LIDSTATEN EU KENNEN VOOR HET TENTAMEN!
De samenstelling van de Europese Unie per 1 januari 2013: België, Bulgarije, Duitsland, Cyprus,
Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland,
Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije,
Slovenië, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Met het vertrek van het Verenigd
Koninkrijk op 31-01-2020 bestond de Europese Unie weer uit 27 leden.
Hoorcollege 1A (woensdag 16 november ’22) – Inleiding en rechtsbronnen
Opzet van het vak – leerdoelen
- U kunt beginselen van rechtsmacht, en de concrete uitwerking daarvan in het Nederlandse
strafrecht, toepassen in een gemiddeld complexe casus;
- U kunt beoordelen of, en toelichten hoe materieel en formeel strafrecht mag worden
geharmoniseerd;
o Je moet kunnen uitleggen wat de rechtsgrondslagen zijn voor harmonisatie, mogen
Richtlijnen worden opgesteld, onder welke voorwaarden, etc.
- U kunt uitleggen op welke manier Europees strafrecht doorwerkt in het Nederlandse
strafrecht;
- U kunt de rol van Europese instituties in de strafrechtelijke handhaving evalueren;
o We hebben ook steeds meer Europese instellingen zoals Europol, Eurojust, het
Europees OM, etc.
- U kunt fundamentele rechten toepassen in een gemiddeld complexe casus van internationale
samenwerking in strafzaken;
o Onder welke voorwaarden moet je een uitleveringsverzoek weigeren omdat er een
dreigende schending is van een recht op een eerlijk proces in de verzoekende lidstaat?
- U kunt in een gemiddeld complexe casus beoordelen of toepassing mag worden gegeven aan
instrumenten van internationale strafrechtelijke samenwerking, zowel wanneer die op
klassieke leest geschoeid zijn als wanneer die toepassing geven aan het beginsel van
wederzijdse erkenning;
o Klassieke vorm & wederzijdse erkenning: die twee begrippen vormen de rode draad
door een heel aantal colleges. We gaan het bij een heel aantal typen van internationale
samenwerking hebben over internationale samenwerking op klassieke
internationaalrechtelijke grondslag, gebaseerd op het traditionele denken van
soevereiniteit, reciprociteit, verzoeken en de verzochte staat en aan de andere kant van
de medaille is de internationale samenwerking op basis van wederzijdse erkenning.
Een heel ander beginsel waar het niet zozeer gaat om een verzoek, maar om een bevel
wat in principe moet worden uitgevoerd door een staat.
Internationaal strafrecht
Deze term wordt gebruikt door het HISR (het handboek). Deze term wordt eigenlijk gebruikt met
verschillende betekenissen. Vroeger zagen we dat die term gebruikt werd voor internationale
samenwerkingen in strafzaken. Het ene land vraagt aan het andere land: wil je wat voor me doen, het
andere land doet dat of niet en alle regels die dat regelen zijn regels van internationaal strafrecht. Ook
in die traditionele opvatting zijn regels begrepen over rechtsmacht, regels die bepalen binnen welke
reikwijdte een land zijn strafmacht mag uitoefenen. Tegenwoordig zie je eigenlijk dat die term
internationaal strafrecht veel meer gebruikt wordt om te beschrijven wat er gebeurt bij internationale
strafrecht tribunalen. Daarmee wordt internationaal strafrecht bedoeld en daarmee proberen we tot
duiding te brengen: dat is het recht op internationaal niveau, de strafrechtspleging op internationaal
niveau.
LET OP: goed om je dit te realiseren, zodat als je die term leest, dat je je ook afvraagt: wat wordt er
in deze context bedoeld?
,Europees strafrecht
Dit kan ook verschillende dingen betekenen. Vroeger werd er sterker dan tegenwoordig mee
aangeduid: het recht van de Raad van Europa. Bijvoorbeeld verdragen die gesloten zijn in het kader
van de Raad van Europa, voor uitlevering, voor wederzijdse rechtshulp, andere vormen van
internationale samenwerking. Soms ook inclusief EVRM en de protocollen daarbij. Tegenwoord zie
je dat deze term veel meer gebruikt wordt voor het recht van de Europese Unie waarbij het regels
geeft over het strafrecht.
LET OP: deze termen worden ook vaak gebruikt in een internationale context, maar misschien met
een andere verschillende betekenis. Bijvoorbeeld in Frankrijk:
- Droit penal international
Penal staat voorop: strafrecht wat betrekking heeft op de internationale samenwerking;
- Droit international penal
Het gaat om het internationale recht wat betrekking heeft op het straffen.
