Internationaal Privaatrecht (IPR) - Prof. J. Van Doninck - 2021-2022
LES 1 – 17/02/2022
1. INLEIDING
1.1. Internationale, private rechtsverhoudingen, maar nationaal recht
IPR = rechtstak die de verhouding tss ≠ (nationale) rechtssystemen regelt; helpt te bepalen of antwoord moeten
zoeken in het BE rechtssysteem of in een ander buitenlands rechtssysteem à bruggenbouwer tss de ≠ betrokken
rechtssystemen
IPR is nodig bij de regeling van ‘internationale’ rechtsverhoudingen
- Er MOET een grensoverschrijdend (internationaal) element zijn om IPR te activeren
(grensoverschrijdende rechtssituaties; internationale gevallen)
- Meerdere rechtsstelsels komen met elkaar in conflict (ENG: “conflict of laws”)
- IPR beoogt oplossing (d.m.v. aanduiding vh toepasselijk recht of d.m.v. aanduiding rechter die
internationaal bevoegd is om vh geschil kennis te nemen)
IPR geldt enkel voor ‘private’ rechtsverhoudingen à horizontale rechtsverhouding tussen burgers onderling
- NIET publiekrechtelijke rechtsverhouding (LET OP: er zijn gevallen waarin overheden betrokken zijn, en
zich in privaatrecht bevinden; één vd partijen in de rechtsverhouding is een OH, belet niet dat toch het
IPR van toepassing kan zijn)
à privaatrechtelijke verhoudingen met een internationaal element kunnen een geschil inhouden waarvoor een
persoon/bedrijf naar de rechter wil ; er kunnen ook vragen van IPR rijzen zonder dat er een dispuut bestaat (bv.
wanneer het BE of buitenlandse recht voor een bepaalde vaststelling moet zorgen)
IPR regelt internationale rechtsrelaties, maar is ‘nationaal recht’ (zie bv. WIPR), tenzij er een eenvormige
benadering is met ≠ gradaties.
- Elk land beslist hou zijn IPR eruitziet
- Nuanceren: bv. BE is een lidstaat van de EU, en EU is steeds actiever geworden in domein van IPR (maar
uitgangspunt blijft dat het nationaal recht is)
o Het is mogelijk dat de nationale wger beslist om bv. toe te treden tot verdragen à BE als lidstaat
EU à vaststellen dat IPR meer en meer ge-europeanianiseerd w (vwp van unierechterlijke
regels); nationaal karakter vh IPR geraakt op de achtergornd.
o MAAR uitgangspunt blijft dat nationale staten elk hun eigen IPR hebben. Dat is belangrijk om
voor ogen te houden!!!
Tenzij eenvormige benadering (met ≠ gradaties)
- Vb.: lidstaten bij verdrag beslissen om gezamenlijk te bepalen welke rechter internationaal bevoegd is
- Vb.: regels die in de schoot van de EU aangeven dat er een eenvormige regel komt over de aanduiding
vh toep R = een eenvormige conflictenregel
- Vb.: uniforme procesR regels = een instrument uitwerken dat eenvormig procesR i/h leven roept à EU
heeft dat gedaan (vb. over europees bewarend bankbeslag of over de invordering van niet betwiste
geldschulden)
- Vb.: eenvormig materieel R (vb.: weens koopverdrag (VN, 1980) = eenvormige regels over internationale
koop van RG waarbij de rechten van partijen w bepaald dmv materieel R eenvormige regels)
Vb. IPR à zie hb. p. 6
1.2. De grote drie/vier onderdelen van het IPR
- internationale bvgh
- toepasselijk recht
- erkenning en uitvoerbaarheid
- administratieve en gerechtelijke samenwerking
- (1) Internationale bevoegdheid à WAAR?
1
, o Behandelt de ‘waar’-vraag: waar moet een bepaalde internationale situatie w geregeld? Waar
moet een bepaald geschil w beslecht?
o Formeel IPR
o Internationale bevoegdheid van gerechten (BE rechtscolleges) en ambtenaren
§ Regels die bepalen in welke feitelijke omstandigheden de BE rechters een
internationale zaak kunnen behandelen (zal een BE rechter bepaald dispuut mogen
beslechten?)
§ Regels die bepalen in welke gevallen de BE ambtenaren mogen optreden in
grensoverschrijdende gevallen
o ‘internationale rechtsmacht’ om OS te maken met interne bevoegdheidsverdeling
o Illustratie: Het Belgische Test Aankoop procedeert als groepsvertegenwoordiger ex Dieselgate t.
Volkswagen AG, met vennootschapszetel te Wolfsburg, Duitsland.
