Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
SAMENVATTING- Sociologie Prof. Jan Van Bavel €5,49
Ajouter au panier

Resume

SAMENVATTING- Sociologie Prof. Jan Van Bavel

1 vérifier
 137 vues  2 fois vendu

Deze samenvatting dekt alle lessen gegeven door Prof. Jan Van Bavel () samen met de nodige aanvullingen uit het handboek van de vorige docent: Rudi Laermans. Concreet samengevat wat de harde theorie is, enkele voorbeelden kort en krachtig verwerkt, Aparte begrippenlijst (in de vorm van flashcard...

[Montrer plus]

Aperçu 10 sur 46  pages

  • Oui
  • 2 janvier 2023
  • 46
  • 2022/2023
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (3)

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: lauravandenborre2 • 11 mois de cela

avatar-seller
sarac2
S OCIOLOGIE
H ET SOCIOLOGISCH PER SPEC TIEF

HET SOCIALE

Drie grote vragen in ‘het sociale’:
1. Wat verklaart orde, regelmaat en voorspelbaarheid in het samenleven?
 Contingentie en sociale orde

2. Hoe beïnvloedt ‘het sociale’ het individuele leven?
 Invloed van het sociale

3. In wat voor samenleving leven wij thans en waar gaan we naar toe?
 Maatschapijdiagnose

4. Hoe komen we tot een algemene en empirische of feitelijke onderbouwde kennis van het
sociale?
 Epistemologie en methodologie

Sociologie ≠ Social engineering:
1. Maatschappij is complex-systemisch
 onbedoelde en onvoorziene effecten, perverse effecten

2. Er zijn nauwelijks context-onafhankelijke “wetten van het sociale”
 sociale “effecten” zijn context-afhankelijk
 sociale dus culturele dus historische context (history matters!)

3. Sociale leven vereist communicatie en agency
 self-fulfilling prophecies, self-destructing prophecies


Sociaal Handelen = handelen dat gericht is op handelen van anderen. Het verondersteld dat actoren
 handelen met agency (= handelingsvermogen)

Samenhandelen = het sociale gebeuren dat ontstaat door sociaal handelen

De basiskenmerken van samenhandelen:
1. Zelfreferentialiteit: binnen een proces van samenhandelen refereert ieder
nieuw element aan eenzelfde soort element. Als ik iets doe reageer ik
daarna weer op uw reactie daarop. Actie reactie.

2. Dynamisch en tijdsgebonden. Het is momentaan, het voltrekt zich als een proces door de tijd.
Het is een film en geen foto.

3. Samenhandelen is altijd contigent. Het is in zekere maten voorspelbaar, en in
zekere maten onvoorspelbaar

4. Het wordt reflexief gemonitord: geobserveerd en gestuurd door betrokken
actoren. Ze gebruiken hun agency om de ruimte te lezen en je handelen te
beïnvloeden (BV: mensen vermijden waar je in onprettige situaties met gezeten hebt)



Samenhandelen creëert afhankelijkheidsverhoudingen, dit creëert op zijn beurt sociale verbanden. Het
geheel van alle sociale relaties, afhankelijkheden, verbanden en netwerken noemen
we de samenleving:
1
Sara Corsus
2022-2023

,De basiskenmerken van de samenleving zijn dezelfde als die van samenhandelen:
1. Zelfreferentialiteit
2. In principe dynamisch = momentaan = verandert voortdurend; praktisch taalgebruik: “de
negentiende-eeuwse maatschappij”
3. Contingent (<-> mechanisch, gedetermineerd)
4. Gemonitord? Ja, maar niet in zijn geheel, niet “onder controle”


Onze moderne samenleving/ maatschapij = functioneel gedifferentieerde wereldmaatschapij

Onze samenleving is onderverdeeld in functionele deelsystemen. Hieronder valt de arbeidsdeling en
taakspecialisatie (bv: niet gewoon socioloog, maar vele specialisaties: gezinssocioloog, …)