Supranationaal strafrecht
Sommige mensen gebruiken dit om het strafrecht van de internationale hoven en tribunalen, de
strafrechtspleging op internationaal niveau, mee aan te duiden (dat wordt tegenwoordig vaak
aangeduid met de term internationaal strafrecht). Anderen gebruiken de term om aan te duiden dat er
een soort wisselwerking is tussen het Europees recht en het nationale recht. Er bestaat daar een
hiërarchische verhouding tussen. Op het niveau van de Europese Unie kan wetgeving worden
aangenomen die de lidstaten verplicht om hun nationale recht aan te passen. Daar zit dus een
aanspraak in verbonden voor de lidstaten en daarom dat die term supranationaal soms wordt gebruikt
met die connotatie dat het recht een verplichting omvat: op internationaal/Europees niveau aanvaard
wat een verplichting meebrengt voor de lidstaten.
Transnationaal strafrecht
Hiermee wordt bedoeld dat er recht is dat soms ontstaat vanuit een politieke actor, een bepaald land
dat iets geregeld wil hebben en dat een bepaalde kwestie op de agenda zet van internationale
besluitvormingsorganen waarbij ernaar gestreefd wordt om een verdrag op te richten en andere landen
kunnen zich hierbij aansluiten en vervolgens zijn andere landen verplicht om hun
verdragsverplichtingen na te komen. Op zo’n manier wordt een bepaald juridisch concept dan
verplaatst in feite, het is afkomstig uit een of meerdere landen, wordt via een verdragsregime
verplaatst naar alle andere landen die daarbij aangesloten zijn: transnationaal strafrecht.
Internationaal en Europees strafrecht (HISR minus hoofdstuk 9)
Dit is een overkoepelde term → een combinatieterm, alle onderwerpen behalve de echte
internationale strafrechtpleging die in hoofdstuk 9 wordt behandeld (strafhof en tribunalen), alles wat
samenhangt met de internationale samenwerking in strafzaken en de afgrenzing van jurisdicties
(rechtsmacht, uitlevering (beide grondslagen), mensenrechten, etc.).
In dit vak werken we gewoon vanuit het Nederlandse recht. We zitten in het systeem van het
Nederlandse strafrecht en daarvandaan gaan we aan het werk om te begrijpen hoe het Nederlandse
strafrecht wordt beïnvloed van buitenaf en ook hoe Nederlandse instellingen samenwerken met
buitenlandse autoriteiten. We beginnen dus eigenlijk met het beschouwen van een nationaal
strafrechtssysteem en we kijken naar hoe dit samenhangt met andere systemen in het buitenland en
wat voor doorwerking is er van andere normen.
,Heel simplistisch gezien zou je kunnen zeggen dat een strafrechtssysteem verschillende normen
omvat: normen van materieel strafrecht (delictsomschrijvingen) normen van penitentiair recht
(sancties), normen van formeel strafrecht (strafprocesrecht) en internationaal strafrecht. Wat je ziet is
dat die landen naast hun regels van materieel strafrecht, penitentiair recht en formeel strafrecht ook
zelf nationaalrechtelijke regels hebben over internationale samenwerking. Dat zijn nationale regels
van internationaal strafrecht. Als we het dus hebben over internationaal strafrecht, in die traditionele
betekenis van het woord, gaat het ook om Nederlands recht. Het staat gewoon in het wetboek van
strafvordering.
Daarnaast kunnen de landen samen een bilateraal verdrag sluiten, dit kun je gewoon sluiten met een
ander land waarin je bijvoorbeeld neerlegt: onder welke voorwaarden mogen jouw politieagenten de
grens over als ze een arrestant aan het achtervolgen zijn. Je ziet hier een begin van verticale
verhouding: stel nou dat er in onze regels van internationaal strafrecht net iets anders staat dan in dat
verdrag, wat moet je dan? Dit soort vragen komen op bij allerlei vormen van internationale
samenwerking, denk aan uitlevering: je sluit een uitleveringsverdrag met een land, daar staan regels
in, maar wij hebben in Nederland ook de Uitleveringswet waarin allerlei regels staan over onder
welke voorwaarde je iemand mag uitleveren. Dan heb je dus verschillende normen die van toepassing
zijn op zo’n uitleveringscasus.
Van belang is dan om te beseffen dat die regels van internationaal strafrecht (bijv. Uitleveringswet)
door de wetgever zijn opgenomen als instructievorm voor de regering om verdragen te sluiten.
