Complete tentamensamenvatting Inleiding Staats- en bestuursrecht
7 vues 1 fois vendu
Cours
Inleiding Staats- en Bestuursrecht
Établissement
Universiteit Utrecht (UU)
Een complete samenvatting met alle hoofdonderwerpen van het vak Inleiding Staats- en Bestuursrecht uitgelegd. Onderwerpen zoals de beginselen van de democratische rechtstaat, ministeriële verantwoordelijkheid en machtenscheiding staan verduidelijkt.
Rechtstaat: een staat waar de burgers en overheid gebonden zijn aan het recht
- Vrijheid
- Rechtszekerheid
- Rechtsbescherming
Beginselen van de democratische rechtstaat
- Legaliteitsbeginsel: Alle overheidsoptreden moet berusten op een wettelijke grondslag
(positief effect) en worden uitgeoefend binnen de grenzen van het recht (negatief effect)
(Awb)
Waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
- Positivering: vastleggen van de beperkingen die aan burgers worden opgelegd in
wetgeving
o Positief-funderend: overheidsoptreden moet berusten op wettelijke grondslag.
o Negatief-funderend: overheidsoptreden moet binnen de grenzen van de in de
wet aangegeven bevoegdheid blijven.
- Trias politica: de overheidsbevoegdheden wetgeving, bestuur en rechtspraak mogen niet bij
één overheidsorgaan liggen (samenwerking en controle)
- Wetgevende macht: maakt algemene regels en controleert uitvoerende macht
- Uitvoerende macht: voert algemene regels uit en is verantwoordelijk voor dagelijks
bestuur
- Rechterlijke macht: controleert uitvoering van wet en beslecht conflicten
- Grondrechten: inwoners hebben fundamentele rechten en vrijheden die overheid moet
respecteren en realiseren
o Klassiek: waarborgen van individuele vrijheden ten opzichte van de overheid
o Sociaal: verplichtingen van de overheid
- Rechterlijke controle: de burger heeft het recht om naar een onafhankelijke rechter te
stappen (art. 117 Gw) (art. 17 GW)
- Democratiebeginsel: overheidsoptreden moet aanvaardbaar en legitiem zijn voor de burger
o De burger moet inspraak hebben op besluitvoering van de overheid
o Beslissingen moet worden genomen door meerderheid van
volksvertegenwoordiging
Historische ontwikkeling rechtstaat:
Middeleeuwen:
1) Men gebruikte de theocratische staatsopvatting.
a) De vorst stond boven de wet (princeps legibus solutus est) en regeerde in naam van
god (droit divin; goddelijk recht).
b) De vorst had de hoogste macht en is soeverein.
i) Interne soevereiniteit: het zijn van de hoogste macht op eigen grondgebied.
ii) Externe soevereiniteit: het niet onderworpen zijn aan macht van buiten op
eigen grondgebied.
c) De feitelijke praktijk was niet in overeenstemming met deze theorie; de vorst moest
land geven aan leenmannen in ruil voor militaire steun (contractuele relaties). Dit
werd gezien als het feodalisme.
, 2) Men gebruikte de visie dat de vorst slechts beperkende bevoegdheden had. Deze visie
stond tegenover de theocratische staatsleer.
a) De bevoegdheden van de vorst werden begrensd door uit de natuur voortvloeiende
rechtsbeginselen (natuurrecht) en mochten alleen worden toegepast als het welzijn
van de gemeenschap ten goede kwam. Er werd onderscheid gemaakt tussen een
legitieme vorst en de tiran.
i) Optreden ten behoeve van algemeen belang, anders recht op verzet tegen
tiran.
b) In deze periode namen koningen de macht over van de paus. Om oorlogen te
voorkomen dienden er afspraken gemaakt te worden. Zo diende de koning
onafhankelijk te zijn en moest hij de bevoegdheid krijgen om nieuw recht te creëren.
(Het model van absolute staat)
3) Voortbordurend op de visie dat de vorst slechts beperkende bevoegdheden had, ontstond
de theorie van de verzetsleer.
a) De macht is aan de vorst gegeven ten bate van zijn onderdanen. Deze macht was
vastgelegd in een ‘contract’, waarbij privileges werden opgenomen als clausules. Bij
een contractbreuk mochten onderdanen in verzet komen en de vorst afzetten.
b) Belangrijk is dat het ging om een organisch gestructureerd geheel, niet om een
optelsom van vrije zelfstandige individuen.
4) Even later ontstond de natuurrechtelijke contractsleer.
a) Deze visie ging niet uit van bestaande privileges, maar van aan het individu
toekomende vrijheidsrechten. Het individu is een vrij, ongebonden persoon,
gelijkwaardig aan alle anderen. Via een gezamenlijk contact richtten deze individuen
een centrale macht op: de staat.
b) Door dit contract stonden de individuen een deel van hun vrijheden af, zodat de
staat hun de resterende vrijheden garandeerde. Als de staat niet voldeed aan deze
verplichting, dan pleegde hij contractbreuk en mochten de individuen in opstand
komen.
5) Dit contract vormde de basis voor de klassiek-liberale rechtsstaat.
a) Doel; individuele vrijheid moet beschermd worden door het recht.
b) Vier eisen ontwikkeld om deze rechten te beschermen:
i) Legaliteitsbeginsel;
ii) Machtsverdeling;
iii) Grondrechten;
iv) Rechterlijke controle.
c) John Locke: mensen hebben burgerlijke vrijheden en geven een deel aan de staat in
maatschappelijk contract. Overheid treedt op in algemeen belang anders recht op
verzet.
d) Montesquieu: scheiding der machten
6) Vanaf 1919 was sprake van een democratische rechtsstaat.
a) Doel; individuele vrijheid moet beschermd worden door het recht.
b) Waren de klassieke-liberale rechtsstaat en democratische rechtsstaat hetzelfde?
Nee. Bij de democratie was de wil van de meerderheid beslissend. Bij de rechtsstaat
was de wil van de meerderheid niet relevant; er werd gekeken naar de rechten van
burgers. Bij de rechtsstaat krijgt dus zowel de meerderheid als minderheid deze
rechten.
7) Uiteindelijk werd Nederland een sociale rechtsstaat.
a) De overheid greep in bij de sociaaleconomische sfeer om gelijke kansen te creëren
en een situatie te realiseren waarin iedereen zijn rechten kon gebruiken.
b) Doel: de staat moest actief omstandigheden creëren die het de burger mogelijk
maakten zijn leven gestalte te geven. Er kwamen bijvoorbeeld sociale grondrechten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tiffanyaalst. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.