Lesnotities Communicatiewetenschappen
Deel 1
Ontwikkeling en afbakening van de discipline en de theoretische
grondslagen
= Relatie tussen media/communicatie <-> samenleving/maatschappij
KENMERKEN:
- Jong veld, volop in ontwikkeling
- Enorm divers, zoveel subdisciplines (interdisciplinaire invloeden zoals politieke, soc,
eco), de kritiek erop: fragmentation, heel veel kleine eilandjes
- Hele sterke focus op Engelstalige discours
Mediacentralisme = meteen de schuld in schoenen schuiven vd media, media als dé
verklarende factor naar voor schuiven
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Hoofdstuk 2 – Prolegomena (=epiloog)
29
1. Communicatiewetenschappen: een academische discipline? 30
Niet iedereen over eens dat cw de moeite waard is als zelfstandige discipline.
Groot-Brittanië James Curran studie verdedigd, zij die vinden dat het een
containerdiscipline of ‘pretstudie’ is die tot een Mickey-Mouse opleiding leidt, denken dat
omdat ze denken dat
1) De inhoud weinig waardevol is
2) Nauwelijks historisch besef
3) Je kan eigenlijk nog niets, geen succes met richting op arbeidsmarkt
Curran: kritiek is gebaseerd op onwetendheid & vooroordelen
2. /
3. /
4. Paradigmatische strijd en theoretische diversiteit in de cw
a. Het paradigmabegrip 42
i. Paradigma en paradigmawissel 42
Theorie en paradigma’s (= logische cluster van theorieën en modellen. Iedereen is er akkoord
over, universeel geheel. Het prefereert ook bep methodes en laat u andere ‘vergeten’ of ‘niet
zien’)
Functies paradigma:
Helpt om te kijken naar de realiteit
Kompas want het stuurt u een bepaalde richting uit, naar bepaalde antwoorden
1
, en vragen, Metafoor bril die je opzet om te kijken naar de realiteit op een
bepaalde manier. Afhankelijk welke bril je draagt, ga je een bepaalde realiteit zien.
Thomas Kuhn: ‘structure of scientific revolutions’ = ‘de wet. ontwikkelt adhv revoluties’
1) Normale wetenschap
Mensen doen onderzoek volgens het paradigma dat dan heerst,
2) Puzzle solving
Men slaagt erin om antw te vinden, puzzels op te lossen adhv dat kader
3) Paradigma
Dat kader w altijd meer en meer verfijnd tot de situatie: dit is nu heersende
paradigma, iedereen werkt binnen dat kader en stelt dezelfde vragen, werkt zelfde
methodes = dominante manier wet werk
4) Anomalieën (uitzondering)
Af en toe aantal resultaten/studies van mensen die botsen met algemeen
heersende kader, eerst gezien als anomalie. Paradigma nog altijd dominant en die
kleine afwijkingen w beschouwd als echte anomalie
5) Crisis (incommensurabiliteit)
Anomalieën steeds groter, steeds meer tegenstrijdige resultaten gecreëerd dan
krijg je situatie crisis. 2 paradigma’s in conflict want anomalie werd steeds groter
en begint door te wegen in wet debat.
6) Revolutie
Wat ooit begonnen was als anomalie, verplaatst zich nr centrum en w nieuwe
heersende paradigma en dan terug naar normale wetenschap. Ene paradigma
ingeruild voor ander.
Voorbeeld: aarde is plat
ii. Paradigma’s in de sociale wetenschappen 44
Relevantie: evolutie ipv revolutie
Andere definitie van paradigma:
o Paradigma is niet enkel als wet kader maar als maatschappijbeeld (hoe kijk
jij naar de sm)
o Geen inwisseling bij paradigma’s maar ze staan naast elkaar en dat kan
perfect (cumulatief gegeven)
iii. Paradigma’s in de communicatiewetenschappen 45
Dominante mainstreamparadigma = kwantitatief (en positivistisch)
onderzoek/methodes
- Ontwikkelt zich in !VS na WO2! <-> Europa wederopbouw oorlog.
- Mens- en maatschappijbeeld: grotendeels liberaal-pluralistisch VS komt als
grote overwinnaar uit WO2 en staan model samenleving: open, vrij, demo
2
, georganiseerd, pluralistisch
- Samenleving: na veel miserie plots veel welvaart op verschillende niveaus:
American Dream, heel liberaal beeld (vrijheid en individu staan centraal).