Uitleveringswet die dient als een norm op grond waarvan bij de sluiting van verdragen moet worden
gelet. Uitleveringswet is opgesteld met het idee: als er een uitleveringsverdrag wordt gesloten dan
moet er zoiets in staan als in de Uitleveringswet is opgenomen. Het gaat namelijk uiteindelijk om het
verdrag, in die klassieke context: daar gaat het verdrag voor de wet. Dat is soort hiërarchische
verhouding die in andere contexten anders kan liggen, zoals wanneer het gaat om bijvoorbeeld een
EU-richtlijn, die kan rechtstreekse werking hebben.
Maar er zijn niet alleen bilaterale verdragen, Nederland en België bijvoorbeeld zijn ook aangesloten
bij internationale organisaties zoals de Raad van Europa en de Raad van Europa heeft ook
multilaterale rechtshulpverdragen (hier zijn meerdere landen bij aangesloten) opgesteld. Daarbij
is het moeilijker om het precies zo te krijgen als je wil, vergeleken met een bilateraal verdrag. Op
niveau van de Raad van Europa is ook het EVRM. Dat is in veel gevallen onze primaire bron van
mensenrechtelijke bescherming, onze Grondwet stelt niet zo veel voor in de praktijk. We kijken in
het strafrecht dus al snel naar het EVRM. Dat is jammer, aangezien het EVRM nogal een
minimumverdrag is, niet bepaald ambitieus.
,Op dat internationaal niveau bestaan ook allerlei internationale jurisdicties (ICC/tribunalen). Die
hebben allemaal een volledig strafrechtelijk systeem. In het Statuut van Rome vind je allerlei regels
over het materiële strafrecht wat toegepast wordt door het internationaal strafhof, de sancties die
mogen worden opgelegd, het procesrecht wat van toepassing is en er zijn zelfs regels over
internationale samenwerking. Want hoe krijg je een verdachte die je arresteert in Servië of in Bosnië
vanuit dat land in Den Haag terecht, daarvoor heb je regels nodig van overlevering.
Verder zijn er op internationaal niveau verdragen gesloten die wat meer te vallen te karakteriseren als
transnationale verdragen zijn. In de meeste gevallen multilaterale verdragen, die ook heel vaak
bepalingen bevatten over internationale strafrechtelijke samenwerking. Een heel aantal van die landen
heeft een enorme reikwijdte, in die zin dat er veel landen bij aangesloten zijn. Denk aan het VN-
verdrag inzake illegale drugshandel (1988), het standaardverdrag voor de bestrijding van illegale
drugs. Daar zijn enorm veel landen bij aangesloten en het biedt mogelijkheden om in drugszaken over
te gaan tot de toepassing van uitlevering, van wederzijdse rechtshulp en andere vormen van
samenwerking.
Het kan dus zo zijn dat als je als land geen bilateraal verdrag hebt met een ander land inzake
uitlevering, je zit ook niet bij de Raad van Europa met een ander land, dan kan het best zo zijn dat je
op dat bepaalde onderwerp waar de zaak over gaat, bijvoorbeeld als het een drugszaak is, wel kunt
samenwerken met een ander land als dat land ook is aangesloten bij dat specifieke verdrag. Dan kan
het best zo zijn dat je bij een andere kwestie niet kunt samenwerken met dat land. Zo zijn er wel meer
verdragen. Een hele belangrijke is het Palermoverdrag (UNTOC-verdrag) uit 2000 van de VN. Dit is
een soort parapluverdrag, het wordt aangevuld met meerdere protocollen die daarbij van toepassing
zijn (bijv. over mensenhandel en wapenhandel). Die protocollen brengen bepaalde strafbare feiten
onder de reikwijdte van het Palermoverdrag. Daar zijn heel veel landen bij aangesloten en het kan
dus in bepaalde gevallen handig zijn om dat te kunnen gebruiken. Veel van die internationale
verdragen hebben een grote reikwijdte, maar ze zijn vaak beperkt tot een bepaald onderwerp.
Op een iets lager niveau zien we de laatste decennia dat de Europese Unie steeds belangrijker wordt
in strafrechtelijke context. Grotendeels kun je dat labelen als harmonisatie, daarmee bedoelen we
het streven om de wetgeving van lidstaten zoveel mogelijk gelijk te maken, in ieder geval zodanig te
veranderen dat ze met elkaar kunnen samenwerken, in harmonie brengen. Dit gaat dan over delicten.
