Psychoanalytische
therapie
–
H5
:
Het
imaginaire
als
afdekking
van
het
symbolisch
tekort.
Het
pre-‐oedipale
imaginaire
(
=
les
5
)
1. Grondige
herhaling
1.1College
1
en
2
:
inleiding
• College
1
:
herhaling
van
subjectwording
en
discourstheorie
• College
2
:
preliminaire
weerstanden
+
structuur
psychische
ervaring
-‐ Preliminaire
weerstand
1
:
term
psychotherapie
! Therapie
impliceert
‘het
behandelen
van
een
ziekte
of
psychische
stoornis’
! Hier
moeten
we
als
therapeut
voorzichtig
mee
omgaan
-‐ Preliminaire
weerstand
2
:
mechanistisch
mens-‐
en
wereldbeeld
! Stelt
:
psychische
ervaring
=
volledig
gedetermineerd
door
biochemisch
niveau
! Vanuit
zo
een
mensbeeld
:
psychotherapeut
=
doet
puur
wat
symptoombehandeling
! Maar
altijd
verwant
met
“kwakzalver
die
oorzaak
van
het
probleem
niet
wegneemt”
! Echter
:
hebben
reeks
wetenschappelijke
bevindingen
gezien
die
tegendeel
aantonen
! Tonen
dat
biologische
reductionistische
redenering
nog
weinig
ondersteuning
heeft
! Moeten
aandacht
besteden
aan
psychische
ervaring
als
originele/oorzakelijke
orde
! Psychische
ervaring
=
tot
niets
anders
te
herleiden
(is
op
zich
iets
)
! Daarom
:
moeite
doen
om
structuur
van
psychische
ervaring
in
kaart
te
brengen
-‐ Structuur
van
de
psychische
ervaring
! Denken
dat
psychische
ervaring
iets
heel
ongedetermineerd
is
! Want
:
gedachten/gevoelens
lijken
onwillekeurig
hun
gang
te
gaan
! Bij
beter
bestuderen
:
zien
daar
toch
een
regelmaat,
structuur
,
patroon
! Psychische
structuur
volgt
vaste
paden
"
gerepresenteerd
op
de
graphe
1
, 1.2College
3
en
4:
Inleiding
tot
de
graphe
• In
college
3
en
4
:
graphe
besproken
"
het
symbolische
en
reële
• Wat
we
daar
hebben
gezien
:
herhalen
in
9
stappen
die
elkaar
opvolgen
-‐ Stap
1
:
Kind
zit
onmiddellijk
in
de
taal
-‐ Stap
2
:
Lichamelijke
ervaring
getekend
door
verdeeldheid
"
vraag
naar
boodschap
-‐ Stap
3
:
Lichamelijke
ervaring
wordt
object
van
drang
tot
begrijpen/begrepen
worden
-‐ Stap
4
:
Betekenisextractie
uit
het
discours
van
de
Ander
-‐ Stap
5
:
Eindeloze
verschuiving
in
het
proces
van
betekenisverlening
"
restproduct
voix
-‐ Stap
6
:
Restproduct
‘stem’
zorgt
voor
nieuwe
geïntensifieerde
drang
tot
begrepen
worden
-‐ Stap
7
:
Mogelijkheid
om
naar
een
andere
Ander
te
stappen
om
begrepen
te
worden
-‐ Stap
8
:
Vorming
van
tweede
restproduct
‘I(A)’
gebeurt
in
de
marge
(
identificaties
en
idealen)
-‐ Stap
9
:
Proces
van
identificatie
mislukt
:
kloof
tussen
I(A)
en
$
"
nog
meer
verdeeldheid
1.2.1 Stap
1
:
Kind
zit
onmiddellijk
in
de
taal
• Kind
zit
onmiddellijk
in
de
taal
gegrepen
-‐ Observatie
:
mens
is
zodra
hij
op
aarde
verschijnt
(en
ervoor
ook
al)
sensitief
voor
taal
-‐ Je
ziet
bij
een
kind
direct
drang
om
te
begrijpen,
betekenis
toe
te
kennen
-‐ Die
drang
zorgt
ervoor
dat
alles
in
de
ervaring
van
het
kind
als
betekenaar
verschijnt
-‐ Wereld
ontvouwt
zich
voor
zijn
ogen
als
een
ketting
van
betekenaars
-‐ Drang
tot
begrijpen
situeert
zich
op
de
plaats
van
het
eerste
pijltje
(
blauwe
cirkel
)
-‐ Ketting
betekenaars
die
uit
die
drang
voortvloeit
=
de
boog
na
het
pijltje
• Kind
richt
zich
naar
de
Ander
om
betekenis
te
bepalen
-‐ Kind
richt
zich
tot
de
grote
Ander
(bv.
moeder)
om
betekenis
van
betekenaars
te
bepalen
-‐ Op
de
graphe
:
de
vraag
=
?
