Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Klassieke sociologische theorie €6,99   Ajouter au panier

Notes de cours

Klassieke sociologische theorie

 18 vues  1 fois vendu

Alle lesnotities van het vak

Aperçu 4 sur 41  pages

  • 4 janvier 2023
  • 41
  • 2022/2023
  • Notes de cours
  • Walter weyns
  • Toutes les classes
Tous les documents sur ce sujet (16)
avatar-seller
hellenleys
KLASSIEKE SOCIOLOGISCHE THEORIE

H1: wat is dat eigenlijk, een theorie?

1.1 theorie en model

 Theorie: algemene verklaring van welomschreven verzameling feiten of gebeurtenissen, zo
mogelijk bevestigd door consistente dataverzameling of experimenten
o moet duidelijk omschrijven wat het wil verklaren
o weerleggen: een echte wetenschapper probeert theorieën te falsifiëren (=
empirische toets)
 model: Visuele, verbale of wiskundige representatie van een wetenschappelijk idee of
theorie
o vb. Darwin: het leven is ontstaan vanuit simpele
enkelvoudige dingen en is complexer geworden
o vb. dubbele helix: basismodel van het DNA

1.2 theorie en paradigma

 paradigma: een basisvoorbeeld dat sociale fenomenen helpt te
begrijpen en verklaren
o voorbeeld ruil: ieder gedrag reduceren tot een vorm van ruil > liefde als een vorm
van geven en nemen
o voorbeeld conflict: strijd tussen nieuwe en oude generatie
 fenomenen moeten geïnterpreteerd worden en dus laat het paradigma de
fenomenen naar voor komen
o paradigma volgens T. Kuhn
 wetenschappelijke revolutie (=omwenteling)
 kritiek op ‘kennis als groeiende boom’ ≠ lineaire ontwikkeling
 eerder het idee dat een boom regelmatig wordt omgehakt en er een nieuwe
wordt gepland (link oude paradigma’s die door nieuwe worden vervangen)
 soms zitten we als wetenschappers vast in onze eigen paradigma’s
 het idee dat er niet meer kennis ontwikkelt maar oude kennis vervangen
wordt door nieuwe kennis
o 4 fases in geschiedenis van de wetenschap volgens Kuhn
 fase 1: normale wetenschap (=opzoek gaan naar kennis om je kennis te
verruimen)
- net als oplossen van puzzels > eerst wordt het kader gelegd door
wetenschappers en dan kan het verder opgevuld worden
 fase 2: anomalieën (=tegenstellingen) en wetenschappelijke ontdekkingen
- puzzelstukjes die niet binnen het kader passen en die niet meer verklaard
kunnen worden binnen het oude paradigma
 fase 3: crisis en wetenschappelijke ontdekkingen
- oude paradigma stukmaken en met deze puzzelstukjes een nieuw kader
maken
- conflict tussen wetenschappers die met het oude en het nieuwe paradigma
werken
 fase 4: nieuwe fase van ‘normale wetenschap’
- ontstaan van een consensus tussen wetenschappers

,1.3 theorie, stroming en traditie

 sociologie als gelaagde wetenschap (vanuit verschillende bronnen ontstaan)
 sociologisch denken werd gevoed door:
o erfenis van positivisme (August Comte)
= de idee dat je de sociale werkelijkheid verklaart louter door naar de feiten te kijken
(vb. armoede, criminaliteit)
o sociale problemen
= denken ontstaat vanuit een probleem
o wens om eigen tijd te begrijpen
= wat is er veranderd, wat maakt ons anders als mensen dan enkele decennia
geleden?
= poging om de eigen tijd in ideeën te vatten
= poging om de tijdsgeest te begrijpen
 sociologische traditie
= sociologie bestaat, net zoals culturele tradities, uit bepaalde thema’s en praktijken en die
doorgegeven worden van generatie op generatie (= doorgeven van kennis)
 ontwikkeling van de sociologische theorie
o klassieke fase: eigenzinnige auteurs (1845-1920)
 sociologen proberen op hun eigen manier een nieuwe wetenschap te
vestigen
 tijdgenoten die moeilijk te verzoenen waren
 vb. Comte, Marx, Durkheim
o moderne fase: paradigmata (1920-1980)
 gemeenschappelijke grond zoeken tussen de verschillende auteurs > opzoek
naar syntheses en verzoening
 verschillende paradigma’s binnen één wetenschap
 functionalisme, conflicttheorie, ruiltheorie
o eclecticisme en nieuwe syntheses (1980-nu)
 sociologie opnieuw aan elkaar binden
 de hoofparadigma’s
o twee basisvragen:
 is sociaal gedrag vrij of gedetermineerd (= bepaald door inwerkende
factoren)?
 gaat sociale gedrag uit van individu of collectieve actor?




