1. inleiding
Iedereen wordt verondersteld om de wet te kennen. (niet alleen juristen, maar ook alle burgers)
Er zijn verschillen en gelijkenissen tussen recht en andere normenstelsels als godsdienst en moraal.
1.2. het begrip recht
1.2.1. Algemeen
Het subjectieve recht is: “ik heb het recht om…”
Het geheel van aanspraken die een persoon tegenover een ander laat gelden en waaruit voor die
andere plichten ontstaan. VB: recht om te trouwen, recht om schadevergoeding te vorderen…
Het objectieve recht is:
1. Een geheel van regels
2. Opgelegd of ontvangen en bekrachtigd door de staat
3. Naleving is afdwingbaar
4. Beogen de ordening van het maatschappelijke leven.
1.2.2. Een geheel van algemeen geldende normatieve regelen.
Recht is een geheel van regels. Merendeel zijn gedragsregels (betrekking op gedrag van rechtssubjecten).
Verbods-, gebods-, toelatings- en organieke regels
Bevelen, verbieden of een handelswijze toelaten
Organieke regels: hebben niets te maken met gedragingen. Regels die iets organiseren
(vb. aantal volksvertegenwoordigers, soorten rechtbanken…)
Aanvullend of dwingend recht
Dwingende bepalingen moeten nageleefd worden door elke burger. De wetgever laat hen geen keuze. Bij
niet-naleving (bv. diefstal) volgt een sanctie. Deze regels zijn van dwingend recht.
Vb: geen schijnhuwelijken, geen nachtwerk voor minderjarigen, geen kinderarbeid, …
Verdere opdeling dwingend recht
De regels die de openbare orde (belangen vd De regels die sommige groepen zwakkere personen
staat) en de goede zeden (principes van beschermen
algemeen aanvaarde moraal) aanbelangen
absolute nietigheid relatieve nietigheid
Vb. openbare orde: draagmoederschap, Vb. zwakkere personen - minderjarigen, onbekwaam
contract huurmoordenaar, je moet hier werken verklaarde geesteszieken, mensen die onder invloed
tot aan je dood (onmogelijk vrijheid van de van dwaling of dwang een overeenkomst sluiten -
persoon) mogen in principe geen contract ondertekenen voor
Vb. goede zeden: je kan niet naakt rondlopen, bijvoorbeeld een kot.
dat is tegen de goede zeden kan veranderen (dus dit slaat niet op de dagdagelijkse handelingen.)
in de loop der jaren (evolueert nog altijd) Als hij dat wel doet en betaalt meer dan de anderen
kunnen de ouders het contract nietig verklaren.
De rechter verklaard of je onzedig gekleed bent.
Opm: Iedereen kan nietigheid vragen. Opm: Beschermde persoon moet nietigheid vragen.
Indien niet gevraagd, zal de rechter de overtreding
van de regels niet sanctioneren.
1
, Aanvullend recht
Vb: Je kunt getrouwd zijn onder het wettelijk stelsel, maar met bijkomende zaken.
Vb, verdeling van de goederen bij scheiding etc. dit kun je allemaal aanvullen aan je contract
Regels gelden enkel voor de rechtssubjecten (burgers) voor zover zij geen andere regeling
getroffen hebben. Je hebt de keuze om aanvullende bepalingen van de wet te volgen of een
afwijkende overeenkomst te sluiten.
Komt meest voor, van de meeste regels mag je afwijken of aanvullen
Het onderscheid tussen deze twee soorten is zeer belangrijk!
Als burgers tegen regel van dwingend recht in, afwijkende overeenkomst invullen, dan wordt de afwijking
van het dwingend recht gesanctioneerd met de nietigheid van de genoemde overeenkomst. Het is dus van
praktisch belang te kunnen uitmaken welk voorschrift dwingend, en welk aanvullend recht is.
algemene of individuele normen
Ze gelden voor alle rechtssubjecten die zich in dezelfde feitelijke omstandigheden bevinden.
Bv. bepalingen met betrekking tot de woninghuurwet zijn van toepassing op alle mensen die een woning
huren en onder het toepassingsgebied van de wet vallen.
1.2.3. Door de staat opgelegde of ontvangen en bekrachtigde normen
Waar mensen samenwerken, heeft men regels nodig om goed te kunnen functioneren.
