de vroege ochtend en worden opgegeten, de rest van de dag gaat het konijn zijn keutels
gewoon in de omgeving achterlaten.
Een konijn gaat voornamelijk fermenteren in het caecum, er is dus vrij veel microbieel eiwit
terug te vinden. Daarom eet een konijn zijn caecotrofen op. De mestballetjes die in de dikke
darm gevormd worden zijn echt afval en die worden niet opgegeten. Het grote voordeel van
caecotrofie is dat het microbieel eiwit nogmaals afgebroken kan worden tot aminozuren in de
dunne darm, en zijn ze weer wel opneembaar. Het konijn heeft via het opeten van zijn eigen
mest, erin geslaagd om toch gebruik te maken van dat microbieel eiwit.
Hoofdstuk 8: Mineralen
Macro-elementen, bouwelementen of structuurelementen zijn heel belangrijke mineralen
die nodig zijn om de structurele elementen in een lichaam te ondersteunen. Ze helpen mee
aan de bouw van bijvoorbeeld het skelet. Enkele voorbeelden van macro-elementen zijn:
Calcium, (Ca), Fosfor (P), Magnesium (Mg), Natrium (Na), Kalium (K), Chloor (Cl) en Zwavel
(S).
à Ca, P en Mg: belangrijkste elementen botweefsel
à Na, Cl en K: regelen osmotische druk in lichaamsvloeistoffen (vochthuishouding)
à S: belangrijk onderdeel zwavelhoudende aminozuren
à Tal van andere functies in het metabolisme (bv. Enzymactivatie; bv. Ca spiercontracties)
De micro-elementen of sporenelementen zijn in zeer kleine hoeveelheden aanwezig in het
lichaam. Enkele voorbeelden van sporenelementen zijn: IJzer (Fe), Koper (Cu), Zink (Zn),
Jodium (I), Kobalt (Co), Selenium (Se), Molybdeen (Mo) en Mangaan (Mn).
à Rol in stofwisselingsprocessen en transport voedingsstoffen.
De Weende analyse omvat zes onderdelen waaronder Ruwe As. Ruwe as bestaat enerzijds
uit mineralen en anderzijds uit ont reiniging van bijvoorbeeld zand afkomstig van de aarde.
Mineralen zijn dode materie, ze zitten in de bodem. Afhankelijk van wat er is in de bodem,
krijgt men een ander aanbod in de voedingsstoffen die op die bodem gekweekt worden. Bij
planten kan de mineralen samenstelling enorm variëren naargelang de bodemsamenstelling.
Voeding speelt een van de belangrijkste rollen om de mineralen binnen te krijgen, zowel vaste
voeding als water. We kunnen mineralen ook toedienen via supplementen (=
mineraalsupplementen). Het lichaam zelf speelt ook een belangrijke rol in hoeveel mineralen
er beschikbaar worden voor het dier. De absorptie van minderen ter hoogte van het
spijsverteringsstelsel is niet bij elke diersoort even efficiënt.
Mineralen worden vaak gesupplementeerd onder de vorm van likstenen. Daarnaast worden
mineralen ook gesupplementeerd via korrels (pellets) die heel veel dieren krijgen.
,Sommige mineralen kunnen elkaar tegenwerken of complexen vormen zodat ze niet meer
nuttig zijn (= antagonisme en complexvorming) voor het dier. Koper en zink zijn antagonisten,
dit wil zeggen dat ze elkaar tegenwerken. Als je runderen op een koperarme grond houdt,
hebben de runderen veel koper supplementatie nodig via voeder, dan zal het mogelijk zijn dat
je op termijn een zinktekort gaat krijgen omdat de opname van zink daalt.
Macro-mineralen
Calcium (Ca)
99% van de mineralen zitten in onze botten en 1% bevindt zich in het bloed. Calcium heeft
zeer veel functies zoals bloedstolling, spiercontracties en de regulatie van bepaalde cel
functies, bv. Zenuwoverdracht, zijn de belangrijkste.
Als we kijken naar de behoeftes aan Calcium of de hoeveelheden in het voeder, is het
belangrijk te weten dat we calcium nooit alleen mogen beoordelen, we moeten ook altijd
kijken naar de fosfor in het voeder omdat we willen dat deze twee in een goede verhouding
zijn. We spreken van de calcium-fosfor ratio of de calcium-fosfor balans.
