Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Organization theory OT (441074-B-6) €6,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Organization theory OT (441074-B-6)

1 vérifier
 37 vues  5 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Alle tentamen stof uitgewerkt.

Aperçu 4 sur 71  pages

  • 11 janvier 2023
  • 71
  • 2022/2023
  • Resume

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: eamverberne • 11 mois de cela

avatar-seller
Organization theory
Hoorcollege 1
Organization theory in the OT course is:
- Organization is the phenomenon we will study
- Theories explaining and increasing our understanding of organization(s) aspects. For
example:
• Waarom bestaan organisaties?
• Hoe stellen organisaties doelen op?
• Wat zijn de verschillen/overeenkomsten tussen organisaties
• Wanneer en hoe werken organisaties samen?

5 theorieën:
- Inter-organizational theory (OT) → meso
• Resource dependence theory (RDT) – HC 3
• Transaction cost theory (TCT) – HC 4
- Dynamic capabilities theory (DCT) → macro – HC 5 en 6
- Legitimacy theory (LT) → macro - HC 7 en 8
- Social interdependence theory (SIT) → micro – HC 9 en 10
- Goal-setting theory (GST) → macro – HC 11 en 12


- 5 O theories answering
- 5 O questions
1. How can organizations organize their interaction with the environment? - Inter-
Organizational Theories (TCT and RDT)
2. What makes organizations different? - Dynamic Capabilities Theory
3. What causes organizations to become accepted entities? - Legitimacy Theory
4. When do (departments/teams in) organizations compete, and when do organizations
collaborate?- Social Interdependence Theory
5. How do organizations set goals? - Goal Setting Theory

,Hoorcollege 2
2 key words in de course: organization en theory. Deze les gaan we beide eerst definiëren. Vandaag
over de o’s:
Organisaties definitie: mensen die samenwerken aan een collectief doel met een collective policy.
→ people that work together on a collective goal with a collective policy.
We hebben richtlijnen nodig zodat mensen dezelfde procedures gebruiken om te streven naar
dezelfde doelen. Mensen hebben naast het collectieve doel namelijk ook persoonlijke doelen. Hoe
zorgen we ervoor dat de persoonlijke doelen niet belangrijker worden? Een economist ziet een
organisatie als iets om waarde te creëren. We bekijken het van social sciences. We zetten mensen
eerst. Definitie:
1. Social entities that (sociale processen in organisaties zijn belangrijk)
2. Are goal-directed, (kunnen bv. financiele en sociale doelen zijn)
3. Are designed as deliberately structured and coordinated activity systems and
4. Are linked to distinct (verschillende) external environments (bv. political/supplier/natural
environment) → laat zien dat de organisatie niet gesloten is, heeft interactie met de
omgeving (open system).
➔ Organizations: Social entities that are goal-directed, are designed deliberately structured and
coordinated activity systems are linked to distinct external environments.
Er zijn veel verschillende soorten organisaties: non-governmental (NGO’s), corporations (profit-
oriented meestal), foundations (kan profit-orientated zijn maar mag niet uitbetaald worden aan
aandeelhouders), non-profit, charities, governmental.
‘an organized group of people who have a common goal and work together’.
Ook zijn er veel organisatorische vormen: interorganizational, virtual teams, project (tijdelijk), hybrid
(organisaties die zowel financiële als sociale doelen heeft).
Theory: a definition
- ‘a theory consists of a set of interrelated concepts, definitions, and propositions that explain
or predict events or situations by specifying relations among variables’ → In sociale
wetenschappen zijn we niet goed in voorspellen dus proberen vooral een systematische
verklaring te vinden.
- ‘The word “theorise” comes from the Greek word “theorein” , which consists of a blend of
two words, “thea” which means to see or observe, and “horan” which means to see a thing
attentively or to contemplate it.’
What we have learnt
A THEORY
- typically focuses on a small part of reality.
- abstracts of many other relevant aspects.
- helps us see detail this way.
- helps us understand that limited part of reality better.
- is NOT the whole story, and needs to be seen in a larger theoretical context.
Whetten 1989
Gaat over hoe je theorieën in elkaar zet. Je begint met wat: definiëren van onafhankelijke en afhankelijke
variabelen: alle variabelen die invloed hebben op de verklaring van een fenomeen. Vervolgens ga je how
beschrijven: hoe variabelen standhouden: negatief of positief verband. Weergegeven in een conceptueel
model. Ten derde waarom een verband zo is. uitleggen d.m.v. argumenten. Daarna komen who, where en
when. Deze voorwaarden leggen beperkingen op aan de proposities die vanuit een theoretisch model
worden gegenereerd, zoals generaliseerbaarheid. Dus vertellen over de context. Deze voorwaarden kunnen
ook worden gebruikt om de bruikbaarheid van een paper te beoordelen.