Tijdsgeest bepaalt soort denken,
- Media als positieve kracht en belangrijke rol, ‘vierde macht’ en de andere 3
machten kan controleren. (uitvoerende…). Media = machtig maar w positief
bekeken want media geeft informatie en zorgt voor ontspanning en
samenhorigheid.
Machtige massamedia niet langer oorlogspropaganda, maar levert
bijdrage aan opbouw ‘goede sm’
- Link proberen leggen dus concrete theorieën (die we nog gaan zien) met
achterliggende paradigma’s!
Kritisch paradigma = alternatief (hoofdstuk 5,6,7) = kwalitatief onderzoek
(subjectieve interpretaties, de facto = mijn analyse kan heel anders zijn dan de uwe)
- Mens- en maatschappijbeeld: kapitalistische economische organisatie
- Vertrekt uit aantal kritieken op dominante paradigma want hoe sm zou werken in
mainstreamparadigma is niet correct + gevaarlijk:
Machtonevenwichten uit het oog
Inkrimping opinies
Permanente uitbuiting sociaal zwakkere groepen
Volgens auteurs: veeleer ideologie dan wetenschap
- 1970s !Europa!, men keek nr de VS en hoe zij media benaderden, meer en meer
mensen vroegen zich af van ‘is het oké’ om media enkel positief te benaderen als
4de macht want ze wezen op overheden die bevolking hersenspoelden.
- Was een anomalie, steeds meer aanhang gekregen gegroeid tot alternatief
volwaardig paradigma
b. Communicatiewetenschappelijke theorievorming 50
Theoretische school:
o Groep academici die eenzelfde context deelt, tijd en ruimte ook
o Doen onderzoek naar zelfde ond
o Delen zelfde mens- en maatschappijbeeld
o Internationale erkenning dat dit een erkende groep academici is
Dan heb je zo’n school
ii. De notie ‘theorie’ 50
Theoretici voetbalcommentator vergelijking: kijken naar eenzelfde iets, zelfde
voorgrond, maar in analyse toch andere beklemtoning
= ankerpunten (houvast) in wet onderzoek om relaties aan te duiden en te
verklaren
3
, Sociale theorieën: maatschappij
Mediatheorieën: media & comm (249 in 1996) = heel veel!
Elk vd paradigma’s heeft theorieën, 249 zijn verdeeld over
die 2, ook die scholen kunnen we toebehoren tot 1vd 2.
iii. Classificeren van theorievorming 52
249 en zijn er nog bijgekomen, om overzicht te bewaren classificeren om overzicht te
bewaren
De theorieën die we nog gaan zien, kunnen we classificeren op basis van fundamentele
verschillen: paradigmatische dichotomieën
EXAMEN DENKOEFENING de theorieën die we nog zullen zien, hoe kun je die situeren
op die 3 dichotomieën
Theorie ofwel in het ene kamp of andere maar niet in allebei want zijn 2 extremen.
Dichotomieën geven elk ander antwoord op de vraag: hoe werkt de maatschappij?
a) Actie versus structuur
Centrale vraag: Hoe zijn wij als individuen met elkaar verbonden in een gemeenschap?
Actie: focus op individuele vrijheid, vrije wil, keuze
Structuur: sociale relaties en structuren (bv. familie, staat, Kerk) determineren uw
individuele handelen. Maatschappelijke structuren die ons individuele
handelen sturen en determineren
b) Consensus versus conflict
Centrale vraag: hoe veranderen maatschappijen?
Consensus: samenlevingen groeien heel organisch, alles heeft een bepaalde functie,
harmonie, eenheid
Conflict: soms moet het eens goed botsen om vooruit te kunnen, door tegengestelde
belangen groeien
c) Materie versus geest (Marxisme allebei)
Centrale vraag: wat kan en moet de wetenschap
onderzoeken, feiten of waarden?
Materie: staat vast, niet over discussiëren,
objectief waarneembaar (kwantitatief)
Geest: Wat is de waarde/betekenis van iets?
Welke betekenis heeft het? (Kwalitatief)
5. Centrale thema’s in de communicatiewetenschappen
55
a. Macht 56
Onderscheid maken tussen dominante & pluralistische media (manieren waarop m8
tot uiting kan komen)
Vanaf je macht verworven hebt is het belangrijk autoriteit te hebben want dan is je
positie aanvaard.
4