§ Voor welke rechter(s) kan Test Aankoop dagvaarden? De Belgische, de Duitse?
• Is er andere rechter internationaal bevoegd? Is een zaak waar in beginsel
Brussel-I bis Vo van toepassing is (HET criterium voor toepassing v die Vo: als
verweerder woonplaats heeft in lidstaat van EU à rechter van de woonplaats
van de verweerder = uitgangspunt)
• Maar er zijn alternatieve fora: verweerder zal bv. wegens contractuele
wanprestatie ook voor andere bevoegde gerechten kunnen w gedaagd
o + vb. hb. p. 7
- (2) Toepasselijk recht (conflictenrecht) à WELK RECHT?
o Regels die bepalen welk recht een bepaalde internationale situatie zal regelen
§ !!! niet om een BE rechter internationaal bevoegd is om een geschil te behandelen, dat
deze rechter ook het BE recht zal toepassen à mogelijk dat regels van internationale
bvgh bepalen dat BE rechter een geschil mag horen, maar dat de regels van toepasselijk
R aan die rechter voorschrijven om het Deense R toe te passen
§ Idem Belgische ambtenaar: situatie waar BE ambtenaar geboorteakte moet opmaken,
maar buitenlands recht moet toepassen op de zaken die in de akte moeten w
opgenomen (bv. afstamming, naam)
o Materieel IPR
o Wat doen we als er meerdere rechtsstelsels van toepassing zijn, hoe wijzen we het geschil toe
aan een bepaald rechtsstelsel à aanduiden vh toepasselijk R d.m.v. verwijzingsregels
o Illustratie: een Syrisch meisje en haar Syrische vriend willen trouwen in België. Het meisje is 16
jaar oud.
§ Welk (huwelijks)recht zal de Belgische ambtenaar van de burgerlijke stand toepassen?
Het Belgische en/of het Syrische? à verwijzingsregels zullen antwoord moeten geven
§ O.g.v. welk recht zal hij oordelen of de minderjarigheid van het meisje een probleem
vormt? (naar welk R kijken om staat van de persoon te beoordelen?)
Twee bovenstaande luiken hangen samen:
- Illustratie: een Belgische vrouw is gehuwd met een Italiaanse man. Tijdens hun huwelijk werd een kind
geboren. De vrouw wil het vaderschap van haar echtgenoot weerleggen en leidt hiertoe een vordering in
bij de rechtbank.
o Is de Belgische rechter internationaal bevoegd? (intern bevoegd om van die vordering kennis te
nemen?)
o Zo ja, welk recht moet de rechter toepassen? (welk recht toepassen voor betwisting van
vaderschap? = afstammingsrecht)
- (3) Erkenning en uitvoerbaarheid van buitenlandse rechterlijke beslissingen en authentieke akten
o Effect dat een buitenlandse rechterlijke beslissing/ auth akte in BE zal hebben
§ Welke rechtsgevolgen hebben buitenlandse beslissingen in BE? A.d.h.v. welke regels
bepaal je of een vreemde akte in BE uitwerking kan krijgen?
o Erkenning = feiten/rechtsverhoudingen die vastgesteld zijn in een buitenlands vonnis/akte
kunnen ook in BE gelden
2
, o Uitvoerbaarheid = een buitenlandse rechterlijke beslissing krijgt dezelfde werking in BE als in het
land van oorsprong (de beslissing kan dan ook in BE uitgevoerd w)
o Illustratie ERKENNING: een Belgische man doet beroep op een draagmoeder in India. In de
Indische geboorteakte van het kind staat de Belgische man als vader vermeld. Er is geen melding
van een moeder. De man wenst met het kind naar België te komen en vraagt een Belgisch
paspoort aan op de Belgische ambassade in India.
§ Geldt het vaderschap ook in BE? Kan de Indische geboorteakte worden erkend door de
Belgische autoriteiten?
o Illustratie UITVOERBAARHEID: Een Luxemburgs bedrijf beschikt over een Frans vonnis op grond
waarvan een Frans bedrijf een grote som geld moet betalen aan het Luxemburgse bedrijf. Het
Franse bedrijf blijft in gebreke. Het Luxemburgse bedrijf wil uitvoerend beslag leggen op een
bankrekening die het Franse bedrijf heeft in België.
§ Kan/moet het Franse vonnis in BE uitvoerbaar worden verklaard?
§ Zo ja, wat zijn daar de vw’n voor?