,
de
Ander
=
A
-‐ Ander
wordt
verondersteld
over
code
te
beschikken
om
betekenis
van
betekenaars
te
bepalen
• Taal
heeft
primair
een
sociale
functie
-‐ Het
kind
spreekt
om
de
Ander
te
bereiken
(
cfr.
onderzoek
Kuhl
)
-‐ Experiment
:
enkel
als
een
reële
Ander
spreekt
gaat
het
kind
daarvan
iets
proberen
vatten
-‐ Het
kind
spreekt
dus
vanuit
sociaal
motief
=
poging
om
in
verhouding
te
treden
tot
de
Ander
2
, • Gevolg
:
vraag
en
verlangen
naar
de
ander
staat
centraal
-‐ Volgende
vragen
staan
altijd
centraal
-‐ Wat
wil
de
ander,
wat
wil
hij
van
mij,
wat
moet
ik
doen
om
iets
te
betekenen
voor
hem
-‐ Wat
moet
ik
doen
om
de
ander
te
laten
reageren
,…
• Het
antwoord
komt
nooit
volledig
"
onzekerheid,
twijfel
,
terug
spanning
-‐ De
taal
heeft
een
structureel
tekort
-‐ Als
je
de
talige
betekenis
ve
betekenaar
wil
kennen
moet
je
altijd
andere
woorden
gebruiken
-‐ Dit
zorgt
voor
een
eindeloze
verschuiving
"
definitieve
antwoord
komt
nooit
-‐ Introduceert
in
de
verhouding
met
de
ander
direct
twijfel,
onzekerheid,
angst,
spanning
-‐ Reden
:
de
vraag
“val
ik
wel
binnen
het
verlangen
van
de
Ander?”
blijft
open
-‐ Gevolg
:
voortdurend
knagende
twijfel
aan
onszelf
en
wat
we
betekenen
voor
de
Ander
-‐ Soms
worden
we
daar
sterker
mee
geconfronteerd
dan
anders
,
maar
het
blijft
er
altijd
ergens
1.2.2 Stap
2
:
Lichamelijke
ervaring
getekend
door
verdeeldheid
–
vraag
naar
betekenis
• Lichamelijke
ervaring
=
getekend
door
verdeeldheid
-‐ Driften
die
we
voelen
worden
dus
direct
getekend
door
angst/twijfel
in
verhouding
tot
de
ander
-‐ Dus
:
voor
we
iets
van
die
lichamelijke
driften
kunnen
bevredigen
stuiten
we
altijd
op
een
vraag
-‐ nl.
“ja
maar
wat
wil
de
Ander?”,
“Wat
verlangt
de
ander
van
mij
op
dat
gebied?”
-‐ Dit
zorgt
voor
een
remming
in
de
beleving
van
de
drift
en
driftbevrediging
-‐ In
ons
driftmatig
leven
duikt
dus
een
remming
op
doordat
we
gegrepen
zitten
id
talige
vraag
naar
het
verlangen
van
de
Ander
-‐ Cfr.
hond
van
Pavlov
:
! De
hond
wordt
geconfronteerd
met
een
hongerbehoefte
! Maar
wanneer
de
signalen
van
de
ander
tegenstrijdig
zijn
"
spanning
! Hond
wil
honger
bevredigen
maar
weet
niet
hoe
hij
het
discours
vd
ander
rond
de
situatie
van
'het
gevoed
worden’
moet
interpreteren
"
agressie,
spanning
• Beleving
van
drift
wordt
dus
gekoppeld
aan
een
vraag
naar
duidelijke
boodschap
-‐ Subject
zit
met
een
constante
vraag
naar
de
ander
:
hoe
mag
ik
die
beleven?
-‐ Nl.
