Beknopte (maar zeer complete) samenvatting met STAPPENPLAN per onderwerp Bestuursrecht: Besluitvorming
226 vues 18 fois vendu
Cours
Bestuursrecht: Besluitvorming (RGPBE00305)
Établissement
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Boom Juridische studieboeken - Bestuursrecht 1
Samenvatting, met uitgebreide en overzichtelijke stappenplannen per onderwerp, met aandachtspunten voor het tentamen (o.a. relevante jurisprudentie). Dit maakt het erg duidelijk hoe je de tentamenvragen dient te beantwoorden en vat alle stof beknopt samen.
LET OP: je kan me een bericht sturen, d...
WEEK 1A – VERLENING VAN EEN PUBLIEKE BESTUURSBEVOEGDHEID
Hoe worden bestuursbevoegdheden verkregen?
O.g.v. het legaliteitsbeginsel moet overheidshandelen op een wettelijke grondslag berusten.
Bestuursorganen zijn dus niet bevoegd om eenzijdig juridisch bindende rechtshandelingen, of
zelfs feitelijke handelingen te verrichten, als daar geen wettelijke bepaling voor is.
Voor negatief overheidsoptreden (= de overheid grijpt door gebod of verbod in de vrijheidssfeer
van de burger in) is in elk geval een wettelijke grondslag vereist, omdat de overheid eenzijdig
ingrijpt in de rechten en plichten van de burger (Methadonbrief-arrest). Voor ingrijpend
overheidsoptreden van positieve aard (= restcategorie, alle niet negatieve) is ook een wettelijke
grondslag vereist (Fluorisering-arrest).
Als de bevoegdheid niet direct kan worden afgeleid uit de wet, dan kan er ook sprake zijn van een
geïmpliceerde bevoegdheid. Zo is de mogelijkheid om een besluit in te trekken of te wijzigen
geïmpliceerd door de bevoegdheid tot het nemen of weigeren van een besluit. Een
bestuursrechtelijke bevoegdheid kan ook worden toegerekend in een vergunningvoorschrift, of
worden ontleend aan het ongeschreven recht (algemene rechtsbeginselen).
Attributie (art. 10:22 Awb): originaire bevoegdheidsverkrijging (wettelijke grondslag vereist!)
De wet roept een nieuwe bevoegdheid in het leven en kent deze toe aan:
- Bestuursorganen van de Staat, Provincies en Gemeenten
- Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s): dit zijn organen die geen verantwoording
verschuldigd zijn aan de organen van de Staat, Provincies en Gemeenten. ZBO’s zijn niet
hiërarchisch ondergeschikt aan bestuursorganen die wel ter verantwoording kunnen
worden geroepen. Hierom zijn in de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bepalingen
opgenomen die regelen dat een minister bijv. algemene aanwijzingen mag geven of
beleidsregels mag vaststellen met betrekking tot het uitoefenen van de geattribueerde
bevoegdheid (art. 21 Kaderwet)
- Ambtenaren: zij worden door attributie een a-bestuursorgaan (art. 1:1 lid 1 onder a Awb).
Er wordt een eigen exclusieve bevoegdheid gecreëerd, terwijl hij ook ondergeschikt blijft
aan het bestuursorgaan onder wiens verantwoordelijkheid hij werkzaam is.
De hiërarchische bevoegdheid tot het geven van algemene en bijzondere
aanwijzingen wordt niet doorbroken
- Soms zelfs aan particulieren (bijv. APK-keurder)
Delegatie (art. 10:13 Awb): afgeleide bevoegdheid
Het overdragen van een bevoegdheid tot het nemen van besluiten door een bestuursorgaan
(delegans) aan een ander (delegataris), die de bevoegdheid op EIGEN naam en onder EIGEN
verantwoordelijkheid uitoefent. De delegans oefent deze bevoegdheid zelf niet meer uit.
- Delegatie is verboden aan ondergeschikten (art. 10:14 Awb)
- Voor delegatie is een wettelijke grondslag vereist (art. 10:15 Awb):
In de wet wordt dit aangegeven door het gebruik van de termen ‘regels’, ‘stelt
regels’, ‘geregeld’, ‘(bij of) krachtens de wet’ of ‘(bij of) krachtens AMvB’
- Bij delegatie is delegataris bevoegd beleidsregels op te stellen t.a.v. de gedelegeerde
bevoegdheid (art. 10:16 lid 1 Awb), ook delegans kan dit (bij afwijken gaan deze voor)
- Het bestuursorgaan kan verzoeken om inlichtingen (art. 10:16 lid 2 Awb)
- Het overdragende bestuursorgaan is na delegatie niet meer gerechtigd de bevoegdheid zelf
uit te oefenen (art. 10:17 Awb)
- Het bestuursorgaan kan het delegatiebesluit intrekken (art. 10:18 Awb)
,Mandaat (art. 10:1 Awb): afgeleide bevoegdheid
De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. De
verantwoordelijkheid van de bevoegdheid blijft liggen bij het mandaterende bestuursorgaan
(mandans) die de bevoegdheid dus ook nog kan uitoefenen. Bij mandaatverlening machtigt een
bestuursorgaan (mandans) een ander (mandataris) om IN ZIJN NAAM, en ONDER ZIJN
JURIDISCHE VERANTWOORDELIJKHEID een bevoegdheid uit te oefenen.
