De statistiek in het onderzoek
Wat is beschrijvende statistiek?
Statistiek
= de wetenschap van het verzamelen ven gegevens, het classificeren,
samenvatten, organiseren, analyseren en interpreteren van deze informatie.
Methodologische ondersteuning van het wetenschappelijk onderzoek.
Beschrijvende statistiek (of descriptieve)
o Heeft betrekking op de kengetallen van de steekproef.
o De gegevens van het onderzoek voor te stellen via kengetallen en/of een
grafische presentatie.
o Verzamelen van gegevens bij een steekproef en deze samenvatten en de
resultaten analyseren. overzicht van de resultaten.
Inductieve statistiek
o Heeft betrekking op de parameters van de populatie.
o Op grond van steekproefgegevens iets trachten te besluiten over de
populatie.
Wat betekenen deze steekproefresultaten in relatie tot de populatie?
(Nadat we kengetallen uit steekproef berekend hebben, stellen we vraag
wat betekenis hiervan is voor populatie.)
o Schattingsprobleem
Hoe kunnen we µ (= populatiegemiddelde) schatten op grond van het
steekproefgemiddelde?
Gemiddelde van de steekproef (=steekproefstatistiek) is niet noodzakelijk
hetzelfde als het gemiddelde van de populatie (= parameter).
Kengetal
= een getal dat een eigenschap van een gegevensverzameling samenvat.
(Met weinig kengetallen kan een goed overzicht van de verdeling van een
grootheid over de data verkregen worden)
Dit is onderzoek
Wanneer spreken we over onderzoek?
o Bedoeling onderzoek
Op basis van waarnemingen ware en algemene uitspraken doen over de
werkelijkheid.
ook niet rechtstreeks waarneembare zaken kunnen een voorwerp van
onderzoek zijn
(motivatie, attitudes, emoties,… zaken die niet uiterlijk waarneembaar zijn)
o Uitspraak
= een bewering waarin een of meerdere objecten een eigenschap wordt
toegeschreven.
moet over waarnemingen en werkelijkheid gaan.
Bv. Jan is ziek, Assepoester is lang ongelukkig geweest, kabouters zijn
kleiner dan mensen, bomen hebben een stam, …
Wanneer is een onderzoek wetenschappelijk verantwoord?
1
, o Objectiviteit
= onderzoeker moet afzien van vooroordelen en zich openstellen voor de
werkelijkheid hoe ze is.
o Controleerbaarheid
= onderzoeker geeft anderen de kans zijn bevindingen te controleren via
het aangeven van de wijze waarop deze bevindingen tot stand zijn
gekomen.
o Herhaalbaarheid
= andere onderzoekers moeten het onderzoek op exact dezelfde manier
kunnen herhalen of repliceren.
o Systematiek
= onderzoeker volgt een bepaalde lijn. Onderzoeken sluiten bij elkaar aan
en volgen elkaar logischerwijze op. Er zit een systeem achter.
Deterministische uitspraak
= wetenschap. Heeft altijd hetzelfde gevolg.
Bv. wet van de zwaartekracht
Probabilistische uitspraak
= psychologie/ waarschijnlijkheidsleer. Heeft bij iedereen een ander gevolg.
Bv. agressie
Twee typen variabelen?
Variabele
= een eigenschap/kenmerk van de onderzoekseenheid. Tegengestelde van
constante. Een eigenschap waar de respondenten in verschillen.
o Onafhankelijke variabele (OV)
= verschillen in deze variabelen worden gezien als oorzaak van verschillen
in de afhankelijke variabele.
Bv: geslacht, grootte van huishouding,…
o Afhankelijke variabele (AV)
= Verschillen in deze variabelen worden gezien als gevolg van verschillen
in de onafhankelijke variabele.
(verschillen in deze variabele zullen we trachten te verklaren).
Bv. mate van depressie, gevoel van eenzaamheid, mate van milieubesef,…
veranderbaar!
Het experimenteel opzet
Experiment
= doelbewust worden één of enkele variabelen gemanipuleerd en onderzoeken we
de impact hiervan op de afhankelijke variabele.
o Bv. experiment verloren brief.
(relatie attitude en gedrag - externe omstandigheden invloed op prosociaal
gedrag = al dan niet posten verloren brief).
Onafhankelijke variabelen regio vindplaats, bestemmingsadres,
vindplaats, wijze waarop postzegel werd toegevoegd,…
Afhankelijke al dan niet posten van de brief.
Het survey-onderzoek
Veldonderzoek/ survey- of enquêteonderzoek:
2
,= hier worden geen variabelen gemanipuleerd, maar een steekproef uit de te
onderzoeken populatie getrokken en vervolgens aan de respondenten een
vragenlijst of test voorgelegd.
Wordt gebruikt omdat het manipuleren van sommige variabelen ethisch
niet aanvaardbaar is of praktisch onmogelijk.
Bv. onderzoek niet studeren voor examen.
Waarom is het moeilijk om in een survey-onderzoek causale relaties te
ontdekken?
Vaak spreken onderzoekers over oorzaak en gevolg, terwijl men enkel een
samenhang heeft kunnen vaststellen. Soms kan de samenhang verklaard worden
door een derde variabele.
o Drie voorwaarden om causale (= oorzakelijke) samenhang te besluiten:
De oorzaak en het gevolg moeten in een tijdruimtelijke structuur samen
voorkomen.