Hierdoor worden onze afhankelijkheidsverhoudingen in de maatschapij ook mondiaal (BV: fabriek
specifiek voor mondmaskers kan in de coronacrisis niet bijblijven waardoor mensen in de zorg zonder
mondmaskers zaten. Ze zijn afhankelijk van die fabrieken om hun te voorzien van bescherming)
Je ontsnapt niet aan afhankelijkheid, ook al zie je het niet (= sociale blindheid)

Dit kan terug gebracht worden naar Kosmopolitisme VS Nationalisme
 Kosmopolitisme = een gevoel van verbondenheid met de mensheid in het algemeen ervaart,
dat sterker is dan enig gevoel voor nationale of regionale identiteit. Een
dergelijke verbondenheid wordt ook wel aangemerkt als wereldburgerschap.
Kosmopolitisme gaat ervan uit dat culturen aan verandering onderhevig zijn
en elkaar beïnvloeden.
 Nationalisme = een gevoel van verbondenheid met een eigen ‘natie’ of regionale identiteit




Dit schema is niet sociologie, we gaan het
individu niet centraal zetten. Alle systemen
en het samenspel tussen alle systemen
staat bij ons centraal.




2
Sara Corsus
2022-2023

,SOCIOLOGISCHE VERBEELDINGSKRACHT

Sociologisch denken is relationeel denken = ‘het sociale’ denken in termen van sociale
relaties, bindingen en netwerken

Het egocentrische maatschappijbeeld = blik naar de anderen toe (en afhankelijk van anderen) vanuit
ONSZELF in het centrum.

De sociologische verbeeldingskracht (brede zin) = zichzelf kunnen zien als knooppunt van én in
talloze sociale bindingen, verbanden of netwerken
 Als socioloog wil je objectief zijn, maar je
bestudeerd ook altijd wel iets waar je deel van
uitmaakt, waardoor je zelf ook invloed uitoefent op
wat je bestudeerd. ( BV: mensen die de politiek
bestuderen en veel in de media komen met hun
uitspraken gaan ook invloed hebben op de politiek op die
manier)

Sociologische verbeeldingskracht (strikte zin) = individuele moeilijkheden kunnen zien als
samenhangend met sociale problemen.


S OCIALE STRATIFICATIE EN ONGELIJKHEID



SOCIALE ONGELIJKHEID IN BELGIË

- Ruim 12% van de bevolking in Vlaanderen leeft in armoede of sociale uitsluiting
- De voorbije jaren hebben we ook geen gunstige situatie gehad om de armoede cijfers te doen
dalen, we zien een stijging van de armoede cijfers  eerste indicatie is aantal begunstigden
voedselbanken
- Als we het in een ruimer kader bekijken (vanuit heel EU) zitten de Belgische cijfers in de
middenmoot
- We zien geen correlatie in het beleid van de uitgaven die gedaan worden om de armoedecijfers
te doen dalen, en de effectieve armoedecijfers
- Gezinssituatie, leeftijd en werksituatie hangt vaak ook sterk samen met de maten van sociale
ongelijkheid (bv: wel of niet een week op vakantie kunnen per jaar)
- Opmerkelijke situatie in ons land: de armoede cijfers van de oudere generatie dalen, terwijl die
van de jongere generatie stijgen
- De vermogensongelijkheid (objectieve dimensie) in België is in vergelijking met andere landen
eerder beperkt
- Er is een inkomensgroei tussen 1985 en 2013, maar vooral bij de mensen die al meer verdiende
(mattheüseffect)

SOCIALE ONGELIJKHEID EN ONBEDOELDE GEVOLGEN VAN SOCIAAL BELEID

Twee dimensies van sociale ongelijkheid:

1. Objectieve dimensie : financiële middelen, onderwijs, macht, ..
2. Subjectieve dimensie: waardering, prestige, status
Bv: Neerkijkende uitspraken zoals “zó weinig gekregen van Sinterklaas!”, “kan niet eens
zwemmen”, “weet niet eens waar de Provence ligt”, “kent die Netflix serie waarover iedereen
het heeft niet eens”




