend is aantal eisen
Barone: gebruikt begrippen van Pareto om duidelijkheid te scheppen tussen perfecte concurentie en
een collectivistisch later worden hieruit 2 fundamentele welvaartstheorema’s getrokken = elk
evenwicht in perfecte concurrente = pareto-optimum, mits verdeling van dotaties kan neigen naar
perfecte concurrentie
Bergson: klaarheid scheppen en stelde een welvaartsfunctie op en stelde dat bij relatief kleine
wijzigingen de niet economische factoren niet veranderen
Arrow: ongelijkheidstheorema, er zijn bepaalde normen die nooit met elkaar verzoend gaan kunnen
worden individuele preferenties kunnen niet omgezet worden naar sociale preferenties