Sociale filosofie en ethiek
1. Algemene inleiding
1.1. Indeling van de wijsbegeerte en de plaats van de sociale en
ethische filosofie
Plaats van de sociale en ethische filosofie in de wijsbegeerte
- Hoe zit de wereld in elkaar?
- Wat kunnen we kennen?
- Wat moeten we doen?
- Wat mogen we hopen?
- Wat is de mens?
E. Vermeersch: ‘filosofie is de wachtkamer van de wetenschap. Het is een vorm van denken
die problemen behandelt die nog niet door de wetenschap zijn opgelost’
- Sterke (neo-)positivistische inslag met klemtoon op wetenschap.
1.1.1. Factische problemen
Algemene metafysica/ ontologie
Vragen over de meest algemene manier waar ‘het zijn’ vandaan komt.
o Wat bestaat?
o Waar komt de wereld vandaan?
o Wat is bestaan? Wat is zijn? Wat is werkelijkheid?
o Waarom is er iets en niet veeleer niets?
o Bekende metafysici/ ontologen
Anaximander
Parmenides
Anaximenes
Heidegger: “waarom is er iets en veeleer niets?”
Bijzondere metafysica: onderzoek naar de belangrijkste zijnden
Vragen over de specifieke aard van sommige aspecten van ‘het zijn’ of waar die
vandaan komen. Omvat 3 domeinen:
o Rationele kosmologie
Kosmos (wereld) logos (leer) bestudeert de basisstructuur van de
wereld. Hoe steekt de wereld in elkaar? Is de wereld een geordend
geheel of is er vooral chaos?
o Rationele psychologie/ antropologie
Stelt de vraag naar de essentie van de mens. Waarom ‘psychologie’
Ziel als essentie van de mens? (We spreken hier meer recent eerder
van wijsgerige antropologie (antropos/logos)
o Rationele theologie
Is de wijsgerige vraag naar God. Bestaat God? Hoe moeten we ons die
God voorstellen? Welke godsbewijzen kunnen we formuleren? (Theos
god, logos).
Theodicee: als God almachtig, algoed en alwetend is, waarom is er dan
zoveel lijden en onrechtvaardigheid in de wereld? God heeft ook het
1
, kwade niet geschapen, enkel het goede. Het kwade is gewoon de
afwezigheid van het goede. Bv. donut: je ‘maakt’ ook het gat niet in de
donut, je maakt de donut en het gat ontstaat er automatisch bij
Deze indeling is een weergave van de situatie in de 18e eeuw: rationaliteit
(Verlichting), ziel, God
1.1.2. Kennistheoretische problemen
Kennisleer/ epistemologie
De metafysica is vervangen door de epistemologie. De vraag naar ‘wat is het zijn’
werd losgelaten en vervangen door:
o Wat is kennis?
o Hoe kunnen we kennen?
Niet alleen de kennis in vraag, ook de persoon die kent – het kennende subject
Logica
Houdt zich bezig met het logisch redeneren en tracht de wetten van het denken
te achterhalen.
o Wat is geldig redeneren?
o Als P (gegeven), dan Q (conclusie)
In dit voorbeeld kunne P en Q ingevuld worden door eender welke
inhoud, de betekenis doet er niet toe. Bv. “als het regent, dan wordt
de straat nat”, maar evengoed “als het morgen 5 is, dan zie ik
eenhoorns vliegen in een steen”
Wetenschapsfilosofie
Ontstaan ten gevolge van de versplintering van de wetenschap. Bestudeert de
wetenschap zelf, telkens maar 1 tegelijkertijd (fysica is de populairste)
o Hoe komt men tot een wetenschappelijke ontdekking?
o Wat is een wetenschappelijke revolutie?
1.1.3. Ethisch-politieke problemen
Ethiek
o Bestudeert normen en waarden van menselijk handelen
o Wat is goed en wat is kwaad?
o Plichten en rechten
Politiek
o Bestudeert de organisatie van de samenleving
Esthetica
o Wat schoon en wat is lelijk?
o Wat is kunst?
2
, 1.1.4. Sociale en politieke filosofie
Sinds de Verlichting staat de mens centraal in het denken en is men gekomen tot
volgende verhoudingen:
Mens (ethiek)
De zelfrelatie is bij uitstek het studiegebied van de ethiek. In dit opzicht wordt in
de ethiek onderzocht hoe de mens zich ten aanzien van zichzelf kan gedragen. In
deze benadering van ethiek staat de zelfzorg centraal. Het onderzoeksgebied van
de sociale filosofie is dus niets anders dan de studie van relatie b. Maar, kunnen
we relatie b los van relatie a benaderen?
o Vragen over het eigen handelen
o Wat moet ik doen?
