Sociologie
DEEL 1: ELEMENTAIRE EENHEDEN VAN DE SOCIOLOGIE
1. SOCIOLOGIE ALS WETENSCHAP
1.1 STELLING 1: WAT SOCIOLOGIE NIET IS
Sociologie is geen anti-economisme
Beroemd economengrapje -> goede economen worden herboren als natuurkundigen, slechte
economen komen terug op de wereld als sociologen.
Veronderstelling : sociologie is een halfwassen economie
Verklaart dat sociologen zich afzetten tegen de economische wetenschap = anti-economisme
Deze kritieken veronderstellen dat de wereld beter af zouden zijn zonder de economische
wetenschap. Omgekeerd hebben vele sociologen ook een vruchtbare wisselwerking met
economische theorieën (en vice versa).
Gelijkenissen sociologie en economie: beiden hebben het over handelen van mensen en hoe ze
handelingen coördineren en hoe ze samenleven.
Sociologie is geen socialisme
Sociologie als wetenschap heeft geen ideologische voorkeur en geen politiek programma.
Socialisme is een politieke ideologie.
Karl Marx was de grondlegger van het communisme en socialisme
Er bestaat een onloochenbaar spanningsveld tussen de waarden en ideologische overtuigingen
die wetenschappers huldigen. Dit neemt niet weg dat de sociologie op zich geen eigen politiek
programma heeft.
Sociologie is meer dan een verhaal
Economengrapje: sociologen kunnen geen Nobelprijs winnen.
Een sociologische verklaring is iets anders dan een verhaal vertellen.
Een verhaal = een uitleg over hoe een feiten of gebeurtenissen, gebeurd zouden kunnen zijn, of hoe
ze met elkaar verbonden zouden kunnen zijn.
Verhalen vormen een nuttig instrument om wetenschappelijke verklaringen te bouwen.
Verhalen hebben nut omdat ze neerkomen op het bedenken van nieuwe verklaringen.
Verhalen zijn geen echte verklaringen -> kan dienen als model om te vergelijken met de
werkelijkheid.
Een verhaal kan nooit meer zijn dan een basis voor empirische toetsing.
Sociologie praat het verwerpelijke niet goed
Mopje dieven : sociologie probeert te veel om allerlei verwerpelijke zaken ‘goed te praten’.
Misverstand. sociologie probeert te construeren hoe mensen goed en kwaad definiëren, hoe en
waarom sommigen deze ‘regels’ overtreden.
Sociologie maakt zelf geen onderscheid tussen goed en kwaad.
Sociologische verklaringen kunnen relevant zijn voor morele oordelen, maar ze vervangen ze niet.
1.2 STELLING 2: SOCIOLOGIE BESTUDEERD SOCIAAL HANDELEN
Sociologie is dan de wetenschap van het samenleven, of de wetenschap van de
samenleving.
Sociologie bestudeerd sociale fenomenen.
Veel sociologen zien als object van de sociologie het sociaal handelen, dit is een
deelverzameling van handelen en dat is dan een deelverzameling van het menselijk gedrag.
1
,Alles wat wij doen kan je gedrag noemen. Menselijk gedrag is een handeling als het met een
bedoeling of intentie is.
Sommige handelingen zoals ademen kunnen soms ook intentioneel worden gedaan
bijvoorbeeld wanneer de dokter het vraagt.
Sociaal handelen is elk handelen dat zinvol op anderen betrokken is. Een beroemd voorbeeld van
gezamenlijk gedrag dat geen sociaal handelen is, is het volgende: wanneer het plots begint te
regenen, reageren de mensen min of meer tegelijkertijd door hun paraplu’s te openen. Dit is evenwel
geen sociaal handelen, omdat het niet op andere mensen betrokken is.
Economie en sociologie bestuderen beide sociale handelingen als studieobject. Economische
activiteiten zijn bijna altijd sociaal.
Zo laat een markt zich het gemakkelijkst omschrijven als een institutie die vraag en aanbod
wederzijds coördineert. Dit coördinatiemechanisme maakt handelingen op een markt per definitie
sociaal.
Er zijn vier grondcategorieën: affectief, traditioneel, waarderationeel en doelrationeel handelen. Zij
ontlenen hun bestaan aan de oriëntatie van de handeling van het handelende individu.
- Doelrationeel handelen vindt zijn oorsprong in de verwachtingen die bestaan van de wereld
rondom ons. Deze verwachtingen worden beschouwd als voorwaarden of manieren op de
doelen van het individu mogelijk te maken. Doelrationeel handelen vooronderstelt dus een
bewuste afweging van middelen die ingezet worden om gestelde doelen te bereiken.