- Een door de mandataris genomen besluit geldt als een besluit van de mandans (art. 10:2
Awb)
- Mandaat is in beginsel mogelijk, tenzij een wettelijk voorschrijft mandatering verbiedt of
de aard van de bevoegdheid mandatering uitsluit (art. 10:3 lid 1 en 2 Awb)
Een wettelijke specifieke grondslag is dus niet vereist!
Aard van de bevoegdheid (ziet op mandaat zelf, maar ook op de persoon aan wie
gemandateerd wordt – de uitoefening van de bevoegdheid moet in lijn liggen met
het normale takenpakket van de gemandateerde, moet niet gaan om een politiek en
bestuurlijk gevoelig onderwerp of een ingrijpende bevoegdheid)
- Mandatering is in bepaalde specifieke situaties niet toegestaan (art. 10:3 lid 3 en 4 Awb)
- Voor mandatering aan een niet-ondergeschikte is expliciete instemming van de
- Het mandaterende bestuursorgaan kan kiezen voor een algemeen- of specifiek mandaat
(art. 10:5 lid 1 Awb)
- Mandaat moet in beginsel schriftelijk gebeuren door middel van een mandaatbesluit (art.
10:5 lid 2 Awb)
- Het mandaterende orgaan kan de gemandateerde steeds instructies geven of inlichtingen
vragen (art. 10:6 lid 1 en 2 Awb)
- Het mandaterende orgaan kan nog steeds de bevoegdheid zelf uitoefenen (art. 10:7 Awb)
- Het mandaat kan ten alle tijden ingetrokken worden (art. 10:8 lid 1 Awb)
- Het mandaterende orgaan kan ondermandaat toestaan (art. 10:9 lid 1 Awb)
Mandaat is mogelijk bij besluiten. Privaatrechtelijke handelingen en feitelijke handelingen zijn
geen besluiten ex art. 1:3 Awb. Wil een bestuursorgaan dat deze bevoegdheden in zijn naam door
een ander kunnen worden uitgevoerd, dan kan het gebruik maken van een volmacht,
respectievelijk machtiging (art. 10:12 Awb)
WEEK 1B – RECHTSGELIJKHEID, RECHTSZEKERHEID/VERTROUWEN EN
TRANSPARANTIE
Zorgvuldigheidsbeginsel (art. 3:2 Awb):
Het besluit moet met de nodige zorgvuldigheid worden voorbereid en genomen.
Beginsel van daadkrachtige motivering (art. 3:46 Awb):
Het besluit moet kunnen worden gedragen door de motivering die hieraan ten grondslag ligt.
Gelijkheidsbeginsel (niet gecodificeerd):
Gelijke gevallen worden gelijk behandeld en ongelijke gevallen worden naar de mate van verschil
behandeld.
Vertrouwensbeginsel (niet gecodificeerd):
Gerechtvaardigde verwachtingen moeten worden gehonoreerd.
,Evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 lid 1 en 2 Awb):
De nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het
besluit te dienen doelen. Of hieraan wordt voldaan, wordt door de rechter marginaal
(=terughoudend) getoetst, behalve bij sancties: daar vind volle toetsing plaats (zie week 6B).
Rechtszekerheidsbeginsel (niet gecodificeerd):
- Formeel: besluiten moeten duidelijk en ondubbelzinnig worden geformuleerd
- Materieel: het geldende recht vind werkelijk toepassing en niet met terugwerkende kracht
Daadwerkelijke afweging van relevante belangen
Specialiteitsbeginsel (art. 3:4 lid 1 Awb):
Een bestuursorgaan mag zijn gekregen bevoegdheden alleen gebruiken voor het doel dat in de wet
is gegeven. De wetgever kent bevoegdheden toe een bestuursorgaan, die bevoegdheden worden
toegekend met een specifiek doel, met het oog op de behartiging van een specifiek algemeen
belang. Dit algemeen belang staat centraal bij de uitoefening van de bevoegdheid en dient
afgewogen te worden tegen particuliere belangen. O.g.v. art. 3:4 lid 1 Awb is een bestuursorgaan
verplicht om belangen af te wegen. Als een bestuursorgaan beleidsvrijheid heeft gekregen, heeft
het tevens de plicht om over te gaan tot het daadwerkelijk afwegen van de belangen. Het
bestuursorgaan moet hierbij altijd wel zoeken naar de oplossing die voor de burger het minst
bezwarend is.