- (4) Administratieve en gerechtelijke samenwerking
o Tussen ambtenaren en rechtscolleges het beslissingsproces vergemakkelijken;
overheidsorganen van ≠ landen treden met elkaar in verbinding om de burger bij te staan in
internationale zaken
§ Pragmatische oplossing voor grensoverschrijdende problemen
o Bv. internationale kind ontvoering: hulp van administraties kunnen inroepen om kindontvoering
ongedaan te maken
o Illustratie: een Poolse moeder vertrekt met haar kinderen – die lang in BE hebben gewoond –
naar Polen en ontneemt de Belgische vader elk contact met zijn kinderen. Wat kan de vader
doen?
§ Welke samenwerking tussen administratieve en gerechtelijke overheden is mogelijk?
Kan de man beroep doen op het Federaal Aanspreekpunt Internationale
Kinderontvoeringen bij de FOD Justitie (= Centrale Autoriteit voor België)?
o Illustratie: een Belgische rechter moet Italiaans echtscheidingsrecht toepassen. Waar kan de
rechter informatie over het Italiaanse recht vinden?
§ Welke samenwerking tussen rechters is mogelijk?
§ Op welke informatiekanalen kunnen rechters beroep doen?
• Verdrag van de Raad van Europa (Verdrag van Londen): hulp inroepen van het
buitenland om inhoud van toepasselijk vreemd recht nader te bepalen (vorm
van samenwerking zodat de BE rechter op geïnformeerde wijze dat R kan
toepassen)
o + vb. hb. p. 9
1.3. Werk- en denkmethode
- EERST bepalen of het gaat om (in welk deelgebied bevindt de casus zich?)
o Internationale bevoegdheid
o Toepasselijk recht
o Erkenning en uitvoerbaarheid
o Administratieve/gerechtelijke samenwerking
(OPM: vaak komen er in één casus ≠ luiken aan bod)
- DAN opletten voor rechtsbronnen op verschillende niveaus
o Internationale verdragen
o Europese regels
o Nationale wetgeving
(HdN is hier belangrijk! Voorrang geven aan verdragen waar BE partij van is, voorrang aan het
Unierecht, pas als er geen EU-wetgeving of internationaal verdrag van toepassing is, dan pas
teruggrijpen naar nationaal IPR)
2. BRONNEN VAN HET IPR (hb. p. 19 e.v.)
- recht van de Europese Unie
- internationaal recht
- nationaal recht
3
, 2.1. Hiërarchie
BE heeft een Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR)
- Een eerste volledige codificatie van het Belgische IPR; inwerkingtreding 1 oktober 2004 (LET OP: is
codificatie van het BE IPR! Dus nationaal!)
MAAR: internationale verdragen en EU-wetgeving hebben voorrang op het WIPR
- Zie art. 2 WIPR
- DUS: niet zomaar teruggrijpen naar WIPR; altijd eerst kijken of er geen internationale verdragen of
Europese regels bestaan!
o Owv HdN
o OPM: normen van de EU nemen meer en meer de overhand in deze materie
WIPR verwijst naar bepaalde verdragen en Europese verordeningen, MAAR niet altijd
- Voor contracten: art. 98, § 1 WIPR verwijst naar de Rome I-Verordening
- Echtscheiding: art. 55 WIPR verwijst niet naar de Rome III-Verordening
à DUS: altijd nagaan of er verdragen/EU-verordeningen bestaan, ongeacht of het WIPR er melding van maakt (je
mag niet alleen afgaan van wat in het WIPR w opgesomd; ga zelf op zoek naar de juiste rechtsbronnen)
Primeert verdrag of EU-wetgeving? (Interactie tss verdragsR en EU-R)
- De vraag of EU- dan wel de internationale wetgeving voorrang krijgt wanneer beide wetgevingen dezelfde
onderwerpen bestrijken à geen eenduidig antwoord (meestal bestaan er specifieke bepalingen in de
specifieke wetgeving zelf die de voorrang regelen)
- Telkens nagaan in Europese verordeningen
o EU-wetgeving vaak voorrang in de verhoudingen tussen de lidstaten
§ Bv. Brussel I bis-Verordening primeert op een # verdragen, zie art. 69 Brussel I bis
§ Bv. hb. p. 22
o Soms complementair (EU-wetgeving en internationaal verdrag naast elkaar toepasselijk)
§ Bv. art. 11 Brussel II bis-Verordening verwijst naar Haags Kinderontvoeringsverdrag
(1980) en vult dit verdrag aan (dus regels worden complementair) (en opvolger Brussel
II ter doet dat ook)
• DUS wanneer zaak zich in EU afspeelt, zijn de regels van het verdrag en van
de verordening samen van toepassing
• Verdrag van Den Haag blijft van toepassing maar Vo vult de regels van het
verdrag aan
§ OPM: Brussel II ter treedt in werking op 1 aug 2022
- Uitgangspunt: eerst zoeken naar EU-bronnen, dan internationale bronnen, ten slotte nationale bronnen
o We zijn lidstaat van EU dus in de eerste plaats vertoeven we in Europese rechtsruimte. Het is de
bedoeling van de europese wger om in de mate dat er unieregels zijn deze regels voorrang te
geven, tenzij er in die regels een verwijzing is naar de verdragen. (unierechtelijke norm krijgt
voorrang; zal vaak in de unierechtelijke norm aangeduid staan, maar er zijn situaties waar EU
wetg zich ervan bewust is … bv. in de materie van ouderlijke verantwoordelijkheid, waar de Bxl
II bis verordering teruggrijpt en verwijst naar een intern norm, bv Haags kinderrechten verdrag)
- EU is een rechtsruimte met buitengrenzen en binnen die rechtsruimte beoogt men de toepassing van
het Unierecht. Je kan dat betreuren, want we doen dan eigl wat aan eilandvorming en de banden met de
buitenwereld bemoeilijkt. Maar gezonde reflex om in de EU zelf de regels van unierecht als uitgangspunt
te maken he.
