Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Moraalfilosofie (geslaagd) €3,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Moraalfilosofie (geslaagd)

 13 vues  1 achat

Samenvatting van de powerpoint en zeer uitgebreide lesnotities met eventuele aanvullingen van het boek waar nodig. Geslaagd.

Aperçu 6 sur 28  pages

  • 29 décembre 2022
  • 28
  • 2021/2022
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (18)
avatar-seller
maaikevwx
Hoofdstuk 1: De klassieke rechtvaardigingstoets
Moraalfilosofie
o = normatieve discipline
o Doel: oplossingen zoeken voor normatieve problemen
 De vraag of een bepaalde handeling, regel, toestand of maatregel toegelaten
(mogen), verplicht (moeten) of verboden (niet mogen) moet worden
 Onderscheid:
 Gerelateerde normatieve problemen
= sociale rollen en natuurlijke determinanten (tijd, plaats, ..) zijn bepalend
voor de oplossing van het probleem
bv. mag een politicus de verkeerswet overtreden? Mag een arts in sommige
gevallen zijn beroepsgeheim doorbreken?
 Ongerelateerde normatieve problemen
= probleem heeft betrekking op alle mensen ongeacht hun sociale rol of
natuurlijke determinanten
bv. mag abortus? Mag je gevangen folteren?


Moraalfilosofie – Goede daad
Rechtsfilosofie – Goede wetten Rationele argumentatie (beredeneerde oplossing)
Politieke filosofie – Goede samenleving


Onberedeneerde oplossing
o Geloof, de wil van God
 Verwijzen naar geloof om normatieve problemen op te lossen leidt tot dilemma: is
moreel verantwoord gedrag datgene wat de Goden ons bevelen of is het zo dat de
goden gedrag voorschrijven omdat het op zichzelf moreel is?
o Emoties, instincten en intuïties
 Hebben hun beperkingen: morele emoties kunnen uitmonden in onbeheersbare
immorele toestanden  wraak, vergelding, morele walging, .. kennen hun grenzen
niet
 Democratie vraagt rechtvaardiging: beslissingen met redenen motiveren
o Feitelijke toestand
 Is belangrijk want normatieve oplossingen horen gebaseerd te zijn op onze
(wetenschappelijk gebaseerde) kennis
 Ook de huidige wetgeving
 Maar mogen zich niet bezondigen aan de naturalistische drogreden: je leidt ‘moeten’
uit ‘niet mogen’ of ‘mogen af  begrijpen of verklaren verwarren met
rechtvaardigen
bv. omdat iets altijd al zo was, hoort het daarom niet persé zo te zijn

,Beredeneerde oplossing
= je positie louter op logische argumenten en wetenschappelijke feiten baseren
o De morele calculus
 Jeremy Bentham – Utilitarisme
 ‘The greatest happiness fort he greatest number’
= een handeling is wenselijk als die het meest bijdraagt tot het geluk van alle
individuele burgers
1. Hedonisme
= nutsbalans is becijferbaar (positief en negatief saldo)
 begrip ‘nut’ (utiliteit) drukt beter dan ‘geluk’ de positieve of
negatieve dimensie uit
 houdt ook rekening met het dierenwelzijn
 Probleem: nutsbalans is moeilijk becijferbaar
2. Consequentialisme
= alleen rekening houden met de gevolgen (niet de achterliggende bedoeling
of intentie)
 wanneer een handeling geen (negatieve) hedonistische gevolgen
heeft, keurt een utilitarist dit niet af
bv. als je een belofte deed aan iemand die nu dood is kan je die
verbreken want de nutsbalans van een dode is nooit negatief
 Probleem: botst met diepe intuïties
3. Nominalisme
= alleen individuele nutsbalansen bestaan (de rekenkundige som van al die
balansen bepalen het normatieve karakter van een handeling: totaalsom
positief dan is handeling goed, totaalsom negatief dan is handeling slecht)
 je telt gewoon de nutsbalansen van alle betrokkenen samen
 Probleem: moral monstrosity
= deze werkwijze legitimeert handelingen die fundamenteel
botsen met onze morele intuïties
bv. groepsverkrachting wordt toegestaan zolang het plezier
groter is dan het leed van het slachtoffer
o De morele plicht
o Emmanuel Kant – Deontologisme
1. Intentiemoraal
= de intentie telt, niet de gevolgen
 Datgene wat mensen willen en nastreven telt en staat voorop
 Teken van morele maturiteit wanneer je je focust op de intenties
 De intenties van mensen stellen vast of iemand goede of slechte
handelingen stelt
 Probleem: gevolgen kunnen heel belangrijk zijn
2. Intrinsiek goed en slecht
= keuzevrijheid als veronderstelling
 Belangrijke voorwaarde: je kan pas zeggen dat iets intrinsiek
verkeerd is wanneer je daar ook iets aan kan doen (keuzevrijheid =
beschikken over een vrije wil waardoor je iets, een bepaald gedrag of
daad, kan vermijden)
 Probleem: zonder vrije wil, geen moraal

