SAMENVATTING: ONTWIKKELING STIMULEREN
OBSERVEREN, REGISTREREN, INTERPRETEREN EN
RAPPORTEREN
1. OBSERVEREN
Observeren behoort tot de basisvaardigheid van een leraar. Het vormt de basis van waarop hij zijn leeractiviteit uitkiest en
uitwerkt.
1.1. WAT IS OBSERVEREN?
De hele dag komen prikkels op je af die je benoemt:
- Wat je hoort
- Wat je ziet
- Wat je ruikt
Eigenlijk ben je continu aan het waarnemen
Waar we wel of niet op letten hangt sterk af van hoe we ons op dat moment voelen, van wat onze ervaringen zijn, van wat onze
verwachtingen zijn.
Iets waarnemen is echter nog geen observeren. Observeren gaat verder.
Om het verschil tussen waarnemen en observeren aan te geven, gebruiken we het volgende voorbeeld:
Waarnemen: Sinem zit in de klas van meester Perry, ze zit op de eerste rij, net vóór de meester. Ze voelt zich goed en reageert
enthousiast mee met de activiteit die meester Perry organiseert.
Observeren: Sinem zit in de klas van meester Perry. Het onthaal is net voorbij. Sinem zwijgt en zit met de armen gekruist. Als
meester Perry vraagt wie vooraan wil komen om mee te helpen bij het tellen van de stippen, steekt Sinem haar hand reeds op
wanneer meester Perry nog maar halverwege de instructie is. Ze zwaait met haar hand heen en weer en roept “Meester, ik!!”
Waarnemen
= Waarneming is selectief, Onze waarneming wordt beïnvloed door onze gevoelens, interesses, ervaring en verwachting
= veel breder, algemener, momentopname
In het kader van jouw beroep als leerkracht is observeren een basisvaardigheid.
Professioneel observeren gebeurt:
, Doelgericht: de leerkracht beoogt met de observaties om de kinderen in de klas beter te leren kennen en zo objectief
mogelijk informatie te verzamelen om het leerproces te optimaliseren.
Doelbewust: de leerkracht weet heel bewust wat hij wil te weten komen en is zich, dankzij reflectie, bewust van de
invloeden die uitgaan van eigen aannames of overtuiging.
Planmatig: de leerkracht zal bij de observaties en interpretaties stap voor stap te werk gaan volgens een opgezet plan
en een strategie bepalen om de observaties en interpretaties zo nauwkeurig mogelijk uit te voeren
Systematisch: de leerkracht houdt zich aan die planmatige en specifieke aanpak en met de nodige regelmatigheid
We definiëren observeren als “het systematisch en doelgericht waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en
interacties.
1.2. HET BELANG VAN OBSERVEREN
Om de leeromgeving uitdagend te maken, moet je doelbewust en doelgericht kunnen inspelen op wat de leerlingen al kennen,
kunnen en zijn.
Observeren is een middel om:
Iemand beter te leren kennen
Om een bepaalde problematiek verder te onderzoeken en vb de achtergrond van gedrag te duiden
Om de leervraag te verhelderen
Om je eigen handelen te toetsen
Observeren is belangrijk:
Inspelen op de noden van de leerlingen
Breed observeren: bij bepaald gedrag gaan nakijken wanneer/ hoe vaak het zich voordoet.
Belangrijk om de beginsituatie in kaart te brengen (interesses/ waartoe ze in staat zijn)
Registreer wat je waarneemt, zodat je er continu mee bezig bent.
Evalueren of de kinderen de doelen bereiken, keert terug naar beginsituatie > cyclus proces
1.3. DOELBEWUST EN PLANMATIG OBSERVEREN
Het is belangrijk om het doel op voorhand te bepalen: op voorhand bepalen wat je observeert:
ð Anders slaag je er niet in om alles in het oog te houden. Het wordt te veel.
ð Je merkt dan ook beter op wat je precies moet te weten komen (zie: card changing trick)
(In een situatie kan je veel verschillende aspecten observeren: de kleding, de stem, de bewegingen, de taal, de spraak…)
We bepalen dus vooraf een observatiedoel.
Het observatiedoel vertalen we soms ook naar een observatievraag
Concreet voorbeeld:
Doel = de samenwerkingsvaardigheden van Joran tijdens het hoekenwerk in kaart brengen.
Vraag = Welke signalen wijzen op positieve en negatieve samenwerkingsvaardigheden bij Joran tijdens hoekenwerk?
Tot de beginsituatie behoren verschillende aspecten:
ð Het ontwikkelingsniveau van de kinderen (zie ontwikkelingspsychologie) en dat op verschillende
ontwikkelingsdomeinen,
ð De voorkennis (het leerplan van het voorgaande jaar),
ð Informatie over specifieke leerstoornissen,
ð De leer- of denkstijl van de leerlingen, …
1.4. SOORTEN OBSERVATIES
Open, ongestructureerde observaties = spontane, dagelijkse observaties
2
, Het gaat hier niet om toevallig, zomaar waarnemen, maar wel om bewust, gepland en gewild observeren met de
bedoeling gegevens te verzamelen die je info kan opleveren over leerlingen.
De leraar probeert breed te observeren: hierdoor krijgt men een zicht op de diversiteit in de lerende groep en wordt
het beeld van een kind genuanceerder en gekoppeld aan de context waarin het gedrag zich stelt.
We observeren dus:
- Op verschillende momenten en plaatsen (de klas, de speelplaats, bij een uitstap…),
- Op verschillende manieren (waarnemen, gesprekken met ouders…)
- Door verschillende personen (gesprekken met collega’s, medeleerlingen, onderhoudspersoneel, …)
- Verschillende gedragingen (niet alleen wat ze leren, maar ook hoe ze leren en hoe ze zich daarbij voelen en op
verschillende domeinen: motivationeel, sociaal, emotioneel, …). (Steunpunt Diversiteit)
Door zo objectief mogelijk te observeren verruim je als leerkracht je kijk op je leerlingen en hun mogelijkheden, en
geef je de leerlingen maximale kansen om te ontplooien.
Systematische, gestructureerde observaties
In sommige situaties is het nodig om meer preciezer materiaal te verzamelen over een kind, om zo de
onderwijsbehoeften zo goed mogelijk in kaart te brengen.
Observaties waarbij heel duidelijke afspraken gemaakt werden omtrent tijd, plaats, situaties waarin geobserveerd
wordt zijn systematische observaties, ook wel gestructureerde of gesloten observaties genoemd.
Participerende en niet participerende observaties
De meeste observaties zijn niet-participerende observaties, meestal neemt de observator niet deel aan de activiteit en
neemt die een plaats in van waaruit hij de persoon of het kind goed kan volgen.
Bij participerende observatie gaat de observator zelf ook deelnemen aan de situatie
Voorbeeld: hoe een leraar samen met een kind het huiswerk maakt en ondertussen observeert hoe het kind reageert als
het negatieve feedback ontvangt
Verschillen tussen participerende en niet-participerende observatie:
Zelfobservaties
Bij zelfobservatie vallen de persoon van de observator en die van het observatie-object samen. Hier moet je dus in staat
zijn jezelf van een afstand te bekijken ‘helicopterview’ genoemd.
1.5. OBSERVATIEBIAS
Observeren moet objectief gebeuren.
Objectief = niet beïnvloed door eigen gevoel of vooroordelen.
Op zich is dit niet realiseerbaar: elke observatie is altijd beïnvloed door je eigen inzichten, gevoel…
3