Orthopedagogische Concepten 3B: Bijzondere orthopedagogie
1 Kinderen en jongeren met gedrags- en emotionele problemen
Kinderen met gedragsproblemen = overkoepelende, beschrijvende term voor alle kinderen die zich zichtbaar
ongewoon of abnormaal gedragen. Zowel kinderen met storend gedrag
(vb. woedebuien), als kinderen met emotionele problemen
(vb. angstig of depressief gedrag), als kinderen met somatoforme stoornissen
(vb. onverklaarbare klachten door lichamelijke ziekte).
Gedragsproblemen (klinische definitie) = een relatief concept dat aan de orde is als de op dat moment in een
bepaalde omgeving heersende normen en geldende regels worden
overschreden. De ernst van het probleemgedrag wordt verder bepaald aan
de hand van de frequentie, de duur en de omvang alsmede door de mate
waarin de betrokkene zichzelf en/of zijn omgeving psychische schade
berokkent.
1.1 Aandachtspunten bij het definiëren van gedrags- en emotionele problemen
Men moet rekening houden met:
- Het ontwikkelingsperspectief
» Hoe oud is het kind en is het gedrag gepast voor zijn/haar leeftijd?
» Voorbeelden gepast gedrag: » Voorbeelden van niet-gepast gedrag:
Nachtelijk huilgedrag bij een baby van 6 maanden 9-jarige die nog bijna elke nacht bedplast
Koppig gedrag bij een peuter van 2 jaar 5-jarige die steeds hevig tegenstribbelt als
Woedebuien bij een kleuter van 5 jaar hij naar school moet
Protestgedrag bij een puber van 13 jaar Baby die blijft doorhuilen ‘s nachts
- De continuümgedachte: “Is het gedrag kwantitatief of kwalitatief van aard?”
frequentie, aantal keren ernst
» Alle kinderen vertonen wel eens gedragsproblemen, dat hoeft niet problematisch te zijn
» Gedragsproblemen verschillen van ernst, duur en frequentie (vb. lichte versus zeer ernstige woedebuien)
» Grens tussen normale variatie en ernstige afwijkend gedrag is soms onduidelijk
- De context
» Een gedragsprobleem doet zich altijd voor in een bepaalde situatie (soms maar in één situatie)
» Voorbeelden:
Problemen thuis, maar niet of school of omgekeerd
Problemen bij één ouder of enkel bij leeftijdsgenoten
- De informant (de persoon die het gedrag beoordeelt)
» Soms hebben ≠ informanten een ≠ perceptie van het gedrag van een kind. Dit komt onder meer door:
Persoonlijkheidsfactoren (vb. overbezorgde ouder, depressieve moeder, Zelf mishandelt geweest, …)
De band met het kind is vaak ook verschillend van persoon tot persoon
Het gedrag van het kind is vaak verschillend
- Pedagogische aanpak
» Jong/ervaren opvoeder
» Opvoedingsstijl
Vb. hoe gaat men met het kind om, wat zijn hangbare omgangsvormen, wat wordt verwacht van kind?
1.1.1 Opvoedingsproblemen ≠ gedragsproblemen
De term ‘opvoedingsprobleem’ is veel breder dan de term ‘gedragsprobleem’.
1.2 Hoe kan je kijken naar gedrags- en emotionele problemen?
Ecologisch Uitgangspunten:
model van de - Multicausaliteit: probleem heeft meerdere oorzaken
, menselijke - Risicofactoren ontstaan/in standhouden van gedrag
ontwikkeling + protectieve factoren (verminderen/beperken)
- Cumulatiehypothese = kans op gedragsproblemen wordt groter naarmate er meer risico-
en minder protectieve factoren aanwezig zijn.
Bronfenbrenner: breed kijken, niet enkel kijken naar wat er bij het kind kan veranderen maar
ook wat er in de omgeving moet veranderen!
al deze componenten beïnvloeden gedrag!
= een analysekader voor probleemsituaties
- Draaglast versus draagkracht (risicofactoren versus beschermende factoren)
- Brengt micro-, meso- en macro-systeem in kaart
Balansmodel
Opmerkingen:
- Risicofactoren leiden niet automatisch tot een gedragsprobleem
- Hulpverlening moet inzetten op aspecten waar verandering mogelijk/wenselijk is
1.3 Hoe kan je omgaan met gedragsproblemen?
Reflectie op eigen gedrag van opvoeder-begeleider:
Veel van de gedragsproblemen verdwijnt als het opvoedgedrag verandert.
Zorg ervoor dat je als opvoeder-begeleider voorspelbaar bent
Preventie:
- Zet in op relatie
- Goede observerende houding
- Aandacht voor een positieve groepssfeer
- Zorg voor veel succeservaringen
- Kies voor positieve interventies
- Behandel iedereen gelijkwaardig, maar niet gelijk …
- Wees kritisch voor jezelf: wat kan je aan je eigen gedrag veranderen
Concretiseren van het gedrag:
- Welk concreet gedrag laat het kind zien?
- Wanneer laat het kind het gedrag zien?
- Zijn er situaties waarin het gedrag niet voorkomt?
- Hoe vaak komt het voor?
- Hoelang is het gedrag al aanwezig?
- Wat zijn de gevolgen voor de omgeving van het kind? (vb. klasgenoten, leerkracht, andere kinderen,…)
- Zijn er factoren in de omgeving die het gedrag uitlokken of versterken?
