Pitlo 3 Goederenrecht 14e editie Reehuis / 76 uitdagende oefenvragen met antwoorden 2024/2025
Samenvatting voor het vak RS0112-232444S Goederenrecht aan de Open Universiteit / Schakelzone Recht
oefenstof goederenrecht
Tout pour ce livre (146)
École, étude et sujet
Tilburg University (UVT)
Rechtsgeleerdheid
Goederenrecht (650247B6)
Tous les documents sur ce sujet (46)
1
vérifier
Par: cesarpanzo • 1 année de cela
Vendeur
S'abonner
dderks01
Avis reçus
Aperçu du contenu
SAMENVATTING LITERATUUR: VERDIEPING GOEDERENRECHT
Hoofdstuk 1 : algemene inleiding
Vermogensrecht = het samenstel van rechtsregels met betrekking tot iemands vermogen.
- Goederenrecht
- Verbintenissenrecht
- Erfrecht
- Huwelijksvermogensrecht
Vermogen = iemands op geld waardeerbare rechten en plichten
Goederen (art. 3:1 BW) = alle zaken en alle vermogensrechten
Zaken (art. 3:2 BW) = Voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Geen vereiste voor een zaak is dat deze aan iemand toebehoort. Objecten die aan niemand
toebehoren = resnullius. Geen zaken zijn:
- Gedachten;
- Merken;
- Energie (let op: uitzondering strafrecht)
- Uitvinding
- Modellen
- Verhaal
Stoffelijke objecten = een concreet en waarneembaar stoffelijk iets
Voor menselijke beheersing vatbaar = Het moet eigendom kunnen worden van een mens.
Voorbeelden welke niet voor menselijke beheersing vatbaar zijn:
- Lucht, maar wel zuurstof in een tank
- Zee, maar wel water in een fles
Vermogensrechten (art. 3:6 BW) = vermogensrechten zijn rechten die
- Hetzij afzonderlijk overdraagbaar zijn;
- Hetzij tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn;
- Hetzij ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen;
- Hetzij verkregen zijn in ruil voor stoffelijk voordeel’
- Hetzij verkregen zijn in ruil voor in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
Het recht hoeft niet overdraagbaar te zijn: een niet overdraagbaar recht van gebruik en bewoning en
een niet overdraagbare vordering zijn ook vermogensrechten.
Is het een vermogensrecht? à bepaald door de vraag of het recht in kwestie enige economische
waarde vertegenwoordigd
Eigendomsrecht (art. 5:1 BW) = het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben.
Goodwill = is gelegen in een bepaalde feitelijke constellatie, die zich voor een groot deel aan de macht
van de ondernemer onttrekt. Deze kan de opvolger enkel een gunstige positie verschaffen, maar geen
recht op het voortduren van de feitelijke situatie. Voorbeeld: de optelsom van de goederen van een
bedrijf, zijn minder waard dan het bedrijf zelf. Dit komt door de vaste klantenkring, de kwaliteit en de
ligging van het pand, deze vormen de goodwill.
Belichaamde goodwill = onverbrekelijk verbonden met vermogensbestanddelen van de onderneming
en tot uitdrukking komt in de meerwaarde van die vermogensbestanddelen in hun geheel bij
voortzetting van de onderneming boven de waarde van de afzonderlijke vermogensbestanddelen
Onbelichaamde goodwill = hier is bovenstaande niet het geval en kan niet in de verdeling van de
gemeenschap worden betrokken à is dus geen goed in de zin van art. 3:1 BW.
Onroerende zaken (art. 3:3 lid 1 BW) = de nog niet gewonnen geldstoffen, de met de grond verenigde
beplantingen, en de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij
rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.
Duurzaam met de grond verenigd à bepalend is of naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam
ter plaatse te blijven. Gelet moet worden op de bedoeling van de bouwer. De technische mogelijkheid
om het gebouw of werk te verplaatsen speelt geen rol.
Pagina 1 van 50
,Roerende zaken = alle andere zaken. (voorbeeld: water, gewonnen delfstoffen, geoogste gewas,
geplukte vruchten, omgehakte boom)
Registergoederen (art. 3:10 BW) = goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in
daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is. Drie vereisten:
1. Er moet een register bestaan waarin de vestiging of overdracht van het goed kan worden
ingeschreven;
2. Dat register moet openbaar zijn
3. De inschrijving in het register moet voor de vestiging of overdracht constitutief zijn, oftewel die
vestiging of overdracht treedt pas in door de inschrijving.
Bestanddelen (art. 3:4 BW) = Geen zaken in de zin van het recht omdat zij geen zelfstandig bestaan
leiden. Of een zaak bestanddeel is van een andere zaak, wordt bepaald door de verkeersopvatting à
algemeen gangbare opvatting, dat twee of meer zaken met elkaar in zodanig verband staan dat zij
samen een zaak vormen. ( fietsbel op fiets, blad op tafel, tegels van een huis, verlichting in fabriek).