Dus dat gedeelte van de nationale jurisdicties, de nationale rechtssystemen, het materiele recht betreft,
dat wordt beïnvloed door de Europese Unie. LET OP: Maar dat kan alleen als het gaat om de
delictsomschrijvingen. Het algemeen deel als zodanig, met alle bepalingen die we kennen over wat
opzet is, causaliteit, wederrechtelijkheid, medeplegen, poging en voorbereiding, de
strafuitsluitingsgronden, er is geen directe rechtsgrondslag voor de Europese Unie om daarover
harmoniserend op te treden. Het gaat alleen om de omschrijving van delicten: welke gedragingen zijn
er strafbaar. Dat kan worden geharmoniseerd, de Europese Unie kan zeggen tegen de lidstaten: jullie
moeten dit verstaan onder dit delict.
Daarbovenop kunnen er bepalingen aangenomen worden die zeggen: je moet bepaalde sancties
leggen op bepaalde delicten. In zoverre is het EU-recht wel wat verdergaand dan het recht van
bijvoorbeeld de Raad van Europa, wat je in die verdragen aantreft of internationale verdragen, die
omvatten vaak wel delictsomschrijvingen, maar heel vaak zijn daar de sanctiebepalingen erg
vrijblijvend, weinig uitgewerkt. Terwijl je bij de Europese Unie je bij de sanctiebepalingen vaak ziet
dat er vrij duidelijke minimumnormen zijn opgesteld (maximumstraf moet minimaal op een bepaalde
hoogte worden gesteld). Zelfs als we onze delictsomschrijving niet aanpassen, betekent het soms dat
we onze strafmaat iets moeten aanpassen.
Tegenwoordig is steeds belangrijker de harmonisatie over het strafprocesrecht. We hebben een heel
aantal richtlijnen voorbij zien komen waarin het strafprocesrecht geharmoniseerd wordt: rechten voor
,verdachten (toegang tot de advocaat is bijvoorbeeld een onderwerp wat geharmoniseerd is). Zo zie
je dat die drie onderdelen van zo’n nationaal systeem alle drie worden beïnvloed, maar ook het
internationale strafrecht. De regels over internationale samenwerking worden geharmoniseerd door
de Europese Unie. Een voorbeeld ervan dat we veel in dit vak zullen tegenkomen is het Europees
aanhoudingsbevel, dat is een vorm van samenwerking die de klassieke uitlevering vervangt en die
door de Europese Unie is geregeld in een kaderbesluit dat gericht is op omzetting op nationaal niveau.
Dus de nationale wetgeving van de lidstaten die moeten regels bevatten die zijn afgestemd op het
kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel. Dit kun je een vorm harmonisatie noemen.
We zien nu een paar voorbeelden van regelgeving door de Europese Unie inzake internationale
samenwerking in strafzaken, die niet gebaseerd zijn op de harmonisatiegedachte. Dan gaat het om
verordeningen die worden opgesteld door de EU. Bijvoorbeeld over de verordeningen van over de
erkenning van ondernemingsmaatregelen, over elektronisch bewijs en de verkrijging daarvan, etc.
Daar is ook een rechtsgrondslag voor in de verdragen, om verordeningen op te stellen. Dat betekent
dat als daartoe wordt overgegaan, dat er geen nationaal recht meer is dat dit regelt. Het is uitputtend
geregeld in de verordening. De materie wordt uit nationale context gehaald en wordt in de Europese
context geregeld. Er zijn nog wel een paar regeltjes omdat je bijvoorbeeld wel autoriteiten moet
aanwijzen, maar hoe dat verder gaat en welke voorwaarden daarvoor gelden die zijn allemaal geregeld
in een verordening.
Daarnaast zien we dat er op Europees niveau die Europese instellingen (Europol/Eurojust/EOM) zijn
opgericht: handhavende instellingen die zelf de bevoegde hebben om handhavend op te treden.
Ook hebben we het Handvest van de grondrechten op Europees niveau. Deze komt voor een groot
deel overeen met het EVRM, maar niet helemaal. LET OP: Het toepassingsbereik is bij het Handvest
anders dan bij het EVRM. Het EVRM kun je op nationaal niveau rechtstreekst toepassen, in feite in
elke procedure, het Handvest heeft een bepaalde andere toepassingsgedachte, dat moet binnen de
reikwijdte van het Unierecht vallen of de Unie moet zelf optreden.
Wat je in ieder geval al ziet: dat comfortabele hokje van het Nederlandse strafrecht, dat lijkt een heel
net, doordacht, afgesloten, geïsoleerd systeem, maar je kunt natuurlijk op je klompen aanvoelen dat
in een wereld als vandaag waarin we zonder meer de grens kunnen overrijden, onze spullen uit de
andere kant van de wereld kunnen laten komen, de criminelen ook rondlopen die dat hele systeem
voor hun voordeel aanwenden, dat je natuurlijk niet meer op een eiland leeft. Die hele wereld om ons
heen is ook van invloed op onze Nederlandse strafrechtpleging. Niet alleen in de praktijk (hoe ga je
met die zaken om), maar ook normatief in de zin van: onze eigen wetboeken worden aangepast aan
internationale normen en soms passen we internationale normen ook rechtstreeks toe in de
Nederlandse strafrechtspleging.