,1.4 Classificatie van gedragsproblemen
Categoriaal classificatiesysteem DSM (diagnostical and statistical manual of mental disorders)
ADHD (attention deficit hyperactivity disorder) meestal onbewust handelen
- De DSM onderscheidt drie subtypes:
» Voornamelijk inattentief type
» Voornamelijk hyperactief-impulsief type
» Gecombineerd type
- Naast de 3 subtypes is er vaak ook problemen met tijdsbeleving:
» Aandachtsproblemen (vb. vergeetachtig, moeite met details, spullen kwijtraken, snel afgeleid zijn,…)
» Impulsiviteit (vb. doen zonder denken, dingen eruit flappen, voor je beurt spreken,…)
» Hyperactiviteit (vb. gevoel van onrust in het lichaam, niet stil kunnen zitten, friemelen,…)
- Behandeling:
» Medicatie (rilatine bijwerkingen)
» Cognitieve interventies (vb. inzicht in problematiek, zelfcontrolestrategieën, sociale vaardigheidstraining,…)
ODD (oppositional defiant disorder, oppositioneel opstandige gedragsstoornis) bewust handelen
- Diagnose: minimum 6 maand negatief, agressief en opstandig gedrag. Minstens 4 kenmerken:
» Vaak driftbuien
» Legt de schuld van fouten bij anderen
» Spreekt vaak volwassenen tegen
» Is vaak lichtgeraakt door anderen
» Weigert vaak aan regels te voldoen
» Is vaak kwaad of verongelijkt
» Irriteert vaak met opzet andere mensen
- Behandeling:
» Medicatie (rilatine bijwerkingen), werkt enkel bij kinderen die agressie vertonen
» Cognitieve interventies (vb. gedragstherapie, …)
CD (conduct disorder, antisociale gedragsstoornis)
= een herhaald patroon van gedrag waarbij de rechten van anderen of de sociale normen en waarden worden
geschonden.
- Diagnose: minimaal één criterium zich in het afgelopen half jaar heeft voorgedaan:
» Ernstige overtreding van de regels
» Bedreiging of diefstal
» Vernieling of beschadiging van eigendommen
» Agressie tegen over mensen of dieren
- Oorzaken:
» Psychische factoren (vb. onvoldoende hechting, pedagogische verwaarlozing en mishandeling,…)
» Biologische factoren (vb. genetische factoren, temperamentsfactoren, perinatale gebeurtenissen,…)
- Behandeling:
» Individuele therapie
» Gedragstherapie
» Residentiële setting
, 2 Kinderen en jongeren met psychosociale problemen
2.1 Kindermishandeling
= wanneer zich ernstige problemen voordoen in relatie tussen ouder/opvoeder en kind pedagogisch probleem
Er bestaan veel historische en culturele verschillen (vb. slaan van kinderen is bij wet verboden in sommige landen)
2.1.1 Verschillende vormen van kindermishandeling
- Fysieke mishandeling = pijn doen op lichamelijk vlak (vb. slaan, schoppen, verbranden,…)
- Verwaarlozing = onvoldoende ingaan op basisbehoeften (vb. weinig medische verzorging, kledij of hygiëne,…)
- Seksueel misbruik = handelingen of intenties tot ongewenst contact, waarbij de volwassene in een
machtspositie zit. (vb. masturbatie, verbale intimidatie, strelen, kussen,…)
- Emotionele mishandeling = pijn zit vooral binnenin (vb. negeren van prestaties, pleziertjes onthouden,…)
2.1.2 Gevolgen van kindermishandeling
Gevolgen op korte termijn Gevolgen op lange termijn
Kinderen die fysiek misbruikt zijn: Wanneer men niet tijdig ingrijpt kunnen de gevolgen
» Agressief gedrag op lange termijn nefast zijn voor de ontwikkeling van
» Negatief zelfbeeld mishandelde kinderen:
» Weinig zelfvertrouwen - Gedrags- en emotionele stoornissen
» Voelen zich schuldig, depressief - Psychiatrische stoornissen
Kinderen die verwaarloosd zijn: - Antisociaal of crimineel gedrag
» Laag zelfwaardegevoel - Depressief gedrag
Kinderen die seksueel misbruikt zijn: - Verslaving
» Zindelijkheidsproblemen - Suïcidaal of automutilatie
» Emotionele problemen - Moeilijkheden met opbouwen en onderhouden
» Psychosomatische klachten (vb. buikpijn) van intermenselijke relaties
Kinderen die emotioneel mishandeld zijn: - Intergenerationele transmissie
» Problemen met gehechtheid = slachtoffer geeft als volwassene de
» Gebrek aan basisvertrouwen in zichzelf & anderen mishandeling door aan kind
» Moeite met relaties opbouwen (slachtoffer wordt dader)
» Laag zelfwaardegevoel
2.1.3 Verklaring: ecologisch model van Belsky over ouderlijk opvoedend handelen
In het model komen volgende factoren die een invloed kunnen hebben aan bod:
- Persoonlijkheid van de ouder (vb. laag zelfbeeld, temperament, miserabele voorgeschiedenis,…)
- Kenmerken van het kind (vb. kind met een handicap, rustig kind,…)
- Sociale netwerk van de ouders (vb. sociale isolatie, veel zorgende familieleden,…)
- Voorgeschiedenis (vb. zelf slachtoffer van mishandeling,…)
- Echtelijke relatie (vb. aan of afwezig van huwelijksproblemen, gewelddadig karakter van de relatie,…)
- Werkomstandigheden (vb. vaste job, werkonzekerheid,…)
echtelijke sociaal
relatie netwerk
opvoedings persoonlijk kind
heid opvoeden kenmerken
geschiedenis
ontwikkeling
werk van het kind
2.1.4 Preventie van kindermishandeling
Primaire preventie Vb. Kind & Gezin
Secundaire preventie Vb. CAPI (Child Abuse Potential Inventory) screeningsinstrument
Tertaire preventie Vb. systeemtherapie, orthopedagogische begeleiging,…