Verbod van détournement de pouvoir (misbruik van bevoegdheid, art. 3:3 Awb):
Het bestuursorgaan mag zijn bevoegdheid niet met een ander doel gebruiken dan waarvoor de
bevoegdheid is gegeven. Bij de belangenafweging mag een bestuursorgaan dus alleen het
algemeen belang, waarop de uit te voeren wettelijke regeling zich richt, meenemen. O.g.v. art. 3:3
Awb mogen geen andere algemene belangen worden meegenomen in de belangenafweging. Als
(zeldzaam) overtreding van dit beginsel wordt aangenomen, vindt vernietiging plaats van het
besluit wegen strijd met de wet.
Belangenafweging
De plicht tot afweging van de belangen (art. 3:4 lid 1 Awb): het bestuursorgaan weegt de
rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of
uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
- Het bestuursorgaan moet nagaan welke bijzondere, particuliere belangen van burgers hij in
de afweging moet betrekken. Bijzondere, particuliere belangen van derde-
belanghebbenden moeten in de afweging ook worden betrokken.
- Het specialiteitsbeginsel verzet zich hier niet tegen
De gematigde opvatting
- Het algemeen belang van de regeling staat centraal en kan ertoe leiden dat de vergunning
wordt verleend of geweigerd en dat er eventuele voorschriften aan verbonden kunnen
worden. Bij een vreemd algemeen belang kan dit niet.
- Het particulier belang van de aanvrager kan ertoe leiden dat de vergunning wordt verleend
of geweigerd, en dat er eventuele voorschriften aan verbonden kunnen worden
- Particuliere belangen van derden kunnen er niet voor zorgen dat een vergunnen wordt
verleend of geweigerd, maar kunnen wel voor zorgen voor een tegemoetkoming. Het
bestuursorgaan kan dan voorschriften of beperkingen aan de vergunning verbinden, tenzij:
a. Een ander wettelijk stelsel dat belang beschermt
b. Deze voorschriften een verkapte weigering inhouden
, Wanneer het niet mogelijk is om voorschriften of beperkingen aan de vergunning te verbinden,
dan kan het bestuursorgaan eventueel een nadeelcompensatie aanbieden.
Verlenen/weigeren Voorschriften?
Algemeen belang regeling Ja Ja
Vreemd algemeen belang Nee Nee
Particulier belang aanvrager Ja Ja
Particulier belang derde Nee Ja, tenzij:
a. Andere regeling
b. Verkapte weigering
Vertrouwensbeginsel (amsterdamse dakopbouw noemen!)
Gerechtvaardigde verwachtingen moeten worden gehonoreerd indien dit enigszins mogelijk is. Of
er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen, wordt door middel van de volgende stappen bepaald:
1. Is er sprake van gerechtvaardigd vertrouwen?
a. Is deze gedraging toe te rekenen aan het bestuursorgaan?
Bevoegd gewekt vertrouwen wel, onbevoegd in beginsel niet tenzij sprake is van
een toerekenbare schijn van bevoegdheid
b. Welke gedraging heeft het vertrouwen opgewekt?
Mondeling is bijv. minder sterkt dan schriftelijk
Toezegging moet voor het individuele geval concreet en ondubbelzinnig zijn
Enkel niet-handhavend optreden is niet voldoende
c. Heeft de burger juiste en volledige informatie verstrekt?
2. Moet dit gerechtvaardigd vertrouwen ook worden gehonoreerd?
a. Belang van de burger bij honoreren
Hoe groter ‘nadeel voor burger’, hoe eerder ‘honoreren vertrouwen’
Dispositievereiste: burger heeft op basis van het gewekte vertrouwen handelingen
verricht die hij naders zou hebben nagelaten
b. Algemeen belang bij niet-honoreren
Hoe zwaarder het algemeen belang, hoe minder reden het vertrouwen te honoreren
c. Belang van derden
Hoe meer nadeel belang derde, hoe eerder afwijzen beroep op vertrouwensbeginsel
Dispositievereiste: een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt eerder als o.g.v. het gewekte
vertrouwen de burger handelingen heeft verricht die hij anders zou hebben nagelaten, en die niet
licht ongedaan kunnen worden gemaakt of hij door het vertrouwen op een andere manier in een
andere toestand is geraakt.
Belang van derden: wanneer derden nadeel ondervinden van honoreren dan zal een beroep op het
vertrouwensbeginsel niet snel slagen.
Standaarduitspraak Amsterdamse dakopbouw
De Raad van State gebruikt drie stappen om te beoordelen of er vertrouwen is gewekt (r.o. 11):
1. Kan de uitlating en/of gedraging waarop betrokkene zich beroept, gekwalificeerd worden
als toezegging?
2. Kan die toezegging aan het bestuursorgaan worden toegerekend?
3. Moet het gewekte vertrouwen worden nagekomen en, zo ja, wat is de betekenis daarvan
voor de uitoefening van de betreffende bevoegdheid?
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur slvandenberg. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.