- Waarderationeel handelen is gedrag dat gesteld wordt omwille van de waarde van het gedrag
zelf onafhankelijk van het mogelijk effect ervan.
Een zelfmoordterrorist en een profeet handelen allebei waarderationeel wanneer de eerste
zichzelf opblaast en de tweede het Woord verspreidt. Beider handelingen worden bepaald door
hun overtuiging dat ze de wil van God uitvoeren, ongeacht de effecten van het gedrag.
- Affectief handelen word bepaald door de gevoelsmatige toestand en de affecten van de actor.
Het heeft geen patroon van rationeel gedrag. Iemand die bord kapot gooit door woede handelt
affectief.
- Traditioneel handelen is handelen door ingewortelde gewoontes die je gedrag bepalen, het is
een niet-rationeel proces.
Totaal zinloos handelen bestaat niet. In het dagelijkse taalgebruik zijn we geneigd om gedrag dat we
niet zo goed begrijpen, te klasseren als zinloos of stuurloos gedrag. Zo is de kans groot dat bij wat we
in het dagelijks taalgebruik ‘zinloos geweld’ noemen, het meestal om affectief handelen gaat.
Sociologen zijn er van overtuigd dat er zinvol gedrag bestaat dat niet rationeel is.
1ste vaststelling: We noemen een handeling rationeel wanneer ze gebaseerd is op en volgt uit
deliberatie of overleg, minstens binnenin een individu, soms ook tussen mensen.
De typologie maakt duidelijk dat er evenzeer handelingen bestaan die niet rationeel maar toch
verstaanbaar en begrijpelijk zijn.
2de vaststelling: Er bestaan verschillende vormen van rationaliteit en van rationeel handelen. In de
economie wordt er doorgaans vanuit gegaan dat je rationaliteit gerust mag gelijkstellen aan
doelrationeel handelen, alle andere handelingen zouden dan niet-rationeel zijn = niet correct.
1.3 STELLING 3: SOCIOLOGIE BESTUDEERD SOCIALE FEITEN
Als alternatief voor sociaal handelen, hebben andere sociologen aandacht besteed aan het sociale als
iets dat buiten en boven individuen bestaat. Twee mogelijke benaderingen in omschrijvingen van het
object van de sociologie:
2
, - De idee dat individuen handelen met anderen, en rekening houden met anderen. -> tussen
individuen
- Het bestaan van fenomenen boven individuen, zoals de samenleving -> boven en buiten
individuen.
‘Sociaal feit’ is het meest gebruikte klassieke begrip om te benadrukken dat het sociale ook boven
individuen staat, dat het niet alleen individuen met elkaar verbindt.
Sociale feiten bestaan niet enkel tussen individuen maar gaan ze ook vooraf (objectief). Mensen
kunnen zich niet zomaar onttrekken aan het sociale (dwingend).
De taal die we spreken is dus werkelijk iets dat ook buiten ons bestaat: we hebben er niet voor
gekozen, en het is voor zijn voortbestaan ook niet afhankelijk van ons.
Economen vinden taal een collectief goed.
Collectief goed = goederen waarvan iedereen samen kan genieten omdat consumptie door de ene
niet ten koste gaat van consumptie door de ander. VB dijk, lucht die we inademen.
Taal is een ‘goed’ dat nog anders gewaardeerd wordt, reden waarom we het een hypercollectief
goed noemen
Waarde van hypercollectieve goederen neemt toe naargelang er meer gebruikers zijn
Omdat sociale feiten zich buiten ons bevinden, noemen we ze objectief. Sociale feiten kunnen
gesanctioneerd worden, VB je kan geen Nederlands, kan boosheid uitlokken.
Elke regel die voortvloeit uit sociale feiten kan overtreden worden.
Durkheims studie over zelfdoding:
- 1ste vaststelling: er bestaat geen samenleving zonder zelfdoding, zelfdoding is sociaal gezien
‘normaal’.
Altruïstische zelfdoding = zelfopoffering
Anomische zelfdoding = dood door gehoorzamen aan bepaalde sociale regel.
‘sociale structuur’ is het geheel aan posities en groeperingen die in de samenleving voorkomen en de
relaties die ertussen bestaan.
Sociaal systeem is min of meer autonoom onderdeel van de samenleving met eigen regels die de
relatie tussen personen en activiteiten regelen. => geheel sociale systemen = samenleving.
≠organisatie
Organisatie = fenomenen die instrumenteel en met een expliciet doel opgericht zijn door
identificeerbare oprichters.µ
Sociale systemen daarentegen bestaan spontaan
1.4 STELLING 4: SOCIOLOGIE IS EEN PRODUCT VAN SOCIOLOGEN IN DE SAMENLEVING
Pitrim Sorokin (Russische- Amerikaanse socioloog) publiceerde een selectie uit zijn dagboek tijdens
van de Russische Revolutie. Hij koos als hoofdonderwerp voor zijn studie hoe honger de samenleving
en maatschappij beïnvloed. Door de oorlog kon hij dit grondig bestuderen.