2.2. Europese bronnen
à EU sinds Verdrag van Amsterdam bevoegd om wetgeving over IPR-aangelegenheden aan te nemen
(justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen)
a. Verdrag van Lissabon
4
,EU-bevoegdheden inzake IPR: Verdrag van Lissabon (2009)
- Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
(VWEU)
o Heeft in belangrijke mate de bestaande verdragen waarin het gemeenschapsR beschreven
werd, gehercodificeerd. Had gevolgen voor IPR. Het was duidelijk de ambitie van de Europese
wger om dat IPR nog meer in het bereik te brengen van de legislatieve/ wetgevende BVGH van
de EU dmv de gewone wg procedure
- Nog meer EU-bevoegdheden inzake IPR (zie art. 81 VWEU)
o In art. 81 VWEU w een heel brede inhoud gegeven aan de grensoverschrijdende burgerlijke
zaken die tot de regelgevende bvgh van de EU kunnen w gerekend, en die (overeenkomstig art
81) d.m.v. het normale wetgevingsprocédé in wetgeving kunnen uitmonden.
- Medebeslissingsprocedure w normale wetgevingsprocedure, ook voor IPR-aangelegenheden (m.u.v.
familierecht: eenparigheid in de Raad, zie art. 81.3 VWEU)
o = vaststelling ve Vo, een richtlijn of een besluit, door het Europees Parlement en de Raad
tezamen, op voorstel van de Commissie (art 289 VWEU)
§ à Raad en Parlement spelen een evenwaardige rol in de wetgevende procedure
o UITZ: fam. R: eenparigheid in de Raad nodig (eenparigheidsregel om in dit domein normen aan
te nemen; als je die eenparigheid niet bereikt à principe van versterkte samenwerking: bv.
huwelijksvermogensrecht, geregistreerde partnerschap)
§ Vb. hb. p. 29: wetgevingsprocedure voor IPR in familiezaken
- Alle rechtbanken kunnen prejudiciële vragen stellen aan Hof van Justitie
o Niet meer voorbehouden aan de hoogste RC
o Gevolg 1: interpretatievraagstukken gaan sneller het HvJ bereiken
o Gevolg 2: procedures al voor de eerste rb. vertraging oplopen wegens de prejudiciële
vraagstelling
- Handvest van de grondrechten juridisch bindend – verwijzingen in de preambule van IPR-verordeningen:
o Rome III (overw. 30): “Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn
erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en m.n. bij art. 21 daarvan,
dat elke discriminatie met name o.g.v. geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst,
genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het
behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele
gerichtheid verbiedt. Deze verordening moet door de rechterlijke instanties van de deelnemende
lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen.”
Art. 81 VWEU:
1. De Unie ontwikkelt een justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van
wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken. Deze samenwerking kan maatregelen ter
aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten omvatten.
2. Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure, met name wanneer dat
nodig is voor de goede werking van de interne markt, maatregelen vast die het volgende beogen:
a) de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken en de
tenuitvoerlegging daarvan;
b) de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken;
c) de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen;
d) samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;
e) daadwerkelijke toegang tot de rechter;
f) het wegnemen van de hindernissen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de
verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen inzake burgerlijke rechtsvordering;
g) de ontwikkeling van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
h) de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
3. In afwijking van lid 2, worden maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vastgesteld door de Raad, die
volgens een bijzondere wetgevingsprocedure besluit. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees
Parlement.
