Chapter 9 – Zuivere mededinging
Zuivere mededinging: kenmerken
- Aantal spelers: zeer veel producenten en consumenten
- Homogeen product: geen productdifferentiatie, geen differentiatie van promotie of plaats
waar product verkocht wordt, …
- Perfecte transparantie. Consument kan perfect prijzen e.d. vergelijk
- Geen toetredingsbelemmeringen: alle producenten hebben dezelfde toegang tot de
productiefactoren en technologie.
Zuivere mededinging: implicaties/gevolgen
- Beslissing van 1 speler heeft een verwaarloosbaar impact. Consumenten zijn dus prijsnemers.
Ze moeten de prijs van de markt gewoon aannemen.
- 2e en 3e kenmerk hierboven leiden tot de law of one price. Dwz dat het homogeen product
gewoon aan 1 prijs wordt verkocht, de laagste prijs.
- Vrije toetreding tot de markt.
Winstmaximalisatie bij competitieve ondernemingen
Winst: Totale opbrengst – totale (opportuniteits)kosten (dus niet enkel boekhoudkundig kost, maar
economische kost waar alle opp.kosten inzitten).
𝜋(𝑄) = 𝑇𝑅(𝑄) − 𝑇𝐶(𝑄)
TR: total revenue = p * Q
TC: kijk terug naar H8.
In dit geval is onze prijs p constant en geen functie van Q. Dit is zo omdat het om zuivere medediging
gaat. De beslissing van 1 aanbieder heeft geen impact op de prijs.
Winstmaximalisatie bij prijsnemende ondernemingen
De beslissingvariabele is hier Q. Er moet een juiste Q gekozen zodat 𝜋(𝑄) gemaximaliseerd wordt:
max 𝜋(𝑄) = 𝑇𝑅(𝑄) − 𝑇𝐶(𝑄) = 𝑃𝑄 − 𝑇𝐶(𝑄)
B
1e orde vwde: functie afleiden en gelijkstellen aan 0 om extrema te vinden
𝑑𝜋(𝑄4 )
= 𝑃 − 𝑀𝐶(𝑄4 ) = 0
𝑑𝑄
⇒ 𝑃 = 𝑀𝐶(𝑄4 )
𝑄4 = optimale hoeveelheid
2e orde voorwaarde: om te weten of gevonden extrema nu een maximum of minimum is.
𝑑 ' 𝜋(𝑄4 ) 𝑑𝑀𝐶(𝑄4 )
= − <0
𝑑𝑄' 𝑑𝑄
𝑑𝑀𝐶(𝑄4 )
⇒ >0
𝑑𝑄
à We moeten dus zien dat we produceren op een stijgend stuk van de MC-functie
39
,Interpretatie van de twee condities
1. Winst is maximaal daar waar prijs gelijk is aan MK. à 𝑃 = 𝑀𝐶(𝑄4 )
Is dit een intuïtief redenering?
Stel zou P > MK, hebben we dan geen optimum. We zouden dan meer moeten produceren omdat
we meer verdienen dan wat het kost om 1 extra eenheid te produceren.
Stel zou P < MK, dan zou je minder moeten produceren want een extra eenheid kost meer dan
wat het opbrengt.
à er is dus enkel evenwicht wanneer de opbrengst van de laatste geproduceerde eenheid gelijk
is aan de kost daarvan.
2. We moeten daar produceren waar de MK-curve stijgend is. Dan hebben we zeker een maximum
van de winstcurve, en geen minimum.
Grafische benadering
MK-curve is eerst dalend (door bv. specialisatie, …), en
daarna weer stijgend (door bv. verlies van efficiëntie, …)
Volgens onze eerste orde vwde zien we ook 2 punten die
daaraan voldoen. De eerste punt is op het dalend stuk van
de MK-curve. De tweede is bij een stijgend punt, en dat is
het punt dat we zoeken.
Enkel vanaf het minimum vd MK-curve tot helemaal
bovenaan komt in aanmerking voor onze
winstmaximaliserend productie.
Korte termijn evenwicht bij perfecte medediging
Beslissingen op de korte termijn
Op de KT geldt er:
- dat minstens 1 input vastligt à we hebben variabele en vaste kosten.
- dat het aantal ondernemingen vastligt. Dit is op niveau van de markt dan. Dat wil niet zeggen
dat er geen vrije toetreding is.
Op de KT kan het soms interessant zijn om niet te produceren. Daardoor kunnen kosten vermeden
worden, zelfs van de vaste kosten (het recupereerbaar deel daarvan). Zo een beslissing wordt ook
wel shutdown genoemd.
