IABA 1 1016
Filosofie
Gustaaf Cornelis
Filosoof → Philosophos (vriend van de kennis)
- toont belangstelling voor kennis (wijsbegeerte)
- alledaagse kennis (verschijnselen, gedrag, kennis van verschijnselen en gedrag) wat we
denken te weten → in vraag stellen
- technieken
- wat zijn de verschijnselen?
- waarom doe je wat je doet?
- waar komt je kennis uiteindelijk vandaan?
● Augustinus: de enige kennis die je hebt van je ouders (moeder)
● Omgeving, fenomenen, gebeurtenissen …
● School, boeken, tv …
● Het internet
- hoe kwam die kennis tot stand?
● zintuiglijke wereld
● (regelmatige) observatie (geen toeval meer)
- welke redenen heb je om ze te vertrouwen?
Kernvragen + disciplines
Wat is werkelijk?
Ontologie, metafysica, zijnsleer
solipsisme (de overtuiging dat alleen jij werkelijk bestaat en dat de rest inbeelding is)
→ vaste grond zoeken om zeker te zijn dat iets werkelijk is.
- Wat bestaat? Wat is?
- Wat is tijd? Wat is ruimte? Heeft het zin om te spreken van een ‘lege ruimte’?
- Wat is vrijheid? Kan een mens vrij zijn? Heeft het zin te spreken van ‘het individu’? →
gedrag aanpassen aan andere mensen (conformisme) ben je vrij als je verslaafd bent aan
sociale media? Leven in agenda ontdubbelen → likes (aanpassen = vrij?) Waarom doe je
wat je doet? Wat is een individu? Bestaat dat zonder anderen?
Antwoorden: aanvulling op natuurkunde, psychologie en wetenschappen
(natuurkundigen verklaren verschijnselen als tijd en ruimte, sociaal-psychologen verklaren begrippen
als vrijheid en individu)
Hoe moeten we leven?
ethiek, moraalfilosofie
Wat is het gevolg van wat je doet? Altijd de wet volgen? Handelen naar gevolg.
Welke kennis is betrouwbaar?
epistemologie, kennisleer wetenschapsfilosofie
Wanneer is een redenering correct?
Lina Van Deuren 1
, IABA 1 1016
Logica, argumentatie
Wanneer is iets mooi?
Esthetica
Is er algemene schoonheid? Subjectief gegeven.
Leerstof
- Filosofische methoden
● inhoud en toepassing
- Filosofen
● leven en werk
● inhoud van hun theorie
● situering in de geschiedenis (afronden naar de eeuw)
● grote lijnen van de geschiedenis kennen (vijf perioden)
- klassieke oudheid, middeleeuwen, renaissance en verlichting, nieuwe tijd,
20ste eeuw
→ filosofen groeperen in periodes
- vragen over inhoud en toepassing
- historische situering
- in volzinnen + duidelijk schrijven op het examen
Filosofische werktuigen
Eerste besef ongeveer rond 3 jaar → verwonderd over de wereld (= filosoof)
- Principe van voldoende reden
- Reductio ad absurdum
- Reductie
- Metonymie
- Antilogie
- Dilemma
- Analogie
- Aforisme
- Maieutiek
Hoe studeren?
- historisch kader: (vijf tijdgroepen), verbanden met de cultuurgeschiedenis
- methoden: link filosoof/ methode uit het hoofd (ongeveer 30), link filosoof/ principe met
ezelsbruggetjes
- studeren: eigen voorbeelden doorlopend verhaal van filosofen, verbanden tussen filosofen
- begrijpen voor kennen
Lina Van Deuren 2
, IABA 1 1016
1. De Oudheid
1. Thales (*640-*545, Milete)
Reductie
Reductie = herleiding van veelheid naar eenheid.
Archè = een materiële oorsprong (iets wat overal en altijd en onveranderlijk aanwezig is).
Thales gaat op zoek in Griekenland → groene gebied (volgt de Nijl), waar alles groeit en
woestijngebied, waar niets groeit.
⇒ Archè is water (onderliggend voor alles)
- vruchtwater → wij ontstaan uit water (bron van leven)
Demokritos (460-370): kwantitatief verschillende deeltjes (atomen → ondeelbaar)
‘Je kan de wereld herleiden tot atomen’
Je kan de natuur herleiden tot iets onderliggend, maar niet lager dan de archè→ reductie
(reduceren)
Filosofen willen geen goddelijke interventie → De natuur staat los van godheid.
Fysicalisme = alles is herleidbaar tot fysica.
→ gevaar: demystificatie, ontluistering (sommige dingen wil je niet weten, niet alles
verwetenschappelijken.)
Thales
Anekdotes: Thales was wiskundige, en had een zonsverduistering voorspeld.
Eerste natuurfilosoof: op samenhangende wijze zonder te verwijzen naar goden of magische krachten
de natuur (physis) verklaren.
Stelling van Thales: herleiding van de wereld tot wiskunde.
Pythagoras (*570-500)
- Stelling: a2+b2=c2
- Relatie tussen intervallen van toonladders (muziek) en wiskundige verhoudingen.
- Indien de rechthoekszijden gelijk zijn, dan kan de schuine zijde niet worden uitgedrukt als een
verhouding van de rechthoekszijden.
- De natuur kan door het beoefenen van de wiskunde worden begrepen.
Lina Van Deuren 3
, IABA 1 1016
- Priemgetallen (deelbaar door zichzelf en 1) … → studie van de wiskunde.
Reductie: toepassingen
- Argumentatief. Suggereert een diepere waarheid.
- Onderzoekend. Zet aan tot verder verkennen door op te delen en dieper te graven.
- Voor ontwerpers. Herleiding van een object tot elementen die je (op een bepaald niveau) niet
meer verder kan opdelen. (abstract) Je ontwerpt vervolgens door combinatie van die
elementen. Of je ontwerpt vanuit één basisvorm (vb. kubus). Of je ontwerpt vanuit één
principe. (vb. ecologie). Of je gebruikt één grondstof (vb. hout).
2. Anaximander (*610-545, Milete)
Principe van voldoende reden
Onderscheid tussen een principe en een wet
- wet kan je bewijzen
- principe is iets wat je aanneemt (kan je niet bewijzen)
- geen tegenbewijs
- kan een aantal argumenten bedenken
Anaximanders redenering
- “Heeft de aarde een reden om te bewegen?”
- “De aarde is onbeweeglijk omdat een beweging in welke richting ook geen verschil zou
maken.”
→ Alle richtingen zijn gelijk. Er is geen reden om te bewegen in een bepaalde richting
(want alle richtingen zijn gelijk) dus beweegt de aarde niet.
→ Er is geen voldoende reden om te bewegen.
Verder uitgewerkt
- “nihil est sine ratione cur potius sit quam non sit”
- “niets is zonder reden waarom het veeleer bestaat dan waarom het niet bestaat”
- Christian Wolff (1679/1754)
- “obwohl uns diese Gründe meistens nicht bekannt sein mögen”
- “alhoewel deze redenen ons meestal niet bekend zullen zijn”
- Wilhelm von Leibniz (1646-1716)
- Niet dat ze er niet zijn, wel dat de mens er niet altijd de toegang toe zal hebben. We
kunnen de toegang er niet toe hebben, wat niet wilt zeggen dat ze er niet zijn.
Alles is er met een reden, wat niet betekent dat we het zullen weten.
De archè volgens Anaximander
Er moet iets fundamenteel zijn, maar het is geen water → er moest iets onderliggend aan zijn wat
we niet kunnen zien, het is ontastbaar en onbepaalbaar.
Lina Van Deuren 4