3
Sara Corsus
2022-2023

,Mattheüseffect: Het verschijnsel dat baten van bepaalde (overheids)uitgaven disproportioneel méér
vloeien naar mensen die al voldoende middelen bezitten dan naar mensen die (te) weinig middelen
bezitten. Bv: cultuur: cinema, opera, etc is duur en daardoor alleen gebruikt door de hoge klassen
: gezondheidszorg: middenklassen doet meer beroep op dokters als lage klassen
: onderwijs: hoge klassen kinderen zullen sneller verder studeren als kids uit de lage
klassen
: mensen uit de hogere klassen beschikken meer digitale vaardigheden, wat ook voor
beter onderwijs en job prestaties zorgt
: kinderopvang: Onderzoek Pavolini ‘Average and social class differences in forman
childcare use, European countries’ -> België zit in de top van landen die
gebruik maken van betaalde kinderopvang (ong. 50%). Deed ook
onderzoek naar het verschil tussen hoge en lage klassen Belgen die
gebruik maken van kinderopvang. Er was een verschil van 40% tussen
het gebruik van betaalde opvang in hoge VS lage klassen gezinnen

 Hoe komt dit Mattheüseffect tot stand in de kinderopvangen:

1. Beschikbaarheid : veel kortgeschoolden werken in schifts,
kinderopvang volgt eerder kantooruren
2. Bereikbaarheid: hoe geraak je met je kids ter plekke zonder bv een
auto
3. Betaalbaarheid: Zelfs als kost aangepast is aan inkomen, het blijft
een kost. + Werkloosheidsval: wat brengt die kost en alle extra
moeite op in termen van extra inkomen?

Ondanks dat de overheid probeert te werken aan deze voorbeelden van het Mattheüseffect, zijn er
altijd onbedoelde gevolgen:

- Onbedoelde gevolgen zijn er altijd bij ingrijpen in de sociale wereld, omdat onze maatschappij
is opgebouwd vanuit een afhankelijkheid naar elkaar toe
- Paradox van sociologische verbeeldingskracht
- Er zijn twee soorten onbedoelde gevolgen:
1. Self-destructing prophecy
= Een correcte voorspelling die niet uitkomt doordat het voorspelt wordt
= Zichzelf weerleggende voorspelling
Bv: Filevoorspelling (als je op de radio zegt dat ergens file zal zijn, zal iedereen die
plek vermijden, en dan is er dus geen file)
Bv: Voorspellingen over toekomstige beroepenschaarste.

2. Self-fulfilling prophecy
= een aanvankelijk onware voorspelling zorgt onbedoeld voor een handelen dat haar
waarmaakt.
= Zichzelf bevestigende voorspelling
Bv: Toiletpapiertekort in corona pandemie, er is geen tekort, maar doordat iedereen
dat voorspelde werd er veel toiletpapier ingeschakeld en kwam er effectief wel een
tekort.
Bv: De bank staat op de rand van faillissement: iedereen gaat geld afhalen, de bank
gaat effectief failliet.
Bv: stereotypes gedragen zich vaak als een zichzelf waarmakende voorspelling
Bv: Bandwagon effect: een autoritair figuur maakt een voorspelling, en de
voorspelling komt uit door de machtspositie van die persoon (bv influencer die zegt dat iets
hip is).




4
Sara Corsus
2022-2023

, Dit zorgt voor een sociale geloofscirkel:




Bij zulke zelf bevestigende voorspellingen treed het Thomas-Theorema op: Wanneer mensen
situaties als werkelijk definiëren, zullen die situaties ook werkelijke gevolgen hebben. De
definitie/inschatting/interpretatie van de situatie is dus van invloed op het handelen.