Winst en shutdown beslissingen op KT
Totale kosten op KT: (=STC)
𝑆𝐹𝐶 + 𝑁𝑆𝐹𝐶 + 𝑇𝑉𝐶(𝑄) 𝑖𝑓 𝑄 > 0
𝑆𝑇𝐶(𝑄) = {
𝑆𝐹𝐶 𝑖𝑓 𝑄 = 0
TVC: totale variabele kosten in functie van Q.
NSFC: non-sunk fixed costs. Recupereerbare vaste kosten.
SFC: sunk fixed costs. Deze zijn niet recupereerbaar.
40
,Op basis van de kostenconcepten, moet je je inkomsten vergelijken met de NSC (=niet-verzonken
kosten, =TVC+NSFC).
Shutdown beslissingen bij verlies: belang van niet-verzonken vaste kosten.
Nu nemen we het gemiddeld van de NSC. Namelijk de ANSC. Dat is dan de som van AVC + ANSFC.
- als P < ANSC à tijdelijke shutdown om verliezen laag te houden.
§ winst = –SFC
- als P > ANSC à blijven produceren, ookal draai je nog verlies. Je verliezen zullen afnemen.
§ winst = −𝑆𝐹𝐶 + 𝑇𝑅 − 𝑁𝑆𝐶 = −𝑆𝐹𝐶 + (𝑃 − 𝐴𝑁𝑆𝐶)𝑄
Als P>ANSC, dan zal dat tussen haken positief zijn en nemen de verliezen af
Conclusie: een winstmaximaliserend onderneming
- zal nooit produceren daar waar P<ANSC
- zal produceren daar waar P=SMC(Q) en waar SMC stijgend verloopt.
à obv. van al deze informatie kunnen we de A-curve van een individuele onderneming afleiden.
Korte termijn aanbodcurves
Herhalend:
- P = SMC(Q) en P ≥ ANSC(Q) samen,
impliceren dat de onderneming nooit zal
produceren op een stuk van de SMC die
onder de ANSC ligt.
(vervang gewoon P door SMC bij
de tweede gelijkheid: MK ≥ ANSC)
- Shutdown price = sluitingsprijs: we
mogen het minimum van ANSC zien als
een soort sluitingsprijs. Als de marktprijs
groter is dan de sluitingsprijs, blijven we
produceren. Anders niet.
𝑃 " = min 𝐴𝑁𝑆𝐶(𝑄)
B
- De aanbodcurve is dan:
𝑆𝑀𝐶 01 (𝑃) 𝑖𝑓 𝑃 ≥ 𝑃 "
𝑄 = 𝑠(𝑃) = }
0 𝑖𝑓 𝑃 < 𝑃 "
Op de grafiek:
- De rode volle lijn is de aanbodcurve van de individuele producent. Die bestaat uit 2 delen.
- Oranje regio is het extra verlies dat de onderneming zou draaien als ze ervoor kiest om te
blijven produceren.
41
, Oefening over het opstellen van individuele A-curve à • Consider the following cost information
!"# $ = 100 + 20$ + $ !
!*# = 36; .!*# = 64
• Determine the short-run supply curve
.!*# 64
0.!# $ = 01# $ + = 20 + $ +
$ $
64 64
min 0.!#($) = min 20 + $ + ⇒1− ! =0⇒$ =8
$ $
Conclusie: KT individuele A-curve
" "
⇒ min 0.!# $ = 36
"
- KT-aanbodscurve
§ als de prijs boven sluitingsprijs ligt dan ; = !<# $ ⇒ ; = 20 + 2$ ⇒ $ = −10 + 0.5;
nemen we de conditie prijs P = MK. Dan valt −10 + 0.5; AB ; ≥ 36
? ; =@
de aanbodcurve samen met de marginale 0 AB ; < 36
kostencurve.
§ prijs onder sluitingsprijs? productie = 0
- Sluitingsprijs zelf komt overeen met minimum van ANSC.
- Het is wel nog mogelijk om een Q te produceren en toch nog verlies te draaien. Je draait dan
gewoon een kleiner verlies dan bij Q=0
Korte termijn marktaanbod
Nu willen we overstappen van de A-curve van een individuele onderneming (hierboven) naar het
marktaanbod. In principe is het vrij simpel:
- op de KT ligt het aantal ondernemingen vast
- à de KT-marktaanbod is de som van het
aanbod van de individuele
ondernemingen.
- à Grafisch is de marktaanbodcurve is dus
de horizontale som van alle individuele
aanbodcurves.
- Grafisch hiernaast: er zijn 100
ondernemingen van type 1 (sluitingsprijs
van 0,2) en 100 ondernemingen van type 2
(sluit.P van 0,4).
Korte termijn evenwicht
2 condities nodig om evenwicht te bepalen
1. aanbodcurves die we hierboven afgeleid
hebben
2. Totaal marktaanbod moet gelijk zijn aan
marktvraag
* SS = marktaanbod
42