De oorzaak dient vooraf te gaan aan het gevolg.
Het gevolg zal nooit optreden zonder het voorkomen van de oorzaak.
En alle andere mogelijk verklaringen voor samenhang zijn uitgesloten.
(Indien er een oorzaak is, moet er een gevolg zijn en indien de oorzaak
er niet is, kan het gevolg er ook niet zijn)
Welke zijn de fasen in het onderzoeksproces?
1. De vraagstelling
2. Het literatuuronderzoek
3. De operationalisering
4. De steekproefopzet
5. Het verzamelen van de gegevens
6. De analyse van de resultaten
7. De rapportage
De vraagstelling
= is de vraag waarop het onderzoek antwoord moet geven.
Fundamenteel onderzoek
= uit de resultaten van eerdere onderzoeken kunnen vragen geformuleerd
worden.
o Vraag naar secundaire gegevens: wat hebben onderzoekers reeds
vastgesteld?
o Vraag naar primaire gegevens: via experiment of survey-onderzoek.
Spontane observaties
Toegepast onderzoek
= gaat over de toepasbaarheid van de resultaten.
Bv. haalbaarheidsstudie
Drie typen van vragen:
o Het kan gaan over het voorkomen van iets.
Bv: hoeveel % van de Vlamingen is depressief?
3
, o Verschillen tussen groepen.
Bv: zijn vrouwen meer depressief dan mannen?
o Samenhang (tussen variabelen).
Bv: bestaat er een samenhang tussen de leefsituatie en al dan niet
depressief zijn?
Hoe stel je een vraag op?
o Gebruik een vraagvorm.
o Specificeer de begrippen nauwkeurig.
Niet ‘Wat is het medicijngebruik in de psychiatrie?’
Wel ‘Wat is het % van de in 2009 opgenomen patiënten in Vlaanderen?’
o Geen oordelende vragen.
Niet ‘Zijn er voldoende psychiaters?’ of ‘Hoeveel % eet gezond?’
o Een rijtje in plaats van een volzin = hoofdvragen en deelvragen.
Het literatuuronderzoek
Nagaan wat reeds gepubliceerd over onderwerp. Wat werd er reeds onderzocht?
De operationalisering
= variabelen worden concreet ingevuld. Wat betekenen deze begrippen
concreet?
Aangeven op welke wijze de begrippen meetbaar gemaakt zullen worden,
aangeven op welke wijze het begrip omschreven kan worden en hoe dit
gemeten zal worden bij respondenten.
o Makkelijk: geslacht, leeftijd, diploma, …
o Moeilijk: intelligentie, aanleg wiskunde, arbeidstevredenheid, …
Kwalitatief onderzoek: is niet tellend van aard en bestaat uit observaties,
interviews, … . Het vormt een eerste kennis.
Kwantitatief onderzoek: gaat over getallen, meetbare gegevens.
o Likertschaal = 5-punten-schaal (verbale ankerpunten: helemaal niet
akkoord tot helemaal akkoord. Kan omgezet worden in cijfers van 1 tot 5).
o Dichotomie = 2 antwoordmogelijkheden (ja-nee, man-vrouw,…)
De steekproefopzet
Populatie (N)
= alle individuen waar we een uitspraak over willen doen en die bijgevolg in
aanmerking komen voor het onderzoek.
Census
= indien alle individuen in de populatie uitgenodigd worden om aan het
onderzoek mee te doen.
Bv: Vlamingen met Ferrari soms uit noodzaak: bv. medewerkertevredenheid
4
, Steekproef (n)
= selectie van individuen uit de populatie. We selecteren een aantal
proefpersonen en trachten op grond van de gegevens iets te zeggen over de
populatie.
voordeel is dat het sneller en goedkoper is.
De aselecte steekproef
= At random. Elke individu van de populatie heeft evenveel kans om in de
steekproef terecht te komen.
At random sampling
= wanneer we iets te weten willen komen over de populatie kunnen we enkel
aan aselecte steekproeftrekking doen. De kengetallen van de steekproef
vormen de steekproefstatistieken.
= deze hebben enkel betrekking op de betreffende steekproef.
o Steekproefkader
= een lijst van al de individuen van de populatie. Elk individu krijgt een
nummer. De computer zal at random nummers selecteren.
gevolg: op grond van gegevens van dergelijke steekproef kan je iets
vertellen over populatie.
Voordelen
o Op grond van steekproefkarakteristieken kunnen parameters van de
populatie geschat worden.
o Generalisering van de populatie is mogelijk.
o Veel statistische technieken zijn mogelijk.
o Kiezen de grootte van de steekproef zelf.
Nadelen
o Levert geografisch verspreide individuen op met bijkomende kosten en
tijdsinvesteringen.
o Kan wel of niet leiden tot representatieve steekproef. Zeker bij kleine
steekproeven kan representativiteit een probleem geven.
Representativiteit
= wanneer de samenstelling van de steekproef gelijklopend is met deze in de
populatie.
Volledig aselecte steekproef
= computer kiest aantal nummers van personen.
Systematische aselecte steekproef
= kies een (willekeurig) eerste persoon, en de volgende heeft telkens een
nummer dat x aantal hoger ligt.
5