ONROERENDE VERMOGENSPLANNING - 2021
DEEL 1 VERMOGENSOPBOUW EN -BEHEER
H1: SPAREN EN BELEGGEN
Functies van geld
- Is een rekeneenheid
- Een betaal- en ruilmiddel
- Oppotten (= geld uit circulatie houden door het thuis bv in een schoenendoos bij te houden)
Vermogen
,Verschil tussen aandelen en obligaties?
- Aandelen: je wordt mede-eigenaar/aandeelhouder
- Obligaties: = schuldpapier/kasbon uitgegeven door de overheid, je krijgt een intrestvergoeding
BELEGGINGSDOELSTELLINGEN
Algemene kenmerken beleggingsinstrumenten
- Return: de meer- of minwaarde die wordt gerealiseerd en eventueel ook koerswinst of verlies
wanneer werd belegd in vreemde munten. Return is ruimer dan rendement, rendement = de
rechtstreekse opbrengst van een belegging.
- Zekerheid: de mate van onzekerheid is de risicograad waarmee een belegger bij iedere
beleggingsvorm wordt geconfronteerd.
Koersrisico: toekomstige waarde is niet zeker door de constant wijzigende koersbewegingen
op de financiële markt.
Debiteurenrisico: beleggen komt er altijd op neer dat er geld wordt uitgeleend aan een
andere partij. De kans bestaat dat deze debiteur op het afgesproken moment de
overeengekomen vergoeding niet kan uitkeren/terugbetalen.
Renterisico: rentevoet kan stijgen of dalen, je kan lenen aan een vaste of variabele rentevoet
Valutarisico: risico verbonden aan het beleggen in een vreemde valuta. Waarde van de munt
kan dalen/stijgen
Inflatierisico: inflatie = de koopkracht van het geld wordt minder gevolg: als de inflatie
toeneemt maar de vergoeding van de belegging blijft constant, dan houdt je op het einde (in
reële termen) minder over
Systematisch risico: wereldwijd, raakt alle ondernemingen (vb. oorlog, inflatie,…), niet weg te
diversifiëren, een belegger wordt voor het blootstellen aan dit risico beloond met rendement
Niet-systematisch risico: toe te wijden aan een specifieke onderneming/sector, diversificatie
minimaliseert dit risico, blootstelling aan dit risico levert beleggers geen extra rendement op
- Beschikbaarheid: de snelheid waarmee het beleggingsinstrument terug omzetbaar is in liquide
middelen. = liquiditeit van een beleggingsvorm
- Kosten
- Fiscaliteit
OVERZICHT VAN EEN RUIM PRODUCTENAANBOD
- Bank en verzekeringsproducten
Spaarrekening: op ieder moment kosteloos opvraagbaar
gereglementeerde spaarrekening: rentevergoeding geplafonneerd, basisrente –
getrouwheidpremie, vrijstelling roerende voorheffing
niet-gereglementeerde spaarrekening
Termijnrekening: = rekening bij een financiële instelling voor een vooraf bepaalde
periode, vooraf bepaalde rentevergoeding, volledige terugbetaling van het ingelegde
bedrag op einddatum, roerende voorheffing 30%
Kasbon: schuldtitel, uitgegeven door een financiële instelling, op einde termijn krijg het
ingelegde bedrag terug, tussentijds wel intrest vergoeding, vooraf bepaalde periode,
roerende voorheffing 30%
Levensverzekering: is een kans-contract, verzekeringnemer betaald de polis, verzekerde
kan een object of persoon zijn. Een instrument voor vermogensoverdracht
, verzekeringsbon
tak 21 – spaarverzekering: vrij storten en opnemen, per storting gegarandeerde rente
voor een bepaalde periode, eventuele winstdeling, instapkosten, beheerkosten,
verzekeringstaks 2%, roerende voorheffing 30%
- Rechtstreeks beleggen op de vermogensmarkt
Aandelen: je bent aandeelhouder
Obligaties: je leent geld
- Hybride
producten
Beleggingsfondsen: doel is om het geld van een groot aantal beleggers samen te brengen en
vervolgens gespreid te beleggen over meerdere beleggingsproducten. In ruil voor de
inleg krijgt de belegger een deelbewijs of participatie in het fonds, deze kunnen later
terug verkocht worden.
o ICB (instelling voor Collectieve Beleggingen)
o Aandelenfondsen, obligatiefondsen, gemengde fondsen, dakfondsen,…
o Return ifv onderliggende activa, kapitalisatiefonds vs distributiefonds
o Risico: koersrisico, marktrisico, risicoklasse. Ev. Kaptiaalbescherming
o Liquiditeit: inventariswaarde
o Kosten: instapkosten, beheerskosten, uittredingskosten
Tak 23: levensverzekering zonder gegarandeerde rentevoet
o Kosten: instapkosten, beheerskosten, uitstapkosten
o Fiscaliteit: verzekeringstaks 2%, geen RV, geen beurstaks
- Onroerend goed (Real assets)
Directe belegging in onroerend goed
Vastgoedcertificaten
Gereglementeerde vastgoedvennootschappen (GVV’s)
BELEGGEN IN VASTGOED
Risico (verwachte schommeling op korte termijn) en rendement (verwacht rendement op lange
termijn) stijgen samen.
OLO= lineaire obligaties