, 3. Radicale plichtenmoraal
= absolute en universele beginselen
 Universeel – Categorisch imperatief
 ‘Handel steeds in overeenstemming met die regel waarvan je
kunt willen dat het een universele wet wordt.’
 Specifieke keuze – Algemene wet: een morele plicht
is nooit vrijblijvend
 Handel steeds zo dat je je medemens nooit louter als middel
maar ook altijd als doel beschouwt
 Doel – Middel: respect voor menselijke waardigheid
is een basisplicht
 De rationele wil – John Rawls
 Theory of justice: gedachte-experiment om na te gaan welke
beginselen mensen aanvaarden
 Lieve vermijden van pech dan optimaliseren van geluk
 Beschermende rechten primeren boven optimaliserende
vrijheden
 Probleem: zijn er wel universele beginselen? (Elke
samenleving wordt gekenmerkt door ideologieën en dit
betekend dat je geen universele beginselen kan hebben)


De klassieke rechtvaardigingstoets
Controversefase
o Nagaan of een handeling gerechtvaardigd is
3 fasen in zowel controversefase
Interventiefase als interventiefase
o Nagaan of een maatregel gerechtvaardigd is




Fasen:
1. De schendingsfase
o Beginsel
o Onderzoek of de handeling een schending uitmaakt van een beginsel
o Bewijslast: partij die schending inroept moet die schending aantonen
 Eerst formuleer je een beginsel
 Daarna toon je aan dat het beginsel algemeen aanvaard is – dat dit beginsel
op een consensus berust
 Aantonen dat het beginsel inderdaad geschonden is: de handeling is in
tegenspraak met het beginsel

, o Technieken om beginselen, rechten, vrijheden en plichten te verfijnen zodat
schending moeilijker wordt
 De herdefiniëring van een beginsel, recht, vrijheid of plicht
 Je herdefinieert een beginsel waardoor de handeling buiten het
bereik van het beginsel valt
bv. dwergwerpen:
verdediging = persoon is autonoom als hij alle handelingen kan stellen, laten
of nastreven die hij zelf verlangt, los van druk en dwang van buitenaf 
autonomie als zelfbeschikking
maar
overheid verdedigde en stelde engere definitie = persoon is autonoom als hij
alle handelingen kan stellen, laten of nastreven die hij zelf verlangt én die
behoren tot een opvatting van het goede leven die respect verdient, los van
druk en dwang van buitenaf  autonomie als zelfrealisatie
dus
wanneer je stelt dat dwergwerpen niet behoort tot een opvatting van het
goede leven die respect verdient, dan is er geen schending van dit
autonomiebeginsel
 Het onderscheiden van soorten beginselen, rechten, vrijheden en plichten
 Je kan van een onvoorwaardelijk recht of een recht waaraan geen of
vrijwel geen voorwaarden verbonden zijn en waar in principe alle
morele agenten recht op hebben (bv. recht op vrije beweging) een
voorwaardelijk recht maken of een recht waaraan meerdere
voorwaarden aan verbonden zijn (bv. recht op autorijden)
2. De overtreffase
o Hoger beginsel
o Onderzoek of een handeling die een schending uitmaakt van een principe
vooralsnog te rechtvaardigen is
 Hogere beginsel overtreft het lagere geschonden beginsel
 Wie erkent dat een beginsel is geschonden is nog niet verloren, het kan zijn
dat deze schending verantwoord is
o Procedure:
 Je formuleert het conforme beginsel en toont aan dat de handeling
inderdaad in overeenstemming is met het ingeroepen beginsel
 Vervolgens toon je aan dat het conforme beginsel hoger staat dan het
geschonden beginsel (hiërarchie)
o (controversiële) Technieken om aanvallende partij te overtuigen
 Individueel vs. collectief beginsel
 Beginselen die betrekking hebben op de individuele rechten en
vrijheden hebben voorrang op collectieve of groepsrechten
bv. in discussie over besnijdenis moslimmeisjes zou je betogen dat
recht op seksuele integriteit boven collectieve recht op identiteit gaat
 Fundamenteel vs. afgeleid recht
 Rechten die betrekking hebben op de algemene condities voor de
realisatie van een (beschermde) invulling van het goede leven
hebben voorrang op afgeleide rechten of rechten die betrekking
hebben op een specifieke uitdrukking van één van de (beschermde)
invullingen van het goede leven
bv. in discussie over wapenbezit zou je kunnen betogen dat het
fundamentele recht op veiligheid boven het afgeleide recht op het
dragen van vuurwapens gaat

