HISTORISCHE METHODE: DEEL 3 VERHALEN EN
STRUCTUREN
CONTINGENTIE AGENCY
RECURRENTIE STRUCTUUR
Notie van feit verder te proberen doorgronden: wat betekend dat concreet als historici gebeurtenissen
gaan beschrijven, in wat voor kader gaan zij dat interpreteren (4 begrippen in kadertje hierboven)
1. FEITEN TUSSEN NARRATIEF EN CAUSALITEIT
a. Geschiedenis als verhaal: feiten en temporaliteiten van het
verleden
Geschiedenis is een verhaal, een constructie van een historicus op het verleden, een mening, opinie die
gefundeerd is en gebaseerd op gedegen interpretatie van bronnenmateriaal en informatie maar het is een
verhaal, een narratief.
Het is een spelen met die feiten (notie van tijd en temporaliteit heeft hier een belangrijke rol in)
Geschiedenis als tijdsmachine (EP Thompson)
De historicus verplaatst zich naar een bepaalde tijd, bekijkt een bepaalde gebeurtenis en tracht dan
door de oorzaken en gevolgen van die gebeurtenis in kaart te brengen een dieper inzicht te krijgen over
die gebeurtenis (waarom gebeurt, hoe kunnen gebeuren, …)
“Reconstruction of the historical moment in al it’s fullness, concreteness and complexity.”
(Butterfield)
Geschiedenis is de beschrijving van een toestand. Geschiedenis is een complexiteit en om een feit,
gebeuren of een process te kunnen begrijpen moet je contextualiseren en de fullness (volledigheid) van
het gebeuren in de gaten houden en is het onvoldoende om puur en alleen op het ene feit te focussen.
Geschiedenis is de wetenschap van de context: het is de context die zorgt dat een bepaalde gebeurtenis
een zekere vorm aanneemt en zekere betekenis en belang krijgt.
MAAR tegelijk moet een historicus niet alleen het feit en al zijn contexten in de gaten houden, het ene feit
is iets dat gebeurd in een temporele context, een tijdscontext, een ontwikkeling. Niet alleen de context
maar ook de veranderingen die plaatsvinden waarin het feit zich afspeelt is belangrijk. Van een punt in de
tijd naar een lijn in de tijd.
,Waar moet historicus op letten? (voordelen)
Chronologische sequentie van gebeurtenissen
gebeurtenissen staan niet los van elkaar, ze hebben verband met elkaar in een tijdsdoorsnede (en
ook in de ontwikkeling van die tijd): waarom vinden gebeurtenissen plaats
Rol van ‘toeval’ en contingentie
Contingentie: veel meer dan toeval (want dan zouden alle feiten los van elkaar zijn), de hele
omgeving waarin feiten zich afspelen, de context, de omgeving. De context in de tijd, het moment:
hele samenloop van omstandigheden waarin gebeurtenissen zich afspelen en die bepalen of een
gebeurtenis zich op een bepaalde manier zal onttrekken
wat is er met die context aan de hand en contrast recurrentie (= herhaling van feiten en
processen, dat bepaalde zaken meermaals voorkomen). Contingentie betekend dat feiten eenmalig
zijn omdat de samenloop van omstandigheden waarin ze gebeuren telkens verschillend is (en dat is
eigenlijk ook zo).
MAAR als contingentie onvermijdelijk waar is, waarom zou recurrentie belangrijk kunnen zijn?
Contexten zijn nooit dezelfde maar er zijn wel gelijke contexten. Mensen reageren soms op zelfde
manier (vb sneller gezin starten als het economisch goed is) Mensen gaan in vergelijkbare
omstandiheden de neiging hebben vergelijkbare dingen te doen
Historici leven in een spanningsveld tussen feiten/processen die de neiging hebben zich te
herhalen (recurrentie) en contingentie. Omstandigheden waarin gebeurtenissen plaatsvinden zijn
nooit dezelfde, dus feiten gaan zich nooit herhalen op dezelfde manier.
Voorstanders contingentie zijn vaak ook voorstanders van agency
(link agancy: individuen/groepen in de samenleving worden aangezet tot handelen, hebben ook de
mogelijkheid tot handelen. Ze kunnen geschiedenis veranderen. Politieke ideologieën werken en
maatschappijen zijn maakbaar. Door handelen zijn samenlevingen te veranderen (goed of slecht).
Voostanders recurrentie: agency en contengentie bestaan wel maar er zijn drijvende krachten in
die samenleving die ervoor gaan zorgen dat maatschappijen, groepen en individuen gaan handelen
op een bepaalde manier. (vb geneigd zijn te sparen, vroeg of laat trouwen, …) => structuur in
samenleving zorgen ervoor dat mensen op bepaalde manier gaan handelen.
hoe complexiteit (zie i-iv)
i. Voorbij het evenementiële: de vele niveaus van het feit
Feiten zijn er in verschillende vormen en kleuren.
