Deel 1: inleiding (p.7-43)
A. Van handelsrecht naar ondernemingsrecht
B. “Onderneming” in formele en in functionele zin
C. Enkele basisverplichtingen van en bijzondere regels voor ondernemingen
D. Onderneming, vennootschap en rechtspersoon
A. Van handelsrecht naar ondernemingsrecht HB p.7-12
Afd. 1 Ontstaan en toepassingsgebied van het handelsrecht
• Code de commerce of Wetboek van Koophandel was er om alle bijzondere en afwijkende
regels voor handelaars te regelen.
• Tot niet zo lang geleden was er sprake van handelsrecht, dat wil zeggen dat de rechtsregels
van toepassing waren op handelaars.
• Handelaars (Art.1 Wetboek van Koophandel) = iemand die ‘daden van koophandel’
uitoefent en daarvan, hoofdzakelijk of aanvullend, zijn beroep maakt, met het oog op
winst → Het handelaarsbegrip werd te eng gedefinieerd
• 1807: Wetboek van Koophandel + bijzondere wetten waren van toepassing op handelaars
• Rechtbank van koophandel was algemeen bevoegd voor geschillen tussen/tegen handelaars
(1807-2014).
Afd.2 Stapsgewijze decodificatie van Wetboek van Koophandel, gevolgd door invoering WER (=
Wetboek van Economisch recht)
• Het begrip ‘handelaar’ was een basisbegrip in het Wetboek van Koophandel (1807-2018).
• In de 20e eeuw was het Wetboek van Koophandel bijzonder onderhevig aan een langdurig
proces van decodificatie. (= verschillende materies werden in de loop van tijd uit het
Wetboek van Koophandel gehaald, en werden in afzonderlijke wetten en wetboeken
‘geplaatst’).
• Economisch recht: Het economisch recht is het geheel van de rechtsregels dat erop gericht is
de vrije en eerlijke concurrentie op de economische markten te vrijwaren. (in 2013
samengebracht in het WER)
Toenemende kritiek op het handelaarsbegrip:
• Kritiek op archaïsch begrip “handelaar”
• Kritiek omdat: de handelaarsbegrip werd bepaald aan de hand van een onduidelijke en
onvolledige lijst van ‘daden van koophandel’
• Gevolg: heel wat ondernemingen vielen niet onder het begrip handelaar. Gevolg hiervan is
dat deze ondernemingen die activiteiten voerden, niet onder het faillissementsrecht vielen.
(namelijk alleen handelaars konden failliet worden verklaard)
• Enkele voorbeelden van geen handelaars en dus burgerlijk:
- Landbouw, mijnbouw, vrij beroep (huisarts, slager, advocaten, artsen,…) , burgerlijke
vennootschappen met handelsvorm en vzw’s
, • Daarom nam de moderne wetgeving afstand van het handelaarsbegrip en gebruikt nu het
begrip ‘onderneming’.
• 2013: invoering WER (Wetboek Economisch Recht)
• Handelaarsbegrip blijft in eerste instantie (tot 2014) als aanknopingspunt bestaan
• Wettelijke regels die blijven bestaan zijn:
- de bevoegdheid van de rechtbank van koophandel
- het faillissementsrecht
- handelsbewijsrecht
• 2014: het begrip ‘handelaar’ verloor in 2014 met de Wet Natuurlijke Rechter zijn belang als
aanknopingspunt voor de bevoegdheid van de rechtbank van Koophandel
• Door die wet is de rechtbank van Koophandel bevoegd voor geschillen tussen/tegen
ondernemingen in functionele zin (=inhoudelijk)
• Door al deze kritiek & evoluties was het duidelijk dat het Wetboek van Koophandel, Wetboek
van Vennootschappen en het Wetboek van Economisch Recht niet langer naast elkaar
zouden bestaan.
Afd.3 Naar een volwaardig ‘Ondernemingsrecht’ met een wetboek van economisch recht en een
wetboek van vennootschappen en verenigingen.
Onder leiding van minister van justitie Koen Geens werd het brede ondernemingsrecht in 3 fases
hervormd: ‘de 3 grote werven’
1) Insolventierecht en faillissementsrecht gemoderniseerd
2) Oud wetboek van koophandel afgeschaft + begrip handelaar afgeschaft
3) Hervorming van het vennootschaps- en verenigingsrecht
1) Gemoderniseerd insolventierecht: 11 augustus 2017
• Boek XX van het WER vervangt de faillissement wet en de wet continuïteit onderneming
(Afschaffing WCO & faillissement wet)
• Boek XX ingevoegd in WER gemoderniseerd insolventierecht voor ondernemingen in formele
zin:
(a) elke zelfstandige natuurlijke persoon;
(b) elke rechtspersoon;
(c) elke organisatie zonder rechtspersoonlijkheid (bv. maatschap)
• Invoering nieuw, formeel begrip: ‘onderneming’ (handelaar)
→ Maakte de faillissement wet toepasbaar voor alle ondernemingen, niet
alleen voor de handelaars. OOK: de landbouwers en vrije beroepen (Vb.
huisarts, slager, bakker,…)
• Bevoegdheidsomschrijving insolventierechtbank werd aangepast (art. 574, 2° Ger.W.)