,  Niet-controversiële vs. controversiële beginselen
 Beginselen die door iedereen aanvaard worden hebben voorrang op
beginselen die controversieel zijn
bv. in discussie over censureren van een lasterlijk boek zou je kunnen
betogen dat het recht op vrije meningsuiting voorrang geniet boven
het eerder vage beginsel van respect
 Eén vs. meerdere geschonden of conforme beginselen
 Hoe meer beginselen geschonden zijn, hoe meer balans zal
overhellen
bv. in discussie over censureren lasterlijk boek zou je kunnen betogen
dat niet alleen het recht op respect maar ook de privacy geschonden
is. Dit tegenover slechts één beginsel, de vrije meningsuiting
 Basisbehoefte vs. supplementaire behoefte
 Beginselen die betrekking hebben op basisbehoeften hebben
voorrang op beginselen die een bescherming van supplementaire
behoeften op het oog hebben
bv. in discussie over nachtvluchten zou je kunnen betogen dat het
recht op gezonde nachtrust van de omwonende primeert op het
recht op een baan in de Belgische luchtvaartsector
 Handeling is kern vs. periferie van beginsel
 Behoort de controversiële handeling niet tot de periferie van het
geschonden beginsel, maar tot de kern van het conforme beginsel,
dan kan je voorrang geven aan het conforme beginsel en omgekeerd
bv. in discussie over dragen van hoofddoeken zou je kunnen betogen
dat het conforme beginsel van godsdienstvrijheid voorrang heeft op
het geschonden neutraliteitsbeginsel. Het dragen van een hoofddoek
behoort tot de kern van de godsdienstbeleving van een moslim, maar
is een detail ten opzichte van het vrijwaren van het
neutraliteitsbeginsel dat de overheid wil nastreven
3. De uitzonderingsfase
o Onderzoek of er sprake is van een gerechtvaardigde uitzondering
 Veel zwaardere bewijslast dan in de overtreffase: geen hiërarchie
onderbouwen maar de moraliteit, de noodzaak en de evenredigheid van de
handeling aantonen
 Moraliteit
= Aantonen dat de handeling in overeenstemming is met één of
meerdere normatieve principes
 Noodzaak
= Aantonen dat de handeling noodzakelijk is
 Wat zijn de onwenselijke gevolgen wanneer de handeling
geen plaats heeft?
 Wat zijn de realistische alternatieven om die onwenselijke
gevolgen te vermijden?
 Evenredigheid of proportionaliteit
= Aantonen dat er een evenwicht bestaat tussen het middel en het
doel




Zowel bij de controversefase en de interventiefase:

, Pro partij Contra partij
Geen schending Schending
Overtreffen Geen overtreffen
Gerechtvaardigde uitzondering Geen gerechtvaardigde uitzondering
 3 mogelijkheden  1 mogelijkheid

Voorbeeldcasus wilde NMBS-stakingen
Vraag 1. Wat is de controverse- en interventievraag? Welke van beide staat hier centraal?
 De interventievraag: Kan de overheid/staat/wetgever dit soort wilde stakingen verbieden?
Kan je wilde stakers straffen?
 De controversevraag: Zijn wilde stakingen überhaupt acceptabel?
 De controversevraag staat hier vooral centraal

Vraag 2. Is de auteur pro- of contra partij?
 De auteur is contra, hij is tegen dit soort wilde stakingen
 Contra partij dus schending

Vraag 3. Welke zijn de geschonden beginselen? En geschonden beginselen?
 Geschonden beginselen: Recht op openbaar vervoer, recht van de werkgever om over zijn
personeel te beschikken
 Conforme beginselen (= beginselen waarmee de wilde staking in overeenstemming zijn –
worden gebruikt door de pro partij): Het recht op staken

Vraag 4: Geen overtreffen?
 Stakingsrecht is geen absoluut recht

Vraag 5. Geen gerechtvaardigd doel?
 Moraliteit: ‘gerechtvaardigd doel’  “Wilde stakingen zijn in beginsel fout, tenzij om een
zwaarwichtige eenzijdige beslissing van de werkgever te keren. Een eerste tekortkoming
dus.” + “Werkdruk of tekort aan personeel zijn in beginsel geen redenen die veroorloven het
hele spoornet in het gedrag te brengen. Ook hier is er een tekort.”
 Noodzaak: ‘subsidariteitseis’  Alternatieven zonder dat recht op openbaar vervoer in
gedrang komt = stakingsaanzegging, verplichte arbitrageprocedure en/of overleg
 Evenredig of proportioneel: ‘passend, evenwichtig’  Staan de belangen van de stakers in
verhouding tot de schade die zij aan andere burgers en ondernemingen aanbrengen?

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maaikevwx. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

73314 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,49  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter