Een samenvatting over het onderdeel 'motorisch leren' binnen het vak 'motorisch leren en ontwikkeling' 2de bachelor, 1ste semester.
Inhoud: samenvatting van de cursus, aangepast met notities vanuit de les met afbeeldingen, tabellen en grafieken
Motorisch leren en motorische
controle
Inleiding
Motorische controle is de wetenschap die de fysieke, gedragsmatige en neurale kenmerken van
bewegen onderzoekt. Dit is belangrijk binnen de kinesitherapie omdat je als kinesist patiënten
motorische functies moet aanleren of herstellen
Hoofdstuk 1: controle van beweging
Motorische controle: processen die een rol spelen om te komen tot actie en wordt beïnvloed door
neurale processen en fysieke en gedragsmatige kenmerken. Het verwijst naar hoe bewegingen tot stand
komen op dit moment (momentopname)
Motorisch leren: veranderingen in het proces van motorische controle die optreden in verloop van de
tijd. Deze veranderingen kunnen door intrinsieke en extrinsieke factoren gebeuren. Het verwijst dus
naar hoe bewegingen beïnvloed worden.
Motorische ontwikkeling: veranderingen in motorisch gedrag gedurende een leven bij groei, maturatie
en ervaring. Het wordt beïnvloed door intrinsieke en extrinsieke processen
Motorisch gedrag
Dit is gedrag dat tot stand wordt gebracht door het uitoefenen van spierkrachten die inwerken op de
ledematen of andere lichaamsdelen. Dit geldt ook wanneer er geen beweging is, bvb het hoofd recht
houden, zolang er een actieve spiercontractie aan de basis ligt van de houding. Menselijk motorisch
gedrag heeft enkele kenmerken:
Adaptief: gaat dezelfde uitkomst bereiken onder verschillende omstandigheden door de manier
van uitvoering te veranderen
Doelgericht: dit is iets dat gedaan moet worden dus bvb een kopje theezetten, maar het bestaat
uit veel aspecten bvb water koken, kopje klaarleggen, … het uiteindelijke doel kan dus enkel
behaald worden door verschillende deeltaken. Deze deeltaken zijn elementaire acties
Een motorische actie is niet gelijk aan een combinatie bewegingen of spiercontractie. Bvb de deur
sluiten: als je 3 keer de deur sluit heb je 3 keer dezelfde motorische actie uitgevoerd, maar je kan het op
3 verschillende manieren doen waarbij steeds andere bewegingen en spiercontracties gebeuren. Dit is
het principe van de motorische fit: motorisch gedrag moet aangepast worden aan de omstandigheden
en zo kunnen we in verschillende omstandigheden verschillende motorische gedrag gebruiken om toch
tot hetzelfde resultaat te komen. Als we uiteindelijk hetzelfde resultaat bekomen, spreken we van
motorische equivalentie (ook als de actie niet op dezelfde manier verloopt)
Vrijwillige en doelgerichte bewegingen
,Vrijwillig motorisch gedrag is gedrag dat wordt uitgevoerd met bewuste intentie om een doel te
bereiken, de uitvoerder is zich bewust van de keuze om het gedrag al dan niet te vertonen. Dit valt
automatisch onder doelgericht gedrag
Onvrijwillig gedrag is gedrag waarbij er geen bewuste intentie is om het gedrag al dan niet uit te voeren.
Dit is niet gedrag van iemand die wordt gedwongen om iets te doen omdat de uitvoerder nog steeds
bewust is!! Onvrijwillig gedrag verwijst naar reflexmatige bewegingen zoals de pupilreflex, het gedrag
heeft dus een doel, maar toch beschouwen we het niet als doelgericht gedrag. Dit heeft te maken met 2
factoren:
1. Doelgericht gedrag is adaptief en reflexmatig gedrag heeft dit eigenschap niet
2. Doelgericht gedrag bestaat uit volharding of ‘persistance in response to failure’ wat betekent
dat meerdere pogingen zullen worden onderworpen als een doel vanaf de 1 ste keer niet wordt
bereikt. We gebruiken hier ook interne representaties om te weten als het doel al dan niet
bereikt is. Reflexmatig gedrag heeft deze eigenschap niet
Doelgericht gedrag is gericht op het bereiken van een doel en dat interne represanties worden
gebruikt als soort van handleiding van hoe het doel te bereiken, deze representaties kunnen
opgeslagen zijn in het CZS of via zintuigen binnenkomen.
Om deze voorwaarden te bereiken hebben we een sensorimotorische koppeling nodig waarbij onze
zintuigen ons informatie geven over de omstandigheden en zo een motorische actie gebeurt (sensori-
motorische principe). Zintuigen geven informatie en dit helpt voor zowel adaptatie als volharding (zo
weet je of het doel bereikt is) We hebben ook perceptie nodig om een betekenis te geven aan de
zintuiglijke informatie: integratie van verschillende waarnemingen tot betekenisvolle informatie
Er zijn 2 manieren waarop sensorische en motorische processen samengaan om een beweging te
veroorzaken/controleren:
Closed loop: de perifere benadering stelt dat bewegingen gecontroleerd worden op basis van
feedback uit spieren, gewrichten, vestibulaire, visuele en auditieve informatie
Open loop: de centrale benadering stelt dat bewegingen vooraf geprogrammeerd worden en
dat feedback niet noodzakelijk is bij het tot stand komen van een beweging
Historische visie van hoe beweging tot stand komt
Sinds de vroege jaren 1900 werd sterk de nadruk gelegd op de rol van het CZS bij het tot stand komen
van bewegingen zonder veel aandacht te besteden aan verschillen tussen individuen en factoren in de
omgeving die de beweging kunnen beïnvloeden. Een voorbeeld is de stimulus-respons theorie van
Pavlov: deze theorie ziet (bewegings)gedrag als reflexmatig waarbij een bepaalde stimulus een respons
uitlokt
In de jaren 1980-1990 werd als reactie op de sterke rol van het CZS de dynamische systeem-theorie erg
populair. Deze theorie legt net wel de nadruk op verschillende factoren, zowel intrinsiek als extrinsiek.
Deze theorie is interessant om te begrijpen welke factoren een rol spelen bij het tot stand komen van
een beweging, maar is niet efficiënt om te begrijpen hoe bewegingscontrole gekoppeld kan worden aan
neurologische processen die plaatsvinden.
, Daarom werd in de jaren 1990 de theorie van centrale patroon generatoren (CPG). CPGs zijn functionele
eenheden van neuronen gelokaliseerd in het CZS en zijn verantwoordelijk voor de controle van cyclische
bewegingen zoals lopen of wandelen. Deze zijn gelokaliseerd in het ruggenmerg en hersenen)
Geïntegreerde visie van hoe beweging tot stand komt
De neuro-mechanische visie op controle tot beweging: deze visie combineert visies vanuit de
neurowetenschappen, biomechanica en psychologie en zegt dat bewegingen vertrekken van motivatie.
Deze visie kijkt dus naar vrijwillige en doelgerichte bewegingen. Motivatie is dus het startpunt van het
proces waarbij een cascade op gang wordt gezet op neuronaal niveau die dan via het ruggenmerg
activatie geeft van alfa-motorneuronen. Deze innerveren skeletspiervezelsbundels en zorgen voor
contractie. Uiteindelijk is het de combinatie van spierkracht, externe krachten en interne kracht die voor
een bepaald bewegingspatroon zorgen. Wanneer we over mechanische controle spreken, bedoelen we
het evenwicht van al deze krachten en dit kan beïnvloed worden door factoren zoals lichaamsbouw en
groei.
Bij het kijken van een bewegingspatroon, zien we eigenlijk de collectieve output van neurale en
mechanische controle. Bewegingen zijn altijd een combinatie van posturale controle en beweging
coördinatie. Op een bekwame manier bewegen, betekent dat de beweging energetisch efficiënt en
doelmatig verloopt.
Neurale controle
Dit verwijst naar alle processen die zich afspelen in het
zenuwstelsel, en starten in de hersenen. Afferente banen
registreren zintuigelijke informatie (tertiair), verwerken
deze prikkels tot bruikbare informatie (secundair) en tot
slot wordt deze informatie geïntegreerd (primair). Dit
leidt naar een motorisch probleem (primair) waarbij een
motorisch antwoord op nodig is. Daartoe wordt een plan
opgesteld (secundair) dat vertaald wordt naar een bewegingsuitvoering (tertiair). Uiteindelijk resulteert
dit in motorische commando’s die naar spieren worden gestuurd (via alfa-motorneuronen in het
ruggenmerg)
Acties vereisen een goede samenwerking tussen sensorische (anterieur) en motorische (posterieur)
delen. Om een motorische actie te kunnen uitvoeren moeten we op een interactieve manier kunnen
functioneren en in variërende omstandigheden en als respons op diverse stimuli. Dit heet praxie. Als er
daar een letsel is, krijg je apraxie (bvb je weet niet meer hoe je een voorwerp moet gebruiken, of je
vergeet de volgorde van handelingen die je moet doen)
Localisation of function: in de hersenen zijn verschillende plaatsen gespecialiseerd in verschillende
functies in de. Bij een letsel thv van de parietale kwab krijg je vaak porblemen met lichaamsschema en
lichaamsorientatie. De primaire somatosensorische cortex en de primaire motorische cortex zijn vlak
naast elkaar om een goede samenwerking te garanderen. Ze vertonen allebei een somatotope
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur werneryakira. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.