“geef
mij
duidelijkheid
omtrent
hoe
ik
mijn
lichamelijkheid/driftmatigheid
mag
uiten”
-‐ Dit
in
brede
zin
:
honger,
seksualiteit,
..
maar
ook
:
hoe
uit
ik
mijn
vreugde,
…
3
, -‐ Mens
zit
in
beleving
van
lichamelijkheid
steeds
met
een
vraag
naar
de
Ander
-‐ Men
wil
dat
de
Ander
met
een
duidelijk
antwoord
die
spanning
wegneemt
-‐ Op
de
graphe:
lichamelijke
drift/drang
is
het
eerste
pijltje
-‐ Vraag
naar
duidelijk
antwoord
(
dat
bevrijding
moet
bieden
)
is
het
vraagteken
1.2.3 Lichamelijke
ervaring
wordt
object
van
drang
tot
begrijpen/begrepen
worden
• Lichamelijke
ervaring
leidt
tot
"
vraag
naar
de
betekenis
ervan
(
zwarte
cirkel
)
-‐ Die
drift
(
+
spanning
hierbij
)
dient
zich
niet
enkel
aan
als
lichamelijk
fenomeen
(groene
as
)
-‐ Het
dient
zich
ook
aan
als
betekenaar
(
rode
as
–
het
symbolische
)
-‐ Mens
wil
niet
enkel
een
soort
‘wegnemen
van
de
fysieke
spanning,
bevredigen
van
de
drift’
-‐ Mens
zit
ook
met
een
vraag
at
betekent
dit
voor
mij
?,
waarom
wordt
ik
kwaad
door
?,
…
-‐ Bv.
waarom
voel
ik
seksuele
opwinding
daar
en
niet
daar
,
of
niet
bij
die
persoon,
…?
-‐ Lichamelijke
ervaring
wordt
dus
object
van
de
drang
tot
begrijpen
+
begrepen
worden
• Subjectiviteit
van
de
mens
wordt
gekenmerkt
door
een
dubbele
vraag
(
groen
+
rood
)
-‐ Vitale
ervaring
verschijnt
dus
niet
enkel
in
het
lichaam
(
zoals
bij
het
dier
)
-‐ Het
verschijnt
ook
op
de
ketting
van
betekenaars
-‐ Het
is
dan
iets
waarvan
het
subject
vermoed
dat
het
iets
betekent,
maar
niet
weet
wat
-‐ Dus:
subjectiviteit
van
de
mens
=
gekenmerkt
door
een
dubbele
vraag
(
groen
+
rood
)
4
,Hoe
verschijnt
die
dubbele
vraag
in
therapie
• Sommigen
bieden
zich
uitsluitend
aan
met
groene
vraag
(
?
)
-‐ Mensen
die
zich
aanmelden
met
lichamelijke
problemen:
nerveus,
gespannen,
..
-‐ Vragen
tips
of
raad
om
hiervan
af
te
geraken
-‐ “Geef
mij
een
duidelijk
antwoord
omtrent
wat
ik
moet
doen
om
die
fysieke
drift
op
te
heffen”
-‐ Meest
extreme
variant
:
! Mensen
die
geen
raad
vragen
maar
gewoon
medicatie
willen
om
ervan
af
te
zijn
! Deze
mensen
zetten
jou
als
therapeut
duidelijk
op
de
plaats
van
grote
Ander
! Zij
situeren
zich
hier
duidelijk
op
het
groene
vraagteken
• Sommigen
bieden
zich
ook
aan
met
rode
vraag
(
?
)
-‐ Mensen
die
zich
aanmelden
met
een
bepaald
lijden
waarvan
ze
vanaf
willen
-‐ Lijden
:
bv.
ik
voel
mij
lusteloos,
het
is
begonnen
net
na
de
dood
van
mijn
vader,
…
-‐ Maar
ze
vragen
zich
af
hoe
dit
komt
"
willen
dit
begrijpen
-‐ Stellen
vraag
naar
betekenis
van
hun
eigen
fysieke
driftmatige
vitale
ervaring
-‐ Meest
extreme
variant
:
! Dwangmatige
subjecten
die
iets
meer
willen
weten
over
zichzelf
! Willen
zich
niet
kwetsbaar
opstellen,
zeggen
dat
ze
geen
lijden/klachten
hebben
! Komen
gewoon
omdat
ze
geïnteresseerd
zijn
in
zichzelf
(
meer
willen
weten)
! Komen
dus
enkel
met
de
vraag
naar
betekenis
Beide
vragen
nodig
voor
succesvolle
therapie
• Voor
succesvolle
analytische
therapie
:
beide
vragen
nodig
• Cfr.
