Bloed
• Bloed is een vloeibaar, verbindend weefsel:
– Communicatie van het lichaam via chemische stoffen
– Bloedvatenstelsel verbindt alle delen van het lichaam
• 4 à 5 liter
• 5 à 6 liter
De 5-belangrijkstre functies van bloed
1. Transport van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling
– Transporteert zuurstof van longen