1. ruiltheorie: mensen ruilen vanuit hun voorkeuren maar hun voorkeuren
zijn gedetermineerd
2. conflicttheorie: het handelen van individuen is gedetermineerd door de
strijd tussen de klassen waar ze deel van uitmaken

, 3. functionalisme: collectiviteiten nemen zelf (vrije) beslissingen over wat ze
gaan doen vb. bedrijf als groep kan nog altijd vrije keuzes maken
4. symbolisch interactie: het handelen is een dialoog voeren met jezelf en
dus een bron van vrijheid = vrij handelen
 verwantschap tussen klassieke auteurs en paradigmata
o comte: positivisme/functionalisme
o Durkheim: positivisme/functionalisme
 collectiviteit
o Marx: conflictparadigma
o Weber: sociaal handelingsparadigma
 individueel
o Mead: symbolisch interactionisme
 Auguste Comte (1798-1857)
o heel veel ideeën zijn in de praktijk gebracht
o secretaris van Saint-Simon: rivaliteit
o gerealiseerde technocratie
 de experten van de wetenschap moeten de macht krijgen
 zonder wetenschap kan je geen goede beslissingen nemen om een staat te
besturen
o de erfenis van het positivisme
 overkoepelde manier van kijken naar de wereld die zowel de filosofie raakt als de
sociologie en de religie
 gericht op feitenonderzoek (= positieve wetenschappen)
 sociale wetenschap moet positieve wetenschap worden
 neopositivisme: logisch positivisten > het zoeken naar feiten brengt met zich mee
dat je een taal ontwikkelt om feiten uit te drukken > zuivere taal
 in de sociologie is het positivisme doorgedrongen onder invloed van Comte en
Durkheim (sociologie als de wetenschap van sociale feiten)
 denken over beleid en bestuur waar positivisme alledaags is geworden: feiten en
datakennis noodzakelijk > bestuurders moeten terugvallen op wetenschappelijke
basis > laat de feiten voor zich spreken voor een goed bestuur > politiek als
toegepast wetenschap ( Trump: niet alle bestuurder houden zich hiermee
bezig)
= neiging naar sciëntocratie: politiek wordt een toegepaste wetenschap
 sceptisch: positivisme moet zich wel niet beperken tot cijfers/wiskunde: sociale
feiten zijn kwantitatief verwerkbaar maar niet allemaal > sociologie is meer dan
toegepaste wiskunde op de sociale werkelijkheid
 woorden zijn ideaal gezien hulpmiddelen om te rekenen
 Comte’s hybride positivistische droom
- wetenschap moet het bestuur van de samenleving overnemen: streven naar
een kennismaatschappij (veralgemeende wetenschappelijkheid)
- wetenschap als religie: i.p.v. god plaats hij de mens centraal > orde voorruitgang
en liefde > traditionele kerkrituelen waar het christelijke geloof vervangen wordt
door wetenschappers
 sociologie als koepelwetenschap: bestudeert het menselijk gedrag en de
samenleving en dus ook de kennis die de samenleving heeft opgebouwd
= zelf een wetenschap maar ook een meta-wetenschap

, = samenhang tussen alle deeldomeinen van het leven (recht; religie; sport…)
 vooruitgang door kennis te verspreiden > alle leden van de samenleving vormen
(bibliotheek van de proletarier)
 ontmoeting Clôtilde de Vaux deed hem inzien dat er meer was dan rede en
wetenschap maar ook een plek voor liefde en het gevoelsleven
= religie van de mensheid
 Saint-Simon (1760-1825)
o graaf > bevoorrechte positie
o zat in Franse troepen die Amerikaanse revolutie steunden
o wilde grote projecten uitvoeren
o de Karel de grote van de wetenschap
o encyclopedisch project: alles wat men wist samenbrengen in een encyclopedie
 praktisch doel
 woordenboek van wetenschap, kunsten en beroepen
 wou een synthese maken om de samenleving te organiseren (kern
positivisme)
 orde en stabiliteit nodig
 technologische innovatie: bedrijfsleven optillen door wetenschappelijke
inzichten > veralgemeende mechanisering
o politieke vernieuwing
o kennismaatschappij
o goedwerkende industrie: welvaart door economische boost
o le parabole: stel dat de 10 000 beste mensen met hogere en nuttige beroepen
zouden sterven: fataal voor de Franse samenleving  parasitaire beroepen (vb.
bisschop) zouden we niets van merken
= belang van industriële samenleving en werkzaamheid
 nuttig werk verrichten en rendabel
o hervorming van het parlement: voortdurend rendabele veranderingen in de
samenleving
 3 kamers:
- chambre d’invention: ontwerpen en creëren van nieuwe ideeën
- chambre d’examen: toetsing van ontwerpen op wetenschappelijke waarden
- chambre d’execution: uitvoering
 plaats voor inbreng van het volk: petitities > rechtsreeks democratisch
 scientocratie: politiek als toegepaste wetenschap > democratisch overleg
wordt gedomineerd door wetenschappers
o gemotiveerde werkkrachten: arbeid en liefde
 le nouveau christianisme: doe niet kwaad aan iemand anders wat je zelf ook
niet wil
 positief principe is beter: liefdevol werken > arbeid helpt jezelf en anderen
voort
 saint-simonisten: arbeidsgemeenschappen vormen
- samen leven en samen werken
- uniform
- spontaan altruïsme: overgave aan de samenwerking en medewerking met
en voor anderen
 het positieve volgens Comte

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hellenleys. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

62890 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter