Samenvatting biologie
H1: oorsprong van het leven
1. Spontane synthese van complexe organische moleculen:
Proef van Miller en Urey: primitieve aarde nabootsen in simpele opstelling:
- Eenvoudige verbindingen zonder 02 spontaan ontstaan van complexe moleculen
(vb. mierenzuur, AZ, nucleotiden, …)
- Eerste stap in ontwikkeling levende wezens aangetoond
2. Synthese van voorlopercellen (LUCA):
complexe macro-
moleculen moleculen
membranen,
LUCA =
enzymen,
voorlopercel
RNA, DNA
oude fossielen in stromatoliet (afzettingsgesteente)
3. Endosymbiose = prokaryote cellen symbiose (=samengaan) eukaryote cellen
Endosymbiose mitochondriën en chloroplasten
Bewijs: mitochondriën werken apart waren dus ooit een cel op zich
4. Multicellulariteit = cellen groeperen en werken samen (taakverdeling)
5. Cambriumperiode (explosie) verschillende soorten ontstaan (dieren)
6. Oorsprong v/d mens: mensapen … Homo sapiens
Ontdekking ötzi 1991: dood door pijl in ijs bewaard onderzoek
(lactose-intolerant en ziekte van Lyme)
Genetisch niet veel verschillen met nu gevangen in genoom van miljoenen jaren oud
Vb. obesitas: altijd op zoek naar vet overleven (vroeger)
Veranderingen dieet problemen
Veranderingen in voeding veranderingen van de mens (steenbok – hert – granen)
Oudste leven = den (Meduzula), amber, Groenlandse haai
Onderzoek oud DNA (vb. DNA v/e in barnsteen gevangen insect)
Is er elders leven?
Mars? stromend water
Titan (Saturnusmaan)?
Europa (Jupitermaan)? aardachtige planeet omringd door bevroren oceaan
Kepler-452? aardachtig, ander zonnestelsel
Massa-extinctie = periode met massaal biodiversiteitsverlies in korte tijd Big 5:
Vb. uitsterven dinosaurussen meteorietinslag
Big 6? klimaatverandering, meteorietinslag
We gaan naar situatie waar geen mens ooit is geweest …
H2: biomoleculen en membranen
Organisatieniveaus op aarde:
Atomen moleculen macromoleculen organellen cellen weefsel organen
,Water:
¾ van planten-/mensenlichaam hoofdbestanddeel
Watersamenstelling: afh van soort, individu, ouderdom, geslacht, vet
Mens: 70%
hoe ouder, hoe minder
vrouwen: minder water
actieve delen: meer water
meer vet, minder water
Voldoende drinken = noodzakelijk:
Betere waterbalans en afvoer afvalstoffen
Minder kans op nierstenen
Minder kans op constipatie
Lager risico zwaarlijvigheid
Betere concentratie
Frissere huis, …
Soorten drinkwater:
Leidingwater: sterke controle, stabiel
Bronwater: uit oppervlakkige bron, wisselende samenstelling
Natuurlijk mineraalwater: diepere laag, strikt afgebakend gebied, stabiel
veel/weinig (zachte smaak) mineralen
Water met hoger nitraatgehalte niet voor zuigelingen! (<15mg/l)
Microplastics vanuit verpakking!
Eigenschappen:
1. Vormt waterstofbruggen (zwakke aantrekkingskracht)
+ waterstofatoom ene molecule met - zuurstofatoom andere molecule
2. Zorgt dat ionen en organische stoffen oplossen = ionische sterkte
mantel van watermoleculen rond ionen
Functies:
1. Structurele opbouw van cellen
2. Oplosmiddel en transportmiddel
veel biomoleculen pas actief als ze opgelost zijn
O2, CO2, glucose, afvalstoffen verplaatst in bloed
3. Deelname reacties als reagens (hydrolyse, hydratatie- en dehydratatiereacties)
4. Creëert reactiemilieu
5. Zuur-base evenwichten levert H+ en OH- ionen => pH verandert
Zuurder meer H+
Basisch meer OH-
pH bloed = 7,4 (afh van voeding, gezondheid, …)
Acidose = te lage pH hypoventilatie, te weinig CO2 komt vrij
Alkalose = te hoge pH hyperventilatie, te veel CO2 komt vrij
6. Hoge warmtecapaciteit = # warmte nodig om 1 mol H2O 1°K te doen stijgen
ideaal voor isotherme stelsels bij dieren
poikilotherme uitwendige thermostaat = koudbloedigen
homoiothermen inwendige thermostaat = warmbloedigen
7. Hoge verdampingswarmte (transpiratie vertebraten)
Mineralen:
92 natuurl. elementen 30 in levende wezens 11 bouwelementen: O, C, H, N, Ca, P, …
Spoorelementen = microhoeveelheden <0, 05%
Oligo-elementen = absoluut noodzakelijke spoorelementen (te weinig dood)
vb. I (in oceanen), Fe, F, Cu, …
, Toevallige spoorelementen: geen nut
vb. Br, Si, As, Hg (in vis), …
Levende organismen = open systemen: constante uitwisseling En & materie met omgeving
Winst + verlies in evenwicht! (anders ziekten)
vb. Voedsel fecaliën, drank urine, ademhaling ademhaling, huid, warmte, …
Lichaam: nood aan Fe2+ (vlees/groenten)
Rode bloedcel bevat hemoglobine 4 heemgroepen bevatten ijzer
heemgroepen zijn aan zuurstof gebonden
Homeostase = behoud van relatief constant inwendig milieu
= evenwicht concentraties, temp, O2-spanning, pH controle nodig!
Belangrijk voor snelheid van biochemische reacties
Bloedglucose hoog
pancreas stuurt insuline
naar lever
Bloedglucose laag
pancreas stuurt glucagon
naar lever breekt
glycogeen af tot glucose
Gezondheid afh van:
- Voeding: evenwichtig en gezond cccc-cultuur + TV-kinderen
- Sport: minimale lichaamsbeweging dagelijks
- Handelen: roken, alcohol, bruinen, … met mate en voldoende slapen, minder stress
Koolstofverbindingen:
C: 4 valentie-elektronen veel verbindingen mogelijk
Sachariden, vetten, eiwitten, nucleïnezuren
Polair (partieel + en partieel – deel) apolair
C-C en C-H apolair
C-O en C=0 polair
Functies in biomoleculen:
Koolhydraten = sachariden, gluciden, suikers
Cn(H2O)m n=3–7