Norbert Elias (Duitse socioloog), hij had interesse in het psychisch en sociaal functioneren van
mensen.
Abraham de Swaan (Nederlandse socioloog) schreef over wetenschappelijk congres.
Wat leert dit ons?
Je bestudeerd doorgaans wat er om je heen is. Sociologen maken deel uit van datgene dat ze
bestuderen. Voordeel is dat we veel leren over de samenleving door participatie. Het nadeel is dat
we vaak dezelfde blinde vlekken hebben over maatschappelijk spel als andere deelnemers.
Antropologen = geïnteresseerden aan dezelfde sociale fenomenen als sociologen maar ze
bestuderen die vooral in niet-westerse samenlevingen. Deze zijn ‘vreemd’ voor de onderzoeker
3
, Sociologen bestuderen de samenleving om hen heen en antropologen bestuderen een
onbekende samenleving.
2 belangrijke gevolgen:
- Bestaande cultuur en de tijdsgeest hebben een grote invloed op de wijze waarop problemen
bestudeerbaar geacht worden. De samenleving omschrijft wat de moeite waard is om te
bestuderen. Wat als relevant beschouwd wordt staat niet voor eeuwig vast maar evolueert.
Onderzoek ‘geboren criminelen’, zij hebben afwijkende uiterlijke kenmerken. Lombroso
ontwikkelde theorie over onderscheid van niet-criminele en criminele adhv menselijke
eigenschappen.
- Macht en machtsuitoefening zijn belangrijke factoren die mee bepalen wat de sociologie doet,
ziet en verklaart. => machtsmisbruik.
Sommige groepen met politieke en marktmacht, doen er ook alles aan om onwelkome
wetenschappelijke kennisvormen tegen te strijden VB tabaksindustrie.
De wetenschap wordt steeds beïnvloed door waarden, cultuur, machtshebbers,…op de uitdaging van
waarden en wetenschap zijn er in de loop van de voorbije eeuw vele antwoorden geformuleerd:
- Naïef, biedt niet meer dan schijnoplossing van de zogenaamde positivistische ideologie.
- Waardevrijheid en waardebetrokkenheid. Waarden mogen bepalen wat men onderzoekt en
hoe men het aanpakt. Het eigenlijke onderzoek moet vrij van waardeoordelen zijn. Het
empirisch onderzoek moet dus gescheiden zijn van eigen belange.
- Reflectie sociologie, elke vorm van wetenschappelijke activiteit heeft een relatie met het
wereldbeeld en de belangen van diegenen die de wetenschap beoefent. Het belang van de
wetenschapper in zijn object gaat dus verder dan het puur wetenschappelijke.
1.5 STELLING 5: SOCIOLOGIE IS EEN WETENSCHAP DIE MYTHES JAAGT
Algemene beginselen van de wetenschappelijke oordeelsvorming
Deze voortdurende confrontatie noemen we de wetenschappelijke
cyclus. Er is een voortdurende wisselwerking tussen inductie en deductie.
Deductie = het afleiden van empirische uitspraken uit een theorie
Inductie = het formuleren van een theoretische conclusie op basis van
empirische waarnemingen.
Theorie moet logische opgebouwd zijn, ondubbelzinnig.
Empirie = data, representatie van een werkelijkheid die de basis vormen voor de toetsing van op
theorie gebaseerde voorspellingen of verwachtingen.
Methodologie is het geheel van regels dat waarop de theorie ontwikkeld wordt. Methoden zijn dus
gedragsregels van het wetenschappelijke bedrijf.
Elk mens is een alledaagse socioloog. Er moet wel een verschil zijn tussen gewone mensen en
sociologie zelf anders is sociologie een reproductie van een deel van het sociaal functioneren van de
mensen.
Verschil: sociologie is wetenschap, oordelen zijn product van de wetenschappelijke cyclus
Gevolg: ‘natuurlijke’ frictie tussen sociologie en dagelijkse oordelen.
Ook historisch bestaat deze breuk tussen voorwetenschappelijke maatschappijtheorie en
sociologie.
Ergens in de tijd werden de denkbeelden en geloofssystemen meer wetenschappelijk bij sommige
sociale groepen => ontwikkeling sociologie als wetenschap.
De verwetenschappelijking is pas algemeen als iedereen in de samenleving beïnvloedbaar zou
worden voor deze tendens en dat is niet het geval.
4