§ Bij zoogdieren moet de behoefte in het voeder Ca/P tussen 1 en 2 liggen (1/1 tot
2/1). Je gaat het Ca delen door het P van het voeder en dan krijg je een bepaald getal.
Is het getal, bijvoorbeeld 1,3 bij een paard, dan is het oké.
§ Bij pluimvee licht de behoefte hoger, daar heb je 7 tot 10 keer meer calcium dan fosfor
in het voeder nodig (7-10/1).
Wanneer een dier een calcium tekort heeft kunnen er verschillende problemen ontstaan. Een
probleem dat goed gekend is bij honden is Eclampsie. In de vroege lactatie wordt er te veel
calcium afgegeven aan de pups en houdt de teef zelf te weinig calcium over voor zichzelf.
Calcium heeft een rol in de spiercontracties en dat kan je ook zien in de symptomen voor
eclampsie.
Een andere ziekte is de melkkoorts bij runderen, dit is iets dat we vaak zien rond het kalf
moment (meestal binnen de 48 uur na het kalven). De runderen geraken niet meer recht, ze
vertonen geen mest of urine. Dit komt doordat de runderen lijden aan een sterk calcium tekort
op het moment dat ze moeten beginnen met lacteren. Het duurt even voordat calcium van de
botten ter beschikking komt. Uiteindelijk gaan de andere organen ook niet goed meer werken
omdat ze hun spieren niet meer kunnen gebruiken (voormagen, spieren enz.) acht procent
van de dieren die te maken hebben met ernstige symptomen van de melkziekte sterft.
Rachitis wijst op botmisvormingen bij jonge dieren en metabolic bone disease is alles wat
voor botziekten zorgt omdat er iets in het metabolisme niet goed werkt waaronder
bijvoorbeeld Ca-tekort, vitamine D-tekort, slechte Ca/P-verhouding enz.
, Een overmaat aan Ca komt niet vaak voor maar als dit in samenwerking is met een overmaat
aan vitamine D, kan het zijn dat er toch veel te veel Ca in het dier terechtkomt en kunnen er
verkalkingen ontstaan in de organen (bv. In de nieren). De dieren kunnen hier ernstig ziek van
worden en zelfs sterven.
Er zijn verschillende bronnen waarin je Ca kan terugvinden zoals oesterschelpen, voederkrijt,
diermeel, beendermeel, vlinderbloemigen (luzerne), bietenpulp, ….
Stel dat er te weinig Ca is in het bloed, dan gaat de bijschildklier (vier oranje vlekjes op de
schildklier) geactiveerd worden en gaat het PTH gaan produceren. Dit hormoon staat in om
zoveel mogelijk Ca te vinden en naar het bloed te sturen. Het PTH zal drie aspecten gaan
beïnvloeden waardoor het Ca in het bloed weer stijgt:
§ Het lichaam haalt het Ca uit de botten (demineraliseren van de botten)
§ Het PTH zal ervoor zorgen dat er meer Ca opgenomen wordt ter hoogte van de darm
(uit voeding, vitamine D is hier belangrijk!)
§ Het PTH gaat ook een signaal geven aan de nieren dat ze niet te veel Ca mogen
doorlaten tot in de urine (het verlies aan Ca in de urine zal verminderen) waardoor het
wordt terug gefilterd in de bloedbaan en er dus meer in de bloedbaan terechtkomt.
Op een bepaald moment is er te veel Ca in het bloed. Het lichaam zal hier opnieuw op reageren
door het hormoon Calcitonine te produceren. Calcitonine wordt door de schildklier gemaakt
en gaat alle effecten die het PTH heeft gedaan omdraaien waardoor er opnieuw een daling
aan Ca in het bloed komt.
Het all meat syndrome is iets wat we meer en meer terugzien bij honden en katten waarbij
de eigenaars beslissen om geen commerciële voeders meer te kopen en om zelf hun dieren
voedsel te geven via rauw of gekookt vlees. Wanneer een dieet voornamelijk uit vlees bestaat,