Het recht vormt het normenstelsel van de staat.
Aangezien staat soeverein1 is, geldt het recht boven elk ander normenstelsel.
Recht (de wetten2) is opgelegd door de staat, de overheid vaardigt ze uit.
Sommige wetten ontstaan door de rechtspraak, doordat de rechterlijke macht een deel van de openbare
macht uitoefent.
1.2.4. Afdwingbare normen
Rechtsregels hebben tot doel om bepaald gedrag af te dwingen van burgers. Meestal vrijwillig nageleefd,
maar toch belangrijk om af te dwingen indien ze het niet vrijwillig doen.
In een moderne maatschappij is het ontoelaatbaar dat de burgers zelf instaan voor het afdwingen van
rechtsregels. Dit is de opdracht van de staat.
Niet naleven van de rechtsnormen staat moet sancties voorzien en nodige structuren organiseren.
Bv. een aannemer die gedwongen wordt om een ruwbouw te plaatsen, zal minder gemotiveerd zijn.
MAAR: voor privaatrecht afdwingen van schadevergoedingen
1.2.5. Normen die de ordening van het maatschappelijk leven beogen
Ordening van het maatschappelijk leven is het kenmerk dat recht onderscheidt van alle andere
normensystemen die de mens kent.
De mens:
- Individueel wezen: de mens wil zoveel mogelijk zelf doen
- Sociaal wezen: de mens heeft anderen nodig om iets te bereiken
Taak van recht: scheppen van orde, verhinderen dat de wet van de sterkste geldt.
1
Eigen baas in eigen gebied
2
Iedere rechtsregel die een norm inhoudt
2
,MAAR: recht moet altijd rechtvaardig zijn!
3
, 2. Indelingen van het recht
2.2. Privaatrecht & publiekrecht (objectief recht)
Publiekrecht:
WAT? Vb: de stad vraagt hoeveel burger vraagt en koopt dit
Objectieve rechtsnormen die het algemeen, openbaar belang betreffen
Recht van de overheid t.o.v. de burger (Overheid zoekt bewijzen)
HOE?
1. Regelt de inrichting, organisatie en werking van de staat, zijn onderdelen en organen
2. Bepaalt rechtsbetrekkingen van de staat, zijn onderdelen en organen t.o.v. elkaar, burgers en andere
staten en internationale rechtspersonen
INDELING
1. Grondwettelijk of constitutioneel recht
Recht dat de regels omvat die de vestiging, de structuur en de uitoefening van het soevereine gezag
betreffen. Regelt de inrichting van de staatsmachten, hun onderlinge verhoudingen en de grondrechten die
aan de burgers zijn toegekend.
Hoofdzakelijk in de Grondwet
2. Administratief recht of bestuursrecht
Omvat regels over inrichting en werking van de organen van de uitvoerende macht (de regering, de
ambtenaren). Het bepaalt hoe de staat en zijn onderverdelingen (provincies, gemeenten) functioneren.
Vb: onteigening en ruimtelijke ordening, milieurecht, energierecht, mediarecht, onderwijsrecht
Speciale administratieve rechtbank:Raad van state
3. Strafrecht:
3.1 Materiële strafrecht: beschrijft de strafbare feiten. 3 soorten misdrijven:
o Overtredingen = politiestraf Politie RB: 1-7 dagen gevangenisstraf
o Wanbedrijven = correctionele straf Corr. RB: 8d – 5j gevangenisstraf
o Misdaden = criminele straffen Hof van assisen: dwangarbeid, opsluiting, geldboete
De meeste strafbare feiten worden opgesomd in het Strafwetboek.
3.2 Formele strafprocesrecht:
Regels over de wijze waarop onderzoek naar eventuele misdrijven gevoerd moet worden, hoe procedure
rechtbank verloopt en hoe uitgesproken straffen uitgevoerd worden.
Te vinden in: Wetboek van strafvordering
4. Fiscaal recht of belastingrecht:
Betreft heffen & innen van belastingen. Ze worden verdeeld in directe en indirect belastingen.
Directe: voortdurende toestand van personen (vb. inkomensbelastingen)
Indirecte: gebeurtenissen van toevallige of voorbijgaande aard (vb. successierechten, btw)
4