Doodsleer:
1. Geef een gecommentarieerd chronologisch overzicht van de
lijkverschijnselen.
1. Somatische dood = moment overlijden
Op het moment dat iemand is overleden, spreken we van somatische dood. Het lichaam, het
organisme, is onherroepelijk beschadigd. In de praktijk staat dit gelijk met hersendood.
2. Supravitale fase = eerste uren na overlijden
De eerste uren na overlijden zijn er nog supravitale fenomenen actief. Men spreekt dan over
de supravitale fase: de fase waarin cellen nog leven en er nog scheikundige processen in cellen
lopen.
3. Cellulaire dood
Eens dat alle individuele cellen in het lichaam dood zijn, spreken we van de cellulaire dood.
3.1 Vroegtijdige lijkverschijnselen = De vroegtijdige postmortale veranderingen die eigen zijn
aan de somatische dood. De drie belangrijkste zijn:
Het ontstaan van lijkvlekken: ontstaan 45-tal minuten na overlijden.
Het ontstaan van lijkstijfheid – ontstaat gemiddeld een 3-tal uur na overlijden. Neemt
gewoonlijk in een 2-tal dagen volgens dezelfde volgorde af om na een 3-tal dagen volledig te
zijn verdwenen.
Afkoeling van het lichaam – van zodra het temperatuurverschil tussen lichaamskern en
lichaamsoppervlak voldoende groot is, treedt de vaststelbare afkoelingsfase in van 1 tot 2 ºC
graden per uur.
Op basis van deze fenomenen moet men het postmortem interval proberen in te schatten – hoelang
iemand al is overleden. Echter kan het tijdstip van optreden van deze lijkverschijnselen verschillen
door beïnvloedende persoonsgebonden factoren en omgevingsfactoren.
3.2 Laattijdige lijkverschijnselen - vanaf een dag of 3 beginnen zich de eerste tekenen van
ontbinding te manifesteren. Het ontbindingsproces van het lijk bestaat uit twee processen:
Autolyse – verloopt sneller bij hogere temperaturen, wordt afgeremd bij lagere temperaturen.
Bacteriële rotting – proces van putrefactie: eerste zichtbare tekens na 1 à 2 dagen. Maximaal
na 14-20 dagen.
Skelletering- binnen maanden tot jaren afhankelijk van de omstandigheden.
Ook hier wordt het de wijze waarop en het tijdsverloop waarmee ontbinding zich afwikkelt, sterk
beïnvloed door tal van omgevingsfactoren.
, 2. Bespreek de vroegtijdige lijkverschijnselen.
Lijkvlekken
Bij overlijden stopt de bloedsomloop → bloed zakt onder invloed van de zwaartekracht naar beneden
→ stapelt zich voornamelijk op in aders en haarvaten → zorgt voor een verkleuring van de
laagstgelegen lichaamszones → de lijkvlekken.
Kunnen iets zeggen over de doodsoorzaak, de houding en positie v.h. lijk en het tijdstip van
overlijden.
45-tal min. na overlijden → lijkvlekken tevoorschijn
Tot 6-tal uur na overlijden → verplaatsbaarheid lijkvlekken
9-tal uur na overlijden → lijkvlekken volledig ontwikkeld
12-tal uur na overlijden → lijkvlekken gefixeerd
Tot max. 20 uur na overlijden → volledig wegdrukbaar
Kleur afhankelijk van hemoglobine → Hb + O₂ = rood; Hb – O₂ = blauw → donkerder naarmate
toename postmortem interval.
o Zuurstofarmoede/ cyanose → donkerblauw.
o Afkoeling lijk → felrode verkleuring aan de rand.
o Kersrode kleur → koolstofmonoxide – of CO-vergiftiging
o Baksteenrode kleur → cyanidevergiftiging
Lijkstijfheid
Voorafgaand aan lijkstijfheid treedt postmortale spierverslapping op → ATP wordt omgezet in ADP
→ uit ADP bij de omzetting van zetmeel in melkzuur wordt opnieuw ATP gemaakt → zolang er
voldoende zetmeel aanwezig is, werkt ATP als spierverslapper. Bij overlijden valt het zenuwstelsel uit
en treedt algehele maximale verslapping op.
Na een 3-tal uur treedt de lijkstijfheid in → omdat de voorraad zetmeel afneemt, kan er geen nieuw
ATP worden gemaakt → en neemt de voorraad ATP af → hierdoor verstijven de spieren → de
lijkstijfheid treedt in.