,2) Hervorming ondernemingsrecht: 15 april 2018 (Oud wetboek van koophandel afgeschaft +
begrip handelaar afgeschaft)
• Het handelsrecht is afgeschaft, en het ondernemingsrecht uitgebreid en gemoderniseerd.
Meer concreet leidde De Wet Hervorming Ondernemingsrecht tot 3 vernieuwingen:
1) De notie ‘handelaar’ en het handelsbewijsrecht werden afgeschaft
• Handelaarsbegrip afgeschaft
• Handelsrecht werd ondernemingsrecht
2) Het wetboek van Koophandel verdween
• De-codificatie van Wetboek van koophandel: vennootschapsrecht, insolventierecht,
financieel recht,.. verdwenen uit het Wetboek van Koophandel
• DAN: kwam in 2013 de concurrentie WER
• ‘Concurrerende’ codificatie door het WER van toepassing op ondernemingen in
functionele zin (2013-2018)
• 2018: Het Wetboek van Koophandel werd afgeschaft; wat er nog van restte, werd
geïntegreerd in gemoderniseerd ondernemingsrecht (WER)
→ Handelsrecht wordt herdoopt tot ondernemingsrecht
→ Rechtbank van Koophandel wordt herdoopt tot ondernemingsrechtbank
• Bevoegd voor geschillen tussen/tegen ondernemingen in formele zin (art. 573
Ger.W.) + uitbreiding recruteringspool lekenrechters (2018-…)
→ Niet alleen handelaars, maar nu ook vrije beroepers, landbouwers,… kunnen in de
rechtbank zetelen.
3) Er werd een nieuw algemeen, formeel ondernemingsbegrip ingevoerd
• Dus: Wetboek van koophandel en begrip ‘handelaar’ afgeschaft
• Het nieuwe formele begrip ‘onderneming’ (boek XX) werd veralgemeend (nieuw art. 1.1, 1°
WER)
• 3 types ondernemingsvormen (in formele zin → kijkt naar de vorm van de onderneming)
(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent Vb. huisarts,
bakker,…
(b) Iedere rechtspersoon
• Is sinds 2018 gekwalificeerd als onderneming → Heel het WER is van toepassing op
hun
• Kan zowel een vennootschap met rechtspersoonlijkheid zijn (Vb. BV of NV) OF het
kan ook iets anders zijn (Vb. een VZW).
Die vzw’s kunnen sinds 2018 ook failliet gaan, want zij worden nu ook gezien als een
onderneming zoals alle andere.
, 3) Hervorming van het vennootschaps- en verenigingsrecht
• Nood aan modern vennootschapsrecht
• Het werd volledig gemoderniseerd door de invoering Wetboek van vennootschappen
(1999)
• Integratie van delen van BW (1804) en Wetboek van Koophandel (1807)
• Zeer groot aantal vennootschapsvormen
• Maatschap, … = VZRP
• VOF, Commetaire vennootschap, … = VORP
→ Vennootschap met onvolkomen rechtspersoonlijkheid
→ Onbeperkte aansprakelijkheid: de aandeelhouders kunnen
aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de vennootschap
• BVBA, CV, NV, Comm.VA, … = VVRP
→ Vennootschap met volkomen rechtspersoonlijkheid
→ Beperkte aansprakelijkheid: de aandeelhouders zijn nooit
aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap
• Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen (1921)
• vzw’s
• stichtingen
→ Zij worden gekenmerkt door een belangloos doel
Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (= WVV) (2019): 3 krachtlijnen
1. Doorgedreven vereenvoudiging
• Afschaffing onderscheid burgerlijke en handelsvennootschappen + WER van toepassing op
alle vennootschappen
• Beperking van het aantal vennootschapsvormen
• 4 vennootschapsvormen behouden:
1) Maatschap (=VZRP) → heeft 2 varianten : VOF & Commetaire VA (=VORP)
2) CV
3) BV (=besloten vennootschap)
4) NV (=naamloze vennootschap)
• Integratie van het VZW-recht
2. Verregaande flexibilisering
• Flexibel vennootschapsrecht, eenvoudig en voorspelbaar
• Minder dwingend recht, waardoor men meer flexibel kan zijn.
• Er zijn nog steeds regels maar hoofdzakelijk van het aanvullend recht.
→ Bij het dwingend recht kan je niet afwijken, bij het aanvullend recht wel. Bij het
aanvullend recht kan je afwijken indien de partijen overeenkomen → er is
contractuele vrijheid.
3. aanpassing aan Europese evoluties
• Ondernemingsrechtbank bevoegd voor alle WVV - geschillen (art. 574, 1° Ger.W.)