BEWEGINGSPROMOTIE & COMMUNICATIE
1A. INTRO-TERMEN-DID MODEL
Effectief lesgeefgedrag a.h.v. zes rollen:
• Gastheer: verwelkomt deelnemers bij aanvang en maakt bewust contact met hen
• Presentator: vangt de aandacht van de deelnemers
• Didacticus: geeft instructie
• Pedagoog: zorgt voor een veilig klimaat
• Afsluiter: laat deelnemers reflecteren en sluit les/sessie op effectieve manier af
• Coach: ervaren lesgever die focust op het leerproces van de individuele deelnemer.
Kennis/inzicht vaardigheden & attitudes = competent zijn
1A.1 TERMINOLOGIE
Opvoeden • Inleiden in betekenissen → betekenis geven aan iets (bv. Als kind moet je je
rommel opruimen van je ouders als er volk komt, op den duur ga je zelf je
rommel opruimen omdat je dit leert)
• Visie op het menselijk leven en samenleving → cultuurverschillen (bv. Bij ons is
mensen in de ogen kijken en dag zeggen op straat normaal, maar in andere
landen kan dit op een andere manier opgevat worden)
• Zelfstandigheid + volwassenheid (heden + toekomst) (bv. Plezant maken van de
lessen, zodanig dat kinderen gemotiveerd zijn om te sporten)
• Tweezijdig proces in natuurlijk milieu (actieve deelgenootschap) → gaat over
geven en nemen (bv. Als je als leider van de scouts teveel empathie toont aan
je groep dan zal dit zich uiten in autonomie en is het proces veel leerrijker)
Pedagogiek • Leer van de opvoeding (opvoedingsleer): concrete opvoedings- en
onderwijsprocessen
• Eind 18e E academische discipline/ wetenschap
• Ontwikkelingen: pluralisering van wetenschapstheorie (empirisch- analytische
pedagogiek, kritische pedagogiek, cultuurhistorische pedagogiek, ...) à
meervoudig, geen overkoepelende metatheorie
• Constructief-kritische pedagogiek: gebruik van nuttige theoretische elementen
en diverse onderzoeksmethoden op praktische opvoedkundige vraagstukken
• → De wetenschappen van pedagogie
Pedagogie • Praktijk van het opvoeden
• Werkelijkheid van opvoeding en onderwijs
• Vrij brede context
Onderwijskunde • Onderwijsveld als studieobject
• Op basis van een visie op mens, onderwijs en samenleving
Didactiek • Opvattingen/ aanwijzingen praktisch handelen met bedoeling optimaliseren
onderwijsproces
• Tak van de onderwijskunde die zich bezighoudt met het voorbereiden,
uitvoeren en evalueren van concrete onderwijsleerprocessen
• Leer systematische overdracht van competenties
• Veldgericht, toegepaste wetenschap
• Niet universeel/vaststaand, dynamische wetenschap
Didacticus • Iemand die didactiek beoefent of bestudeert
• Iemand die goed kan onderwijzen, uitleggen
• Iemand die lerend te werk gaat, m.n. als wijsgeer of dichter
1
,Methodiek • methodologie, leer van de te volgen methoden (bij onderzoek of onderwijs) (bv.
Bij zwemmen ga je eerst op het droge doen zodat de leerlingen weten hoe ze
het moeten doen en dan pas in het water doen)
• Theorie over ‘mogelijkheden waardoor’ en ‘middelen waarmee’ gestelde
doelstellingen bereikt kunnen worden
• Methoden om op meest efficiënte manier les te geven
• Onderdeel van de didactiek
Levenslang leren • LifeLong Learning (LLL), Continuous Professional Development (CPD)
• Onderwijs en opleiding niet meer beperkt tot de jongere leeftijdsfase
• Continue elementen in iemands biografie (educational autobiography)
• Leren stopt nooit, je moet blijven bijscholen, meer kennis krijgen en
gemotiveerd blijven (bv. Een man van 70 jaar volgt een computercursus)
Leren • Evolutie van externe regulatie naar zelfregulatie.
• Als lerende minder afhankelijk van begeleiding en interventies van de
onderwijsgevende
• Leren kan ook zelf doel en voorwerp van leren zijn
• Sleutelcompetenties met (deels) transversale eindtermen (bv.
Leercompetenties), (vroeger de vakoverschrijdende eindtermen)
1A.2 DIDACTISCHE MODELLEN
MET COMPONENTEN/ VARIABELEN VOOR DIDACTISCH HAND ELEN
• Schematische voorstelling
o = referentiekader voor didactisch denken & handelen
▪ Visualisatie onderwijsleerproces
▪ Didactisch handelen doorzichtiger, hanteerbaar, bespreekbaar
→ Eenvoudigste didactische model
Het geeft weer dat een lesgever rekening moet
houden met wie je voor hebt. De lesgever en
deelnemer zijn beide verantwoordelijk voor het
leerproces
→ Klassiek model “didactische analyse” van Gelder
(1973)
2
, • Doelstelling → Wat streef ik na bij de lerende?
• Beginsituatie → Hoe kan ik aansluiten bij wat de lerende reeds kent, beheerst?
• Leerstof → Hoe dien ik de leerinhouden/ leerstof te selecteren en te ordenen?
• Didactische werkvormen (bv. Leergesprek, groepswerk) in relatie tot leeractiviteiten → Welke
leeractiviteiten lok ik uit door een gepaste instructiestrategie te kiezen?
• Onderwijs- en leermiddelen → Welke media zijn het meest geschikt om te gebruiken?
• Evaluatie → Wat is het resultaat van mijn instructie-activiteit?
Ecologische modellen: verwijzen naar de complexe interactie tussen intra-persoonlijke en interpersoonlijke
factoren op niveau van organisaties.
Multi-level modellen met 3 à 4 concentrische cirkels:
• Microniveau of beleidsniveau → Centraal beleid, wetgeving, Vlaamse of nationaal structuur/
organisatie
• Mesoniveau of organisatieniveau → Eigen gebruiken en tradities binnen lokale school, gemeente,
club, fitness, …, dat zich verder vertaalt
• Microniveau of groepsniveau → Waar de concrete instructieactiviteit doorgaat, zoals klas,
(leer)groep, ploeg, … met concrete planning en evaluatie van leren en onderwijzen
• Nanoniveau of individuele deelnemersniveau → Unieke, individuele leerproces dat zich bv. Vertaalt
in een leerling- of patiënte volgsysteem
MET COMPONENTEN/ VARIABELEN VOOR GEZONDHEID
3
, Biomedische model: ziekte & genezingsproces gereduceerd tot
probleem in biologische processen
→ Uitbreiding van medisch model over menselijk functioneren.
Met aandacht voor biomedische aspecten, psychologische en
sociale factoren die medebepalend zijn
→ gezondheid = toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en
maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte
of andere lichamelijke gebreken (WHO)
MET COMPONENTEN/ VARIABELEN VOOR SEKSUELE GEZONDHEID
4