De Raad kan op voorstel van de Commissie bij besluit vaststellen ten aanzien van welke aspecten van het familierecht met grensoverschrijdende
gevolgen handelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure kunnen worden vastgesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen,
na raadpleging van het Europees Parlement.
Het in de tweede alinea bedoelde voorstel wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na
5
, die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt
aangetekend, kan de Raad het besluit vaststellen.
à Daar zie je heel goed staan hoe die ambitie van de EU om op domein van IPR aan de slag te gaan;
à EZ wat volgens art. 81 het grensoverschrijdend geval in burgerlijke zaken is dat tot vwp van regels inzake IPR
kan w gerekend. Daarin zie je ook heel duidelijk dat het de gewone wetgevingsprocedure is, waarin het Europese
Parlement en de Raad gezamenlijk bevoegd zijn en die het lot van de regels zal bepalen.
à AZ de uitz. voor famR. Waarin men dus ook kan regelgeven maar waar men gebonden is door de vereiste van
eenparigheid in de Raad om beslissingen te kunnen nemen (fam recht à eenparigheid nodig)
b. Europeanisering van het IPR
Uitgangspunt: IPR is eigen aan elke staat
MAAR: tss lidstaten van de EU w meer en meer toegewerkt naar een Europees IPR
- (1) Meer en meer EU-wetgeving in het IPR
o Van verdragen naar verordeningen
§ Bv. EEX werd Brussel I-Verordening
§ Bv. EVO werd Rome I-Verordening
o Zowel regels over internationale bvgh en erkenning en tenuitvoerlegging (Brussel Ibis, IIbis) als
regels over toepasselijk recht (Rome I, II, III)
o LET OP: bijzondere positie van Ierland, het VK en Denemarken (Protocol nr. 21 en Protocol nr.
22 bij VWEU)
§ Landen die owv hun nationale soevereiniteit voor een andere aanpak hebben gekozen
§ Denemarken: er is een protocol (Protocol nr. 22 bij VWEU) tss de EU en Denemarken,
waarbij Denemarken het recht heeft verkregen om te beslissen of het al dan niet
toetreedt tot regels die de EU uitvaardigt in het domein van het IPR.
§ Ierland: Protocol nr. 21 met EU, zij zijn onderworpen aan een speciaal regime: de zgn.
‘opt-in/opt-out’, en mogen telkens beslissen of zij wensen deel te nemen aan een
bepaald instrument of niet.
§ VK is niet langer een lidstaat van de EU à derde staat (zal niet meer gebonden zijn
door EU-wetgeving)
• Waar VK beslist om EU-wetgeving te blijven toepassen, geldt deze o.b.v. hun
eigen bevoegdheden
• VK is niet meer gebonden door interpretaties door HvJ
• Verdragen die de EU wegens alle lidstaten heeft bekrachtigd, gelden niet
meer voor VK, tenzij VK ze zelf opnieuw bekrachtigt
- (2) Beginselen van het EU-recht (wanneer EU wetgeving aanneemt op het gebied van IRP)
o Beginsel van loyale samenwerking tussen EU en lidstaten (art. 4, lid 3 VEU) en wederzijds
vertrouwen tussen lidstaten
§ Wederzijds vertrouwen:
• In de EU zijn de lidstaten aan elkaar wederzijds vertrouwen verschuldigd =
gerechten vd EU-lidstaten moeten ervan uitgaan dat hun collega-gerechten in
de andere lidstaten even goed geplaatst zijn om recht te doen (een BE rechter
kan de bvgh van een buitenlandse rechter niet opnieuw beoordelen)
§ Bv. Turner t. Grovit (HvJ 27 april 2004, C-159/02: anti-suit injunction):
• Hb. p. 32
• Anti-suit injunction = instrument waarbij de gerechten van de common law
aan een partij kunnen bevelen om niet in een andere (internationale)
jurisdictie te gaan procederen, of indien dit al het geval is, om daaraan een
einde te stellen. Het HvJ oordeelt dat dit instrument niet geoorloofd is, en dat
het beginsel van wederzijds vertrouwen niet toelaat dat een rechtbank een
dergelijk bevel kan geven.
• Turner werkzaam in Madrid, besliste om ontslag te nemen en maakte zaak
aanhangig bij Engelse rechter; Engelse arb.rb. kende hem ontslagvergoeding
toe; werkgever maakte zelf zaak aanhangig bij de Madrileense rechtbanken;
Turner vroeg aan de Engels rb om een ‘anti-suit injunction’ uit te spreken (=
rechterlijk verbod om procedure in het buitenland te voeren of bevel om die
6