3-tal uur na overlijden → ontstaan lijkstijfheid → van boven naar onder en van centraal naar
perifeer
8-tal uur na overlijden → volledige ontwikkeling lijkstijfheid
12-24 uur na overlijden → maximale lijkstijfheid
Vanaf een 2-tal dagen → afname lijkstijfheid
3-tal dagen → verdwijnen lijkstijfheid → door intreding ontbinding → wat opnieuw zorgt voor
spierverslapping
Lijkafkoeling
De stofwisseling in het menselijk organisme gaat gepaard met warmteproductie. Bij de mens wordt de
lichaamstemperatuur constant gehouden door thermoregulatie vanuit de hersenen. Na de dood valt
deze sturing weg en zal ook de warmteproductie geleidelijk aan afnemen naarmate de cellulaire dood
intreedt → er treedt lijkafkoeling op.
Eerste 2-3 uur na overlijden → kerntemperatuur lichaam vrij constant
Temperatuurverschil tussen lichaamskern en -oppervlakte voldoende groot → vaststelbare
warmteafgifte van ongeveer 1 tot 2ºC per uur
Na ong. 36 tot 48 uur → kerntemperatuur = omgevingstemperatuur
Het tijdstip van intreden en de mate van intreding van deze lijkverschijnselen zijn niet zo zwart-wit,
maar afhankelijk van persoons- en omgeving beïnvloedende factoren.
,Andere veranderingen
Supravitale verschijnselen: in de supravitale periode kunnen aan de cellen, vooral
spierweefsel, nog reacties worden ontlokt.
Uitdroging → vochtverlies van ± 15 tot 20gr/kg lichaamsgewicht p/dag → zichtbaar aan de
ogen; mond; pseudogroei van haren; en bruine, perkamentachtige huidveranderingen.
Verlies van urine, stoelgang, zaadvocht → ten gevolge van spierverslapping of het intreden
van lijkstijfheid.
Bloedstolling → ong. 1 uur na overlijden → stollingscapaciteit neemt af met toenemend
postmortaal interval.
Vochtuitstorting in lichaamsholten
Biochemische processen
, 3. Bespreek de ontbinding van het lijk.
Somatische dood → optie tot crematie = het op artificiële wijze reduceren van het lichaam door
lijkverbranding.
↓
→ doorkruising ontbindingsproces mogelijk door adipocire (vetverharding) – mummificatie
Putrefactie: het vergaan van het lichaam op natuurlijke wijze door autolyse en bacteriële
rotting → de zachte weefsels verdwijnen volledig.
↓
→ mogelijk versneld door diervraat.
↓
Skelettering → het lichaam is volledig vergaan, met achterblijven van het skelet.
↓
Volledige dissolutie → uiteindelijk zullen ook de botten vergaan.
→ fossilisatie (verstening) van de botten.
Het ontbindingsproces wordt niet doorbrokken en bestaat dus uit autolyse en bacteriële rotting:
Autolyse: het scheikundig proces dat leidt tot zelfafbraak van cellen en weefsels. Zorgt voor
een aantal reeds vroeg na het overlijden met het blote oog zichtbare veranderingen. Verloopt
sneller bij hogere temperatuur en wordt afgeremd bij lagere temperaturen.
Rotting – putrefactie: wordt bewerkstelligd door de ongeremde groei en activiteit van
bacteriën met afgestorven autolyse cellen als voedselsubstraat. Uit zich in een doorgedreven
verweking en oplossing van weefsels gekenmerkt door:
o Donker, roodachtig vocht → rottingsvocht.
o Rottingsgas.
o Donkerbruin tot zwarte verkleuring en groene verkleuringen→ weefselverkleuring.
1 tot 2 dagen bij kamertemperatuur verschijnt een groene vlek onderaan de buik rechts →
eerste teken van het rottingsproces.
Na 2 tot 4 dagen bij kamertemperatuur veneuze marbrering → een typisch lijnvormige,
grillig arboriserende donkerrode of groenachtige tekening vooral op de schouders, flanken
en dijken.
Loslaten opperhuid → aanvankelijk alleen bij wrijven → breidt zich uit na verloop van
tijd → ontstaan rottingsblaren.
Loskomen haren en nagels.
Uiteindelijk leidt het rottingsproces tot een gehele of gedeeltelijke afbraak van de zachte weefsels en
organen. De hersenen, alvleesklier, nieren en milt vergaan het snelst → het hart, de baarmoeder en
prostaat blijven het langst bewaard. Er zijn allerlei factoren die het ontbindingsproces sneller kunnen
laten verlopen of juist vertragen.
Het ontbindingsproces van autolyse en rotting leidt uiteindelijk tot afbraak van weke weefsels en
organen waarbij haren, nagels, tanden en botten (skelet) als meest weerstandige componenten het
langst bewaard blijven.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur 5amengevat. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.