Normatieve aard – ‘normaal’ ‘gemiddeld’ gebaseerd op normen en waarde van bv cultuur
Scientist-practitioner – zowel wetenschappelijk als praktijk nodig om goed te kunnen handelen
Verschillende rollen die men aankan nemen:
1. intuïtief practicus – geheel op vertrouwen op eigen ervaring/intuïtie (werkt in praktijk) - uiterste
2. reflectief practicus – reflecteert meer op handelen maar wel op intuïtie
3. practicus-onderzoeker – gebruikt theorie om in de praktijk toe te passen
(=scientist practitioner)
4. evidence based practicus – gebruikt theorie om in de praktijk toe te passen en reflecteert daar op + eigen
aanvulling/onderzoek daarop
5. klinisch wetenschapper – geheel vertrouwen op techniek (onderzoeker erg theoretisch) – praktijk nodig voor
onderzoek – uiterste
kennis - intuïtie – gebaseerd op eigen ervaring
autoriteit – gebaseerd op zegge van iemand met status/autoriteit (bv Trumpp)
beide niet zo zeer betrouwbaar wetschappelijk = wel betrouwbaar
wanneer wetenschappelijk?
- wetenschappelijke cyclus
o observatie – verschillende situatie opnemen en rechtmatigheid uit afleiden
o introductie – observaties samen tot algemene theorie vormen (stelling/vraag)
o deductie – nagaan wat je moet toetsen om algemene theorie te bevestigen
o toetsen – theorie toetsen
o evaluatie – resultaten evalueren, klopt de theorie?
o opnieuw bij nieuwe vragen, herzien van theorie – cyclus opnieuw
- transparantie en gecontroleerd
o transparant zijn in wat gedaan
o publicatie in wetenschappelijk artikel – alle stappen op papier zetten
evaluatie, replicatie en voortbouwen
o peer-review – wetenschappelijk artikel wordt door experts gecontroleerd en geanalyseerd – soms
ook data (nu steeds vaker)
o gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift na controle
- ethiek en privacy
o niet alles mag met bijvoorbeeld participanten
o ethische richtlijnen die je als wetenschapper moet volgen
HC2 - CONCEPTUALISERING
1e fase onderzoek cyclus
- probleemstelling
- doelstelling
- vraagstelling
probleemstelling – het vaststellen van een probleem
- verschil tussen feitelijkheid en wenselijkheid zorgt voor probleemstelling
o iets is te hoog ivm de werkelijkheid (‘norm moet dus vastgesteld staan)
- praktische problemen – onderzoek gebaseerd op wat men in de praktijk ervaart
- theoretische problemen – onderzoek gebaseerd op theorie die in twijfel wordt getrokken
doelstelling – in kleinen van probleemstelling
- doelstelling IN onderzoek – het beoogd resultaat
, o deel van de probleemstelling uitdiepen (omdat vaak niet in 1 vraag te vangen is)
- doelstelling VAN onderzoek – de beoogd benutting
o wat kan ik met de doelstelling
instrumentele benutting (praktisch)
beoordeling/verbetering van iets – leidt tot stoppen of doorgaan
conceptuele benutting (theoretisch)
kennisvermeerdering – leidt tot verandering in denken/theorie
vraagstelling – herformulering doelstelling
4 verschillende type
- descriptieve vragen – beschrijvende vragen
onderzoeksvragen naar een feitelijke beschrijving van de werkelijkheid
- correlationeel vragen – kip en t ei
onderzoeksvragen naar samenhang, verbanden en/of relaties
- impact vragen – oorzaak-gevolg
onderzoeksvragen naar causale verbanden
- normatieve vragen – eenduidig antwoord
onderzoeksvragen waaraan een waardeoordeel ten grondslag ligt
veel vraagstellingen zijn bv samengesteld of passen niet in een hokje
theoretisch kader
- probleem doel en vraagstelling moeten in kader geplaatst worden
- herkomst en uitkomst van onderzoek helder
o herkomst – wat weten we al over dit onderwerp
o uitkomst – richting hypothese wat willen we weten en welke uitkomst denken we
leidt tot onderzoeksvraag
- conceptuele model
o schematische weergave van relevantie kernconcepten (variabelen) en de verwachte onderlinge
relaties tussen die kernconcepten (hypothese)
mediatie – 1 2 3
2 = mediator – 1 komt door 2 bij 3
moderatie – 1 2
3
3 = moderator – heeft invloed op dus wordt 1 2
Variabelen
- kwantitatief – getallen om mee te rekenen
- kwalitatief – getallen zonder waarde
onderzoek element – degene op wie het kenmerk betrekking heeft
- theoretische definitie – hond is een …
- operationele definitie – hond in dit onderzoek zijn…
HC3 - Causaliteit
Causale hypothese – causaal verband moet aan 3 voorwaarden voldoen
1. covariantie voor oorzaak gevolg – variabele moeten samenhangen
2. tijdsvolgorde probleem: oorzaak met aan tijd vooraf gaan het gevolg
3. het derde variabele probleem: een derde variabele die samenhang tussen twee variabele ontkracht
o mag dus niet aanwezig zijn = want dan sprake van schijnsamenhang
zuiver experimenteel
- onderzoeksopzet waarbij alle omstandigheden onder controle worden gehouden, terwijl alleen de
onafhankelijke variabele (de oorzaak) wordt gemanipuleerd
zuiverexperimenteel onderzoek is niet altijd mogelijk
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur r0sa. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.