Mens en/ of mens (politiek)
De relatie tussen de mensen is een wederkerige afhankelijkheidsrelatie. We
kunnen ze omschrijven als het studiegebied van de politieke of sociale filosofie.
De mensen zijn op elkaar aangewezen om te kunnen leven, maar er zijn ook
spelregels om dit te kunnen waarmaken.
o Hoe kunnen we het beste samenleven?
Mens en natuur (economie)
De relatie tussen de mens en de natuur is een éénzijdige afhankelijkheidsrelatie.
De mens is afhankelijk van de natuur, terwijl dit omgekeerd niet het geval is. We
kunnen deze relatie omschrijven als het studiegebied van de economie. Wij
mensen hebben die natuur nodig (grondstoffen) om te kunnen leven. De
economie bestudeert de manier waarop mensen in hun behoeftes voorzien.
2. De Griekse polis
2.1. Polis en agora
- Polis = stadstaat, maar ook een bepaalde wijze van organisatie van het openbaar
leven
- Agora = centrum van de polis = forum/ markt
o Handel + spreken (redevoeringen)
- Mannen (publiek) versus vrouwen/ kinderen/ slaven/ armen (oikos, huis = verborgen)
o Mannen in beide domeinen de eindverantwoordelijkheid
- Man = despoot = de heer des huizes
- Economie (oikos & nomos) = overleven van de familie
2.2. Plato
- Politeia (de staat, constitutie, grondwet, rechtsorde)
- Gerechtigheid/ rechtvaardigheid staat centraal, enige garantie voor vrede
- Revolutionair, omwenteling, bevrijding
o Allegorie van de grot van Plato
o Richting een samenleving overeenkomstig met de ideeën (utopie)
o Echo’s in het werk van Marx 2000 jaar later
- Ideeën/ utopie = idealen = zaken die nog niet zijn gerealiseerd
o Zijn het goede
3
, o Zijn het enige die het einddoel bepalen
o Concrete problemen in het realiseren ervan zijn louter technisch en van
weinig belang technocratie
- Familie als model van de ideale samenleving
o Natuurlijke familie wordt opgeheven en de gehele samenleving wordt 1 grote
familie
o Geleid door een wijze, oude man de filosoof-koning
o Arbeidsdeling economie en politiek worden 1
- Sovjet-Unie
o Huishouden moet zichzelf onderhouden, overleven
2.3. Aristoteles
- Mens = politiek dier
o Alle mensen!
o We kunnen politiek niet overlaten aan mensen die denken dat ze altijd
(moreel) gelijk hebben
o Indien wel onvrijheid, onderdrukking
o Iedereen mag meebeslissen, men is gelijk in de vrijheid
o Politiek handelen = telkens opnieuw in verschillende complexe situaties
verstandig handelen (ethiek)
o Basisentiteit: de natuurlijke familie die buiten het politieke moet blijven
(economie)
o Doel: niet het economische, maar het goede leven
- Basis voor onze democratie
2.4. Conclusie: sociale rechtstaat
We zien 2 verschillende antwoorden op de vraag “waarover gaat het eigenlijk in de
politieke samenleving van de mensen?”.
- Plato: het ‘sociale’ + de gelijkheid en rechtvaardigheid
- Aristoteles: de ‘rechtsstaat’ + de politieke vrijheid
Beide antwoorden komen terug in het moderne idee van de sociale rechtsstaat, hoewel
grondleggers van de Westerse democratie altijd een voorkeur hebben gehad voor de
opvatting van Aristoteles. Behalve bij Marx, hier zagen we sociale gerechtigheid op de
voorgrond treden, ten nadele van de vrijheid.
3. De Verlichting
3.1. Inleiding
Een greep uit De Standaard van de voorbije jaren:
- Verlichting en ecologie/klimaat: “Onze samenleving is gestoeld op
verlichtingswaarden zoals autonomie, vrijheid, recht en rede, maar ook op een
scheiding tussen mens en natuur. Die legde de basis voor ons economische bestel en
de daarmee verbonden plundering van de planeet.”
- Verlichting en inburgering: “Bij het begin van het inburgeringstraject wordt een
contract afgesloten waarbij de inburgeraars een verklaring moeten ondertekenen die
4