Afhankelijk van de waardering van de omstandigheden en is in zoverre feitelijk.
Art. 3:4 lid 2 BW = kan een zaak niet van een andere – als hoofdzaak te beschouwen – zaak worden
losgemaakt zonder aan een der zaken schade van betekenis toe te brengen, dan is zij bestanddeel
van die hoofdzaak. Wordt aan dit fysieke criterium voldaan, dan is een onderzoek naar de
verkeersopvatting niet meer nodig.
Let op: een onroerende zaak kan nooit bestanddeel van een roerende zaak zijn of de eigendom van
die zaak zal volgen: de eigendom van de onroerende zaak bepaalt steeds de eigendom van de
roerende zaak.
Natrekking = een voorwerp verliest zijn zakenrechtelijke zelfstandigheid doordat het bestanddeel
wordt van een andere zaak.
Zaaksvorming = van meerdere voorwerpen wordt een voorwerp met een geheel nieuwe identiteit
gevormd.
Bestanddelen volgen de hoofdzaak à wordt een bestanddeel onderdeel van de hoofdzaak dan deelt
zij het juridische lot van die hoofdzaak en behoort dus ook tot de eigendom van die hoofdzaak.
Bij roerende zaken kan de natrekking niet worden doorbroken. Als er geen hoofdzaak aangewezen is:
dan ontstaat er mede-eigendom als de samengevoegde zaken verschillende eigenaars hadden (Art.
5:14 lid 2 BW)
Bij onroerende zaken is wel juridische scheiding van de eigendom mogelijk. (voorbeeld: land kan
worden verdeelt, recht van opstal: grond heeft andere eigenaar dan hetgeen op de grond).
Vruchten (art. 3:9 BW) = de vrucht die eerst een bestanddeel vormde, wordt door de afscheiding een
zelfstandige zaak doordat zij opeisbaar worden.
Natuurlijke vruchten: appel van een boom, graan, dieren krijgen jongen.
Economische vruchten: periodieke rente, dividend uit aandeel, huur à burgerlijke vruchten (art. 3:9 lid
2 BW)
Scheiding tussen de twee vormen is afhankelijk van de verkeersopvatting.
Door vervreemding verlies je het recht op de toekomstige vruchten.
Vermogenscomplex = meerdere zaken of goederen die een eenheid vormen omdat zij een
gemeenschappelijke bestemming hebben (voorbeeld: kudde schapen, inboedel, nalatenschap)
Goederenrechtelijke status = het vermogenscomplex is niet meer dan een verzameling goederen en
eventueel schulden.
- Gemeenschappen: de regeling veronderstelt dat er van meerdere gerechtigden –
deelgenoten- sprake is.
- Rechtspersoon: de economisch gerechtigden tot zijn vermogen kunnen wisselen, terwijl in
juridisch opzicht het vermogen steeds blijft toebehoren aan diezelfde rechtspersoon.
- Inboedel (art. 3:5 BW): het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een
woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van
voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard – geen onderdeel van het huis
Toekomstige goederen = als men het oog heeft op goederen die als zodanig nog in het geheel niet
bestaan ( absoluut toekomstige goederen) (voorbeeld: fruitopbrengst van een boomgaard) OF
Pagina 2 van 50
,bestaande goederen waarover men nog niet de beschikking heeft, terwijl men wel verwacht die
beschikking te eniger tijd te zullen krijgen (relatief toekomstige goederen).
Absolute rechten = rechten op goederen met gemeenschappelijke kenmerken: zij werken tegen
iedereen en verschaffen de gerechtigde een separatistpositie in het faillissement. (octrooirecht,
auteursrecht, vruchtgebruik, pand en hypotheek).
De kern van het absolute recht op een goed is, dat iedereen het moet respecteren, de
gerechtigde kan ook met speciale acties tegen iedere schending optreden.
Zakelijke rechten = onderdeel van absolute rechten - rechten welke op een zaak berusten (eigendom,
erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal)
Relatieve rechten = gelden tegen een afgebakende groep personen en in faillissement nemen zij een
gelijke rang in. Enkel tegen deze groep personen kan een recht gelden.
Beperkte rechten (art. 3:8 BW) = afgeleid uit een meeromvattend recht, hetwelk met dat beperkte
recht is bezwaard. Een beperkt recht is steeds afgesplitst van een zogenaamd moederrecht.
Voorbeelden: erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal, vruchtgebruik, pand en hypotheek.
Afhankelijke rechten (art. 3:7 BW) = zij gaan teniet met het recht waaraan zij zijn verbonden en
kunnen alleen overgaan op een andere persoon in samenhang met dat (hoofd) recht.