, Eenvoudig-evenementiële niveau
(dit wordt traditioneel erkend door mensen als feiten)
zo was ook het positivisme, bronnen bestuderen en die bronnen laten ons toe feiten te
identificeren en te rangschikken “Histoire-Bataille” (naam gegeven door de Annales: alle historici
voor ons enkel geïntereseerd in veldslagen, verdragen, …)
Voorbeeld: slag bij Leipzich (schilderij verslaan Napoléon)
=> Werd in 19-eeuw als geschiedenis beschouwd, en je kan door goede analyse bronnen trachten
doorgronden waarom dit gebeurt enzo
MAAR die waarom vragen en zelfs complexiteit van de context waarin die slag plaatsvond) heel
moeilijk te vatten => weinig inzichten in heel de maatschappelijke context waarin het gebeurd,
waarom Fransen eigenlijk op voorand al verloren waren, …
nuttig maar beperkt
o Gebeurtenissen
o Statistische weergave
o Actoren en hun handelingen
Algemeen-evenementiële niveau
o Context wordt toegevoegd, waardoor veralgemening naar processen kan gebeuren. Maakt
ook vergelijkingen van gebeurtenissen mogelijk
o Oorzaken van bepaalde gebeurtenissen: uiteenlopend gewicht alle factoren die een rol
spelen: ideologische, militaire, economische, sociale en politieke factoren
Ook context errond, hier hierarchie in brengen
het complexe feit in al zijn details
Niet-evenmementieel niveau
o Algemene mentaliteiten, tijdsgeest (mss adhv fictieliteratuur), algemeen menselijk gedrag
o Fictie: neerslag van ideologische of artistieke realiteit
Zaken die niet direct kunnen gelinkt worden met dat ene feit
Deze tijdslagen zijn er ALTIJD en als je wil een gebeurtenis bestuderen moet je hele context in beeld
brengen van dicht tot heel veraf en dan waarde hechten aan hoe de verschillende elementen tot dat feit
staan. causaliteiten in beeld brengen (verbanden tussen het eenvoudig evenementiële feit en de
bredere context en tijdsgewricht dat daarrond functioneert. En het is de identiteit van dat verband dat
de causaliteit gaat bepalen.
Als de gebeurtenis helemaal anders had geweest moest er een factor anders zijn: causaal verband (een
verband dat betekenis heeft) en het is aan de historici om de waarde van het verband in beeld te
brengen.
, Voorbeeld: prent zogezegde start WOI
Traditioneel: start WOI
Klopt dat? Als breder plaatje wordt bekeken is dit eerder een excuus en geen oorzaak. Ze stonden
klaar om met elkaar in conflict te komen en dit was de gedroomde aanleiding.
Voornaamste theorie: WOI was er sowieso gekomen, ook moest dat schot niet gebeurd zijn.
Eenvoudig-evenementiële analyse: dit is de start
Bredere context (die andere 2): industrialisering samenleving, ongelijke snelheid industrialisering
naties, industrialisering militaire apparaten maken dat eerste feit minder essentieel
ii. Braudel en temporaliteiten (EXAMEN)
Model ontworden voor de 3 tijdslagen + hoe deze een rol spelen en link verschillende temporaliteiten
Belang ritmes van de geschiedenis (tijdslagen)
3 lagen van gebeurtenissen
DEEL 1: La part du milieu
De tijdslaag die niemand ziet: zo traag dat niemand zich bewust is van die beweging (maar de
beweging is er wel) vb de tijdsgeest, het klimaat, …
=> structurele: traag, lange termijn (longue durée), traag tot nauwelijks waarneembaar (histoire
immobile), onbewust beleefd
DEEL 2: Destins collectifs et mouvements d’ensemble
Ongeveer gelijk algemeen-elementiële, de bewegingen, ritmes die trager zijn maar niet meteer
ingrijpen in dagdagelijkse gebeurtenissen (economische groei, opkomst en ondergang politieke
bewegingen, …) zijn vatbar voor de tijdsgenoot maar je associeert ze niet met dagdagelijkse
gebeurtenissen.
=> cyclische: middellange termijn, trager, recurrent, soms bewust beleefd
DEEL 3: Les événements, la politique et les hommes
Evenementen die niet helemaal is zoals eenvoudig-elementiële gebeurtenissen maar het zijn wel
dagdagelijkse gebeurtenissen. Mensen herkennen deze, beleven deze en gaan er bewust mee om
(keuze bepaalde politieke partij, waarom je van cutuur houdt, …) dagelijkse zaken waar mensen
keuzes maken
=> evenementiële, korte termijn, snel, eenmalig en bewust beleefd
!Glijdende schaal structuur en agency
DEEL 1: La part du milieu puur structuur
DEEL 2: Destins collectifs et mouvements d’ensemble structuur en agency
DEEL 3: Les événements, la politique et les hommes vooral agency
iii. Eenmaligheid of recurrentie
Economische cyclus: Kondratiev
Kondratiev: economisch model waarbij economisten, historici in het verleden cicli van groei en