Samenvatting
Sociologie: een hedendaagse inleiding
Prof. Bart Van de Putte
Afbeelding: Handboek sociologie, een hedendaagse inleiding. Piet Bracke, Bart Van de Putte, Miekke Van
Houtte, Hans Vermeersch
1
,HOOFDSTUK 2: CULTUUR
2.1.1 Wetmatigheden
Gelijkvormigheden mbt het georganiseerde samenleven zijn het resultaat van
wetmatigheden
Bv: hoe mensen zich kleden wordt veroorzaakt door gemeenschappelijke ideeën over hoe
dit te doen
Gedragskeuzes zijn niet individueel maar collectief = cultuur
Dit is tegenstelling tot filosofen en theologen die uitgaan van de menselijke vrije wil
Accumulatie (cumulatief)
Een cultuur wordt gekenmerkt door accumulatie/opstapelen doorheen de jaren
Niet door de evolutie (biologische verklaring)
Er wordt niks ingeruild of vervangen
Mensen passen mee hun omgeving aan (beschaving, taal)
De mens <-> dier
De mens gebruikt symbolen bv: vlag
De vlag lokt een respons uit door de betekenis bv: moslims verbranden de
Amerikaanse vlag
Vlag = symbool
Respons = haat . is niet berust op de materie van de vlag (stof) de fysieke
kenmerken
Dominante realiteit
De materiële wereld waarin wij leven
Eindige zingevingsdomeinen
Realiteit van dromen, fantasie, wetenschap, religie
Overstijgen de materiële wereld
= > de communicatie tussen de dominante realiteit en de eindige zingevingsdomeinen is via
symbolen
Cultuur
In welke mate is menselijk handelen gedreven door instincten
2
, - organiseert lichamelijk functioneren vd mens
- geeft vorm aan menselijk handelen
- antw op overlevingseisen
- Overdragen via leerprocessen zoals symbool, taal
- Accumulatie
Gesloten instincten
Handelingen die genetisch bepaald zijn – geprogrammeerd
Genetische programmering
Open instinct
Werken binnen een context van algemene directieven
Voor de hogere diersoorten (mens)
2.1.2 Cultuur
= typisch menselijk
o Kenmerk van menselijke samenlevingen
o Overdracht gedrag mogelijk door sociale leerprocessen
Ethologische omschrijving
= cultuur ontstaat als gedragingen via sociale leerprocessen w overgedragen verspreiding
in gemeenschap overgaan generatie op generatie w kenmerk gemeenschap
o Ook dieren kennen cultuur en dragen gedrag over (culturele transmissie) van
generatie op generatie (mensapen bv)
o Maar indrukwekkende verschil van niveau tussen 2, is te verklaren door de
technieken waarover wij beschikken om cultuur over te dragen (symbolen zoals
taal), wij kunnen deze kennis opslaan in externe bronnen (boeken, kunst,…) die
culturele transmissie mogelijk maken zonder direct contact (kan generaties
overspannen bij de mens)
2.1.3 Cultuur = menselijke processen van taal & communicatie
Betekenis van cultuur wordt meegedeeld en overgedragen via communicatie
Het middel hiervoor is taal
Taal is een geheel van symbolen en tekens
Symbool = In wiskunde is dat bv: x = prijs van kaas
Teken = x in alfabet, is een bepaalde klank
Verbale en non verbale communicatie
Non verbale communicatie zijn gebaren, juwelen, ...
3
, Dit is niet universeel, bv: een gebaar kan bij ons een andere betekenis hebben dan in Azië
Verbale communicatie (taal) is het belangrijkst
1. Menselijke ervaringen overdragen (al duizenden jaren)
2. Sociaal en gedeeld verleden overdragen; gedeelde herinneringen
3. Sociaal en gedeelde toekomst, men kan afspraken maken over tijden, plaatsen (waar
afspreken, wanneer afspreken)
4. Men kan standpunten delen, mensen delen een zienswijze
5. Maakt complex, gedeeld en doelgericht handelen mogelijk. Via taal kan men een
complex plan maken (wie, wat, wanneer, hoe zal doen)
2.1.4 Bij cultuur denken we aan gebouwen, muziek, literatuur
Maar cultuur gaat niet over de betekenis van deze voorwerpen die mensen eraan geven
Cultuur = alles wat door de mens is gemaakt in de loop der tijden.
Waarde en normen, kennis, technieken, kunst, voorwerpen
Er zijn materiële (architectuur, boeken, machines) en immateriële (hoe groepen denken,
waarden, normen)
3 componenten van cultuur:
1) Gedeelde denkbeelden
o Empirische kennis: resultaat van ervaring en wetenschappelijk onderzoek
o Existentiële kennis: heeft betrekking op de eigen positie en omgeving bv: wat is de
zin van studeren
2) Waarden en normen
o Waarden = hoogste morele goed in een cultuur bv: democratie, vrijheid, solidariteit
Waardesysteem: waarden hebben onderling een hiërarchische relatie, morele
waarden staan bovenaan en materialistische waarden onderaan
Normen = voorschriften, regels, gedragsstandaarden, als het gedrag afwijkt van de
norm is dat afwijkend gedrag
3) Materiële cultuur
o Is de meest zichtbare en concrete vorm van cultuur
o Zijn gebruiksvoorwerpen (kleding, PC)
o Expressievormen (mode, muziek)
Sociologen onderzoeken vooral de gedeelde denkbeelden
2.1.5
Cultuur = geheel van gedeelde overtuigingen, kunnen we onderscheiden en vergelijken door:
4