Voorbeelden: pand en hypotheek (afhankelijk van een vordering), de erfdienstbaarheden (afhankelijk
van erven) en het recht van opstal (afhankelijk van een gebruiksrecht).
Deze rechten worden steeds uitgeoefend door dezelfde rechthebbende als het recht waarvan zij
afhankelijk zijn en gaan dus ook mee over op iedere nieuwe rechthebbende. à zij kunnen geen eigen
goederenrechtelijk bestaan leiden: zij volgen automatisch het recht waaraan zij zijn verbonden (art.
3:82 BW) en zij kunnen niet gescheiden van dat recht worden overgedragen.
Vordering op naam = elke vordering die niet door middel van het opmaken van een daartoe strekkend
papier tot order- of toondervordering is gemaakt.
Voorbeeld: vordering tot terugbetaling uit geldlening, vordering uit schadevergoeding
Er is geen papier vereist voor het bestaan van de vordering
Overdracht vordering is mogelijk: door het opmaken van een akte en mededeling van de overdracht
aan de schuldenaar (art. 3:94 BW).
Order- en toondervorderingen (art. 3:93 BW) = Er is sprake van een vordering op papier waarbij
vervangbaarstelling op voorhand van de crediteur de regel is. Het papier is een middel om de
vordering te leveren aan de verkrijger.
Zakenrechtelijke papieren = het cognossement en de ceel, die dienst doen om zaken die zich in
handen van een derde bevinden op eenvoudige wijze te kunnen overdragen. Het papier belichaamt de
eigendom van de betreffende zaken.
Cognossement (art. 8:399 BW)= een papier afgegeven door de kapitein afgegeven aan de aflader –
de kapitein van een schip kan verklaren dat hij de in het papier omschreven zaken zal afgeven aan de
in het papier genoemde aanbieder van de zaken zelf, aan de aanbieder dan wel aan een door deze
aan te wijzen derde of aan degene die hem het papier toont.
Ceel (art. 7:607 BW)= een papier dat door de houder van een opslagplaats wordt afgegeven aan de
aanbieder van de bewaarde zaken.
Eigendom – houder (art. 5:1 BW)= het meest volledige recht dat een persoon op een zaak kan
hebben.
Bruiklener: heeft geen recht op de zaak, maar een (persoonlijk) recht tegen de uitlener om diens zaak
te gebruiken (ook wel houder).
Bezitter = degene die een goed voor zichzelf houdt. Bezitter van ieder goed: van een zaak – roerend
of onroerend – van een beperkt recht, van een vordering. à zegt niets over of iemand eigenaar is!
Rechthebbende = een goederenrechtelijke aanduiding om het meest volledige recht op een goed aan
te geven. Spreken we over een zaak, dan zeggen we eigenaar – bij vorderingen dus rechthebbende.
Crediteur = degene die een verbintenisrechtelijke aanspraak op een ander heeft – rechthebbende op
de vordering
Pagina 3 van 50
, Ter goeder trouw (art. 3:11 BW) = is vereist dat men de werkelijke situatie – subjectief – niet kende en
deze evenmin in de gegeven omstandigheden had behoren te kennen. Het behoren te kennen, hoeft
niet gekoppeld te worden aan de gemiddelde Nederlander: men kan ook scherpere eisen stellen,
uitgaande van wat iemand met de specifieke deskundigheid van de betrokken persoon had behoren te
weten, of juist mindere eisen stellen, uitgaande van wat iemand met het uitzonderlijk geringe inzicht
van de betreffende persoon had behoren te weten.
Redelijkheid en billijkheid = art. 3:12 BW: er moet rekening worden gehouden met algemeen erkende
rechtsbeginselen, met de in Nederland levende rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en
persoonlijke belangen die bij het gegeven geval zijn betrokken.
- Redelijkheid en billijkheid zijn objectief vaststelbare grootheden;
- Er dient steeds aan de hand van de omstandigheden van het concrete geval worden
vastgesteld wat redelijkheid en billijkheid meebrengen.
Misbruik van bevoegdheid (art. 3:13 BW) = iemand die zijn bevoegdheid als eigenaar niet kan
inroepen.
Art. 3:14 = een uit het burgerlijk recht voortvloeiende bevoegdheid mag niet worden uitgeoefend in
strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht.
Zaken met openbare bestemming (publiek domein) = men heeft ten gronde dezelfde bevoegdheden
en verplichtingen als ieder ander. De eigenaar van een zaak met openbare bestemming heeft ten
aanzien van de zaak slechts die bevoegdheden die zich verdragen met de publieke bestemming –
ongeschreven regel van publiekrecht.
Een publieke bestemming ontstaat door een wet of bestemmingsplan, maar kan ook vormloos tot
stand komen.
Pagina 4 van 50
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dderks01. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.