SOCIALE STRATIFICATIE

Sociale ongelijkheid gaat gepaard met Sociale Stratificatie:

= Onderverdeling van bevolking in hiërarchisch geordende sociale strata (lagen)  Dus “sociale
ongelijkheid” verticaal bekeken (BV: Sociale Klassen)


Sociale klasse: Verwijst naar objectieve dimensie van sociale stratificatie : inkomen
: opleiding
: macht
: Minstens drie klassen onderscheiden: “lagere klasse”
: “middenklasse”
: “hogere klasse”




Binnen de sociale klasse is er Sociale mobiliteit = verandering van ene naar het andere sociale
stratum/Klassen Sociale mobiliteit kan intra- en Intergenerationeel zijn.
BV: Jean-Marie Pfaff: geboren in een arm gezin in een caravan en is een wereldberoemde voetballer
(en rijk) geworden
BV: Cancel cultuur: Invloedrijke influencers die alle macht verliezen na een fout of drama




5
Sara Corsus
2022-2023

,In een klassenmaatschapij is sociale mobiliteit van de ene naar de andere rang status of klasse
mogelijk.


In een standenmaatschappij is mobiliteit van de ene naar de andere sociale stand nauwelijks (tot niet)
mogelijk.



In een kastensysteem is er een gesloten stelsel van sociale strata, toewijzing op basis van afkomst en
in stand gehouden via endogamie




Sociale structuur verwijst in de breedste betekenis van het woord naar voorspelbare patronen van
samenhang in het sociale leven  dus naar “sociale orde”) en een grote mate van voorspelbaarheid,
maar geen totale voorspelbaarheid

Elementen uit de sociale structuur:

- De voorspelbaarheid en structuur in sociale orde komt uit de sociale verwachtingen die
verwacht worden
BV: De prof neemt de micro en de studenten in de aula worden stil

Sociale posities waaraan bepaalde verwachtingen vasthangen
BV: De studenten hebben bepaalde verwachtingen voor de prof, en andersom

Positiebekleders : de persoon die de positie (en daarbijhorende verwachtingen) inneemt
BV: Dit jaar is de prof Jan, vorig jaar bekleden Rudi die positie

- Sociale rol: de verwachtingen die gelden ten aanzichten van een bepaalde positie = de
sociale rol. Hierbij horen twee soorten rolverwachtingen:
1. Formele rolverwachtingen
Bv: door de wet bepaald dat je moet gaan stemmen
2. Informele rolverwachtingen
BV: kids in armoede die met een lege brooddoos naar school komen, terwijl er



6
Sara Corsus
2022-2023

, verwacht word dat iedereen eigen lunch meeneemt



THEORETISCHE REFERENTIEKASERS IN DE SOCIOLOGIE OVER SOCIALE ORDE

Waar komenen deze verwachte verwachtingen vandaag? Wat zorgt voor orde en regelmaat? Terug te
brengen naar de drie voorvaderen van de sociologie en hun visie op sociale orde:

1. Emile Durkheim: orde door gedeelde cultuur
2. Karl Marx: orde uit belangenconflicten tussen groepen
3. Max Weber: sociale orde groeit uit interacties tussen individuele actoren en hun motieven
4. Rational choice: sociale orde groeit uit interactie tussen individuen die hun eigen voordeel
proberen te maximeren (heeft raakpunten met het standpunt van Marx & Weber)
Soorten theorieën waar sociologen gebruik van maken:

Dit zijn voorbeelden van de Grand Theory: hierbij willen ze adhv hun eigen referentiekader (puntje 1-4)
oog krijgen op een groot geheel (alles wat het maatschappelijk is)
: Ze zijn deductief en algemeen, waardoor hieruit specifieke
theorieën kunnen gehaald worden
BV: Demografische transitie

Bij middle Range Theory: doe je specifiekere voorspellingen vanuit een Grand Theory
: Ze zijn nog steeds deductief, maar al wel concreter en specifieker
BV: Mattheüseffect, zondeboktheorie