,Whetten zorgt voor een framework die bijna alle theorieën kan beschrijven (what, how why en later when
en where)
A theory:
- Consists of a set of concepts (what) and the relationships that tie them together (how) into an
explanation of the phenomenon of interest (why)
▪ What: Concepten: dependent (variabele die we proberen te verklaren: factor) en
independent variabele (met wat je de dependent variabele probeert te verklaren).
Elke theorie probeert te verklaren dus altijd starten met dependent en
independent concepten uitleggen.
▪ How: positieve/negatieve relatie. Lineair/inverted U-shape
▪ Why: waarom het verband zo is. Argumenten laten zien voor een verband.
Waarom hebben mensen met hogere opleiding hoger inkomen?
- Builds on a set of assumptions that form the foundation for a series of logically interrelated claims.
Assumptions are not tested (it’s a given).
The elements of a theory
- The What, how and why has to be clear




Two examples applying Whetten
- Example 1: what and how: decision quality




What:
Dependent: Decision quality: decision leading to desired processes and outcomes.
Independent: size: number of information ties of CEO’s with … (closeness matters)
How: linear positive
Hypothese: the larger the size of the CEO’s network, the higher the decision quality
Why: Individual CEO’s with a relativiley large network have better access to information about
business trends and strategies of competitors and therefore can make better informed decisions.

- Example 2: what and how, decision quality




How: linear negative relationship
H2: the larger the size of a CEO’s network, the lower his decision quality.
Why: Individual CEO’s have limited cognitive capacity, and the more ties a CEO has, the more diverse info
he receives, the more ambiguous the info van become, and the more he needs to process. This creates
cognitive overloas and detoriates decision quality.

, We kunnen een argument maken voor een positief en een negatief argument en daarom is er sprake van
een inverted U-shape. Met bepaalde info maken we betere beslissingen, totdat er te veel informatie
beschikbaar wordt. Dan worden er juist slechtere beslissingen gemaakt.

- Example 3: what: team members’ creativity




Interaction frequency: how often in a given time team members interact. (inverted U)
Group longevitity: (-)
Group size; (U)
Resource abundance:




What to look for in each theory
Make sure you:
- Know the dependent (Y) and independent (X) variable(-s);
- Define the concepts (what), specify the relations between the concepts (how), and give arguments
(why) for these relations;
- Are aware of the timeframe (when), place (where), unit of analysis (who) to which your data apply;
- Can reproduce, understand, and compare theories in terms of levels of analysis, main assumptions,
main concepts, main arguments!
Theory: where? Example
‘where’ is soms ook belangrijk. Een theorie kan context afhankelijk zijn.
Islamic banking
- Principles of Islamic law
- Prohibition of Riba:
• No interest
• Profit-sharing
• Sharing risk
• Not harming society
Theory: when? example



scientific management: industrial Era
Mayer & Sparrowe/Sutton & Staw
Sutton & Staw
Er worden meestal 5 elementen gebruikt for gebruikte theorie in papers. Dit artikel gaat over hoe
papers sterke theorien kunnen verlenen. Er zijn verschillende meningen over wat een theorie goed
maakt en er zijn verschillende theoretische perspectieven voor het beschrijven van organisaties en zijn
leden. Ten slotte over hoe een theorie te bouwen. Geleerden moeten een balans maken tussen
generality (algemeenheid), simplicty (eenvoud) en accuracy (nauwkeurigheid). Het gaat over
bepaalde dingen die niet als theorie worden gezien (onder ‘what theory is not’). Een goede theory
explains, predicts en delights. Sommige researchers zijn tegen theorie. Er wordt gehoopt op meer
empirisme.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ilvademeijer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

78998 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,99  5x  vendu
  • (1)
  Ajouter