Belangrijke aandachtspunten
- Internationalisering van de strafrechtspleging: wij rijden zo de grens over naar Duitsland
zonder grenscontroles, maar dat doen de criminelen ook en dat wil de politie dus ook. Er is
dus een constante ‘push’ om in internationaal verband de strafrechtspleging ook vorm te
geven.
- Rechtsvorming, bronnen en actoren: Dit zorgt er ook voor dat dat recht wat van toepassing is,
ook overal vandaan kan komen. Wie maakt dat? Wie bepaald hoe die regels moeten worden
uitgelegd? Wie bepaald of daarmee wel/niet in strijd is gehandeld en wat voor consequenties
heeft dat dan?
- Soevereiniteit, intergouvernementeel versus supranationaal: Mag dat eigenlijk wel, zomaar
optreden in een land, zijn daar geen regels voor, zitten daar geen grenzen aan? Hoe zit het met
de soevereiniteit?
, o Intergouvernementeel: als landen kan je samen wel wat afspreken, maar je hoeft geen
hogere macht te erkennen.
o Supranationaal: er is een hogere entiteit, die heeft de macht gekregen, die heeft een
bepaalde bevoegdheid en die kan bepalen wat er op lagere niveaus moet gebeuren.
- Harmonisatie van materieel en formeel strafrecht: het nationaal strafrecht dat is niet meer
iets wat je zelf kunt bepalen als land, dat wordt geharmoniseerd, daar is externe druk op. Dat
vergt aanpassingen.
- Vertrouwensbeginsel en beginsel van wederzijdse erkenning: tegelijkertijd in de
internationale samenwerking moet je soms ook uitgaan van andere systemen, ervan uitgaan
dat in een ander land iets anders geregeld is, maar misschien ook wel prima. Dat klassieke
soevereiniteit denken brengt dus met zich mee dat je een vertrouwensbeginsel accepteert (rule
of non-inquiry). Beginsel van wederzijdse erkenning is net iets anders: iets wat we
tegenwoordig ten grondslag leggen aan de internationale samenwerking in Europa, zegt dat
je als land een bevel kunt geven aan een ander land en dat land moet dat dan onder bepaalde
voorwaarden uitvoeren, gebaseerd op wederzijds vertrouwen, maar dat kan wel weer worden
doorbroken.
- Fundamentele rechten: ga je iemand uitleveren aan een ander land als er aanwijzingen zijn dat
iemand geen eerlijk proces krijgt? Hoe sterk moeten die aanwijzingen zijn? Er is wel een soort
drempelwaarde die je hierbij moet handteren.
- Ne bis in idem: een vorm van afgrenzen van jurisdicties, als het ene land een zaak heeft
afgedaan, moet hij in een ander land ook niet nogmaals worden behandeld. Dit zou je in een
nationale context ook niet accepteren. De grenzen/voorwaarden liggen wel net wat anders dan
het gaat over de nationale ne bis in idem.
Soevereiniteit
- Interne werking: een soevereine staat heeft de bevoegdheid om binnen zijn territoir bindende
beslissingen te nemen over alles waarover het wil beslissen;
- Externe werking: een soevereine staat hoeft daarbij geen inmenging van andere staten te
dulden. Als er inmenging van buitenaf plaatsvindt, dan is dat een schending van de
soevereiniteit van die staat.
Intergouvermenteel perspectief
Soevereine staten binden zichzelf in onderlinge samenwerking, aan afspraken.
Supranationaal perspectief
Een autonome rechtsorde, geplaatst boven lidstaten, beperkt hun bevoegdheden.
LET OP: Deze twee perspectieven spelen soms een rol tegen de achtergrond van de discussies over
het EU-recht
- Van Gend en Loos; Costa-ENEL: wij hebben een supranationale rechtsorde, een autonome
rechtsorde die geplaatst is buiten de nationale rechtsordes en daarop voorrang heeft en
doorwerking heeft in die rechtsordes en die die rechtsordes kan beperken en vanuit dat
perspectief kijk je anders naar de verhouding van het Unierecht en het nationale recht dan in
een intergouvernementeel perspectief waarin het vooral gaat om een bevoegdheden
overdracht, attributie en dat daarmee eigenlijk de oorspronkelijke beslissingsmacht in de
lidstaten blijft liggen.
Rechtshulp in strafzaken
Primaire rechtshulp