Bij een Grounded Theory: Zijn inductieve theorieën waarbij je vanuit een specifieke observatie een
algemene theorie probeert te halen

Wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van een theorie spreken we over empirische observaties,
MAAR empirische observaties maken altijd ook gebruik van concepten en onderscheidingen en zijn in
die zin ook altijd in zekere zin “theoretisch”

REPRODUCTIE VAN SOCIALE ONGELIJKHEID EN SOCIALISATIE

Reproductie van sociale ongelijkheid = het tegenovergestelde van sociale mobiliteit. Je positie op
de sociale ladder word doorgegeven van generatie op generatie
= het instant houden generatie op generatie van de sociale stratificatie, dus van de verschillen tussen
de sociale klassen, tussen de hogere en lager geplaatste op de sociale lader.

Mechanisme van deze sociale ongelijkheid : Financieel (studiekosten, kot, bijlessen kunnen bekostigen)
: Intelligentie (diploma ouders hangt samen met inkomsten, ouders die
kinderen kunnen helpen bij huiswerk)
: socialisatie in gezin & onderwijs (= het aanleren van wat
je nodig hebt om sociaal te functioneren)

Socialisatie beïnvloed de sociale ongelijkheid
Socialisatie= een minder vanzelfsprekend mechanisme van sociale ongelijkheid.
= Het proces waarbij iemand van iemand anders de zaken leert die nodig zijn om te
kunnen samenleven zoals dat in die samenleving gangbaar is. Dit komt vaak neer op
dwang tot zelfdwang.

Primaire socialisatie= het aanleren van de basiselementen van wat nodig is voor het samenleven in de
primaire leefwereld, dit leidt meestal tot verinnerlijking.

- Primaire leefwereld= omgeving waarin kind het eerste levensjaar doorbrengt (gezin, buurt, familie)
- Verwerven van primaire habitus = verinnerlijking = internalisering
7
Sara Corsus
2022-2023

,Bv: taalverwerking (moedertaal), eetgewoontes (bv hondenvlees eten is in onze cultuur not done), wat vinden we
vies, beleefd/onbeleefd, waarmee spelen kids, reactie ten aanzien van … (bv bedelaars)

Secundaire socialisatie= leren wat nodig is om te functioneren in de ruimere samenleving buiten de
primaire wereld. Dit gebeurd op een formelere & expliciete manier, in het onderwijs of in peergroups

Bv: schoolleerstof, een vreemde taal leren, leren met de auto rijden, wat je leert in hobby groepen
(zoals een theatergroep)

Tertiaire socialisatie = meer specifieke kennis en vaardigheden verwerven binnen specifieke
organisaties. Staat naast en vaak na primaire- en secundaire socialisatie

Bv: De handsignalen van de scheidsrechter in basketbal

Automatische socialisatie= vaardigheden die verinnerlijkt zijn, je hoeft hier niet meer bij na te denken
en doet ze automatisch.

Reflexieve socialisatie= je moet nog nadenken en reflecteren over deze vaardigheden


Let op: of iets primaire, secundaire of tertiare socialisatie is, is niet zozeer afhankelijk van de inhoud,
maar wel van de sociale context van leren
Bv: Piano leren is primaire als je het al van kinds af aan thuis doet, is secundaire als je het leert op de
muziekschool, maar is tertiaire als je het op oudere leeftijd leert
Bv: Algemeen Nederlands leren, kan primaire zijn (moedertaal) en secundaire of tertiaire zijn
(“vreemde” taal)

Wanneer in de pedagogische driehoek
geen ‘match’ is tussen de 3 punten (de 3
culturen), kan zich dit uiten in sociale
ongelijkheid.