tekst
Zenoni
:
therapeutische
+
epistemische
vraag
"
beide
vragen
te
situeren
op
de
graphe
Groen
Therapeutische
vraag
Iemand
heeft
lijden
en
wil
ervan
af
Rood
Epistemische
vraag
Drang
naar
weten
• Verknoping
tussen
beide
vragen
=
voorwaarde
voor
analytische
therapie
• Therapeutisch
:
iets
raakt
hem
in
zijn
driftmatigheid
,
remt
hem
in
genieten
en
wil
hiervan
af
• Epistemisch
:
men
moet
zich
ook
afvragen
vanwaar
dit
komt
en
wat
het
betekent
• Dus
:
patiënt
moet
ook
iets
te
weten
willen
komen
omtrent
het
lijden
• Dat
weten
is
niet
het
willen
weten
vanuit
“ik
wil
dat
iemand
anders
het
weet
en
het
mij
zegt”
• Wat
hebben
we
nodig
:
een
drang
om
zélf
iets
te
weten
te
komen
• Maar
hiervoor
moet
er
ook
lijden
zijn
:
een
lijden
dat
het
spreken
stuwt
• Beide
vragen
=
goede
prognose
voor
psychoanalytische
therapie
(
en
andere
therapieën
!
)
5
, 1.2.4 Betekenisextractie
uit
het
discours
van
de
Ander
• De
Ander
formuleert
een
antwoord
op
de
vraag
van
het
subject
-‐ De
vraag
vh
subject
komt
altijd
neer
op
:
geef
mij
een
duidelijke
boodschap
/
ander
-‐ Op
een
bep.
moment
formuleert
de
Ander
dan
ook
een
antwoord
-‐ Ofwel
leidt
het
subject
een
antwoord
af
uit
het
discours
van
de
Ander
-‐ Bv.
wanneer
de
ander
geen
expliciet
antwoord
geeft,
zal
het
subject
er
wel
een
afleiden
-‐ Want
:
je
kan
niet
niét
communiceren
:
de
Ander
zegt
altijd
iets
(
bv.
niets
wil
ook
iéts
zeggen)
• De
Ander
als
absolute
ander
-‐ De
Ander
op
het
onderste
niveau
=
een
absolute
ander
-‐ =
een
ander
waarvan
het
subject
veronderstelt
dat
hij
alles
weet
(
hij
is
een
meester
)
-‐ Bv.
elk
jong
kind
kijkt
naar
zijn
ouders
op
die
manier
:
zij
hebben
het
antwoord
op
alle
vragen
• Wanneer
die
Ander
een
antwoord
geeft
rijst
er
betekenis
op
:
s(A)
-‐ Die
betekenis
=
een
boodschap
of
een
interpretatie
van
het
discours
-‐ Hiervan
zegt
het
subject
dan
:
ok,
dit
is
dus
het
antwoord,
dit
is
wat
de
Ander
van
mij
verlangt
-‐ Maar
:
het
discours
van
de
Ander
ontvouwt
zich
verder
"
twijfel
aan
1e
interpretatie
-‐ Gevolg
:
dialectisch
proces
van
vragen-‐antwoorden
"
heen-‐en
weer
(
zie
driehoek
)
-‐ Doorheen
dat
proces
komen
er
een
reeks
betekenissen
naar
voor
! PS
:
Deze
kunnen
zeer
consistent
dan
wel
zeer
inconsistent
zijn
met
elkaar
! Hoe
meer
inconsistent
hoe
neurotischer
het
subject
! Hoe
meer
inconsistente
boodschappen
de
ander
geeft,
hoe
meer
inconsistente
boodschappen
het
subject
eruit
zal
extraheren,
en
hoe
neurotischer
het
subject
(
=
hoe
meer
interne
spanning)
-‐ Gevolg
:
op
die
manier
ontstaat
er
een
associatief
netwerk
van
betekenissen
=
s(A)
-‐ s(A)
=
signification
de
l’autre
=
de
betekenis
van
de
Ander
1.2.5 Eindeloze
verschuiving
in
het
proces
van
betekenisverlening
"
restproduct
voix
• Ontstaan
van
restproducten
-‐ Het
antwoord
van
de
Ander
kan
nooit
volledig
zijn
"
door
het
structureel
tekort
in
de
taal
-‐ Gevolg
:
proces
van
betekenisverlening
verschuift
eindeloos
:
het
stopt
nooit
-‐ Hierdoor
vormt
zich
bij
de
mens
telkens
een
restproduct
6