Samenvatting, belangrijke figuren, organisaties en
monumenten en examenvragen ERFGOED
Alles wat in het vet staat moet je zeker goed kennen, dit is al eens op examens gevraagd!
H1 – Inleiding
Dit is een inleiding tot het vak Erfgoed, gegeven door Wim Oers. Doelen van het vak worden besproken,
slaagpercentages, en puntenverdeling. Introductie tot paperopdracht en thema’s.
H2 – Theorie en praktijk
Architectuurtheorie is de denkbare dimensie achter ons ontwerp. Alles
wat je in theorie aanmaakt (methodieken) zet je om naar de ruimte
(praktijk). Er is een denkbare dimensie, een driehoek van dieptegang
achter acties. Er zijn lagen en stappen vooraf gegaan. Ons beeld en
denken over de wereld is gebaseerd op kennis, normen, waarden en
ethiek. Schema is belangrijk
Mogelijke examenvraag: Waar haalt een architect zijn kracht of attitude of
denkbare dimensie vandaan?
Van zijn worldview, wat die architect denkt of voelt op een bepaald moment waarin hij of zij leeft.
Het wereldbeeld van die persoon die continu kan veranderen en de reden van zingeving is aan het
leven. Worldview is ondersteund door alle kennis in een hoofd, weten wat waarden en normen zijn,
waarin je gelooft, welke theorieën en ideeën je hebt. Dit alles en meer ontwikkelt zich tot de acties
van een mens, of dus de ontwerpen van een architect.
H3 – Paper
H4 – Tijd
Tijd, hetgeen wat je niet kan kopen. Architecten werken met de tijd, de zonnestand, schaduw en licht. Door
de tijd ontstaat het fenomeen van de seizoenen. We zijn tijdsbewust, dit is een aspect dat in ons hoofd zit
en in de cosmos.
Er zijn drie verschillende manieren om tijd te ervaren:
A. Één seconde is een eeuwigheid (een olympische wedstrijd)
B. Een héle lange tijd is een eeuwigheid (de film Chronos van Ron Fricke 1985)
C. Éen moment vergaat en wordt vergeten in de tijd
- De Allegorie van de tijd: Fronton van het paleis van Laken, in terracotta. Gemaakt door de
beeldhouwer Godecharles. In dit kunstwerk speelt zich een verhaal af in de tijd, er zijn verschillende
varianten op.
- Kris Martin: Belgische hedendaagse kunstenaar en architect, oud-leerling. Hij maakt werken over
thema’s die lang de kunstgeschiedenis doorkruisen zoals identiteit en dood.
Geen mogelijke examenvragen voor dit hoofdstuk gegeven door Wim (Hoofdstuk eerder informatief)
1
,H5 – Terminologie
Dit hoofdstuk dient zeer grondig gekend te zijn, terminologie is erg belangrijk.
Soorten erfgoed:
Materieel erfgoed:
Roerend erfgoed (verplaatsbaar, niet grondgebonden)
Onroerend erfgoed (niet verplaatsbaar, of verbonden aan een naam met een document)
Immaterieel erfgoed (gewoontes en tradities, handelingen, rituelen, festiviteiten etc.)
Ons beleid in België: er is een apart beleid met eigen minister, administratie etc. per categorie erfgoed. We
kunnen dit onderverdelen in; roerend en immaterieel erfgoed wordt gezien als ‘cultureel erfgoed’, en
onroerend erfgoed is een ander beleid.
- Matthias Diependaele: minister onroerend erfgoed, dit valt onder gewestelijkematerie
- Jan Jambon: minister cultureel erfgoed (dus immaterieel en roerend), dit valt onder
gemeenschapsmaterie
Studies:
Je kan doelbewust leren over erfgoedzorg, a.d.h.v. concrete thema’s kom je tot een historisch besef en
respect voor omgeving. Je kan een Master in de erfgoedstudies doen of een master in Conservation of
Monuments and Sites.
Erfgoedzorg:
Als men een oud object aantreft met mogelijk veel waarde, moet men inventariseren (een lijst opmaken
met informatie over het object), hierbij zijn er bepaalde richtlijnen voor. Voor een onroerend goed volstaat
het als minstens 1 van de 13 criteria voldaan zijn om over erfgoed te spreken. (13 criteria kennen)
Ezelsbruggetje hiervoor: Alle Andere Aardige Cavia’s En Hamsters Snuffelen Schattig Rond In Tuinen Vol
Wortels
Archeologische waarde
Architecturale waarde
Artistieke waarde
Culturele waarde
Esthetische waarde
Historische waarde
Sociale waarde
Stedenbouwkundige waarde
Ruimtelijk-structurerende waarde
Industrieel-archeologische waarde
Technische waarde
Volkskundige waarde
Wetenschappelijke waarde
Als er nog twijfel is kan er nog 5 bijkomende criteria gehanteerd worden, denk aan CHERZ
Contextwaarde Representativiteit
Herkenbaarheid Zeldzaamheid
Ensemblewaarde
2
, Mogelijke examenvraag: Wat zijn de 5 categorieën als het over bescherming van erfgoed gaat? Licht
schematisch toe. (denk aan het gekke woord MoSAVaH, uitspreken als mohhh cava!)
Categorie onroerend erfgoed Verschil in bescherming afhankelijk van de categorie
1. Monument Dit heeft een ruime betekenis, elk overblijfsel van het verleden dat van
algemeen belang is door zijn waarde. Ook monumenten zoals graf-,
oorlogs-, landschaps-, aardkundige monumenten naast de gebouwen. In
buurlanden worden monumenten ingedeeld in categorieën, in België is
dit niet zo. Er is ook geen ‘leeftijdsvoorwaarde’ om iets als een
monument te erkennen.
2. Stads en dorpsgezicht Dit is een groepering van monumenten/ onroerende goederen, met een
omgeving die voor een of andere waarde van belang is. Het is meestal
een directe visuele omgeving van een monument. Het beeldbepalend
karakter ervan moet dus behouden worden, omdat zo de intrinsieke
waarde van het monument tot zijn recht komt.
3. Archeologische site Dit is de afbakening van beschermde archeologische sites, beschreven
zoals in het decreet van 1993 en 2003 (archeologisch patrimonium en
roerend cultureel erfgoed uitzonderlijk belang)
4. Varend erfgoed Alles wat met scheepvaart heeft te maken. Behoud is hier van algemeen
belang wegens historische, wetenschappelijke, industrieel-archeologische
en ander sociaal-culturele waarde. Volgen van decreet 2002 varend
erfgoed.
5. Heraldiek Wapenkunde, leer van familiewapens en wapenschilden.
Hierbij andere mogelijke examenvraag: Waartoe moeten we ons wenden als we met een monument te
maken hebben? (catergorie uitleggen)
Terminologie kennen:
- Onderhouden: een activiteit met als doel het in een aanvaardbare conditie houden of terugbrengen
van het onderwerp. De gevraagde mate van functionaliteit in stand houden (veiligheid, gezondheid,
bruikbaarheid, comfort, duurzaamheid, uitstraling). Onderhoud is pro-actief werken!
- In stand houden: het bewaren, zorgen dat het bestaande blijft en niet vergaat. Eventueel ook
onderhouden om te zorgen dat het nog kan blijven bestaan.
- Consolideren: naast onderhouden ook nog bewaren en verstevigen, voornamelijk gericht op
structuur en materiaal met nodige technische middelen.
- Conserveren: het voorwerp langer houdbaar te maken waarbij er wordt geprobeerd om de
authentieke toestand zo dicht mogelijk te bewaren. Het doet geen pogingen om beschadigde of
ontbrekende elementen van het object te vervangen of repareren. Er zijn een aantal aspecten (maar
moeilijk om aan ze allen te voldoen), oorspronkelijkheid nastreven, toegankelijk maken voor
bezichtiging, houdbaarheid voor latere generaties en vooruitzien (zorgen dat er zo veel mogelijk
informatie beschikbaar blijft zodat we dit in de toekomst niet ontnemen).
- Restaureren: een gebouw of object dat beschadigd of onvolledig is met doel deze terug te brengen
in een van te voren gedefinieerde toestand. (in oorspronkelijke staat herstellen is een onjuiste
beschrijving) het gebouw zal nooit kunnen worden teruggedraaid naar zijn oorspronkelijke staat,
3