Bv: Wanneer je in de thuiscultuur geen
laptop hebt, kan je je schooltaken niet
maken
Bv: Wanneer je in een peergroup terecht
komt met een ‘slechte invloed’ kan dit je
gaan hinderen op
school en zo hinderen in het krijgen
van een diploma

Onderwijs beïnvloed dus ook sociale
ongelijkheid

Exclusieve functie: zonder juist diploma uitgesloten worden van bepaalde beroepsposities
Inclusieve functie: met diploma toegang krijgen tot bepaalde beroepsposities

Onderwijs kwalificeert dus op een dubbele manier:

Direct -> Via beroepspositie
Indirect -> De beroepen bepalen vaak ook je positie op de sociale ladder

Etnische stratificatie
= de opdeling van een samenleving in etnische groepen die onderling hiërarchisch worden geordend

- Etnie = “een sociaal verband waarbinnen een zeker wij-gevoel leeft vanwege
gemeenschappelijk cultureel erfgoed”


8
Sara Corsus
2022-2023

, Bv: gedeelde taal, gedeelde opvattingen, godsdienst, gewoontes, vaak ook selectieve
uitvergroting van fysieke kenmerken (huidskleur, …)



Identiteit - identificatie
= het zich eigen maken (internaliseren) van collectieve identiteiten; zich voelen als horend bij
bepaalde groepen

Persoonlijke identiteit = inherent sociaal: hoe denk ik dat anderen naar mij kijken?
= Wie ben ik? Hoe denk ik dat andere kijken naar mij?

Collectieve identiteit= een binnen een sociaal verband relatief sterk gedeeld wij-beeld
 Interne collectieve identiteit = Wie zijn wij
 Externe collectieve identiteit = Wie zijn zij




Omschrijving van collectieve identiteiten vaak erg stereotypisch

Homogenisering = verschillen tussen individuën worden genegeerd/geminimaliseerd
= gemeenchappelijk geachte karakteristieken uitvergroot (cf. stereotype)


Zondeboktheorie= Een groep mensen met problemen geeft de schuld daarvoor aan een andere groep
mensen: de zondebokken  Interne collectieve ID: wie zijn wij die de problemen moeten ondergaan?
 Externe collectieve ID: wie zijn zij die de schuld van het probleem zijn?

Deze theorie zorgt voor 1. Het versterken van het positieve groepsgevoel
2. Het negatieve verslossen door de verantwoordelijkheid bij andere te leggen




9
Sara Corsus
2022-2023

, D EMOGRAFISCHE TRANSITIE EN MODERNISERING



INLEIDING


Bevolking en maatschapij zijn niet hetzelfde, maar hebben wel elkaar nodig.
Een maatschappij bestaat niet uit personen, tegenover een bevolking wel een personen bestaat.




Bv: De europese unie als maatschappij. De EU is niet zelfde als de bevolking van de EU. De EU is
niet hetzelfde als het wetssysteem in de EU. De EU is een groter en allesomvattender geheel.

De demografische transitie
= Fases in het demografisch transitiemodel bepaald door de grootte van de totale bevolking, de
hoogte van het sterftecijfer en de hoogte van het geboortecijfer. De totale bevolking groeit van fase 1
tot en met 4, waarna het in fase 5 iets afneemt.




Wat zijn de grote structuurkenmerken van de maatschapij:

- Afhankelijkheid van elkaar
Bv: brand in fabriek van chips waardoor autofabrieken etc ook vastlopen, Geblokkeerd schip
in Suezkanaal waardoor levering vertraagd word, … Dit heeft allemaal gevolgen op onze
economie (lange wachttijden, inflatie, vraag aanbod, …), vroeger afhankelijkheid van de
boeren in je dorp
- Gespecialiseerde maatschappij die is geavalueerd vanuit problemen van vroeger
Bv: haventransport zodat er geen afhankelijkheid meer is van eigen kweek, De watergroep die
zorgt dat er geen bacteriën meer in het water zitten zodat er niet nog eens een Cholorea
pandemie komt, …




10
Sara Corsus
2022-2023

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sarac2. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52510 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,49  2x  vendu
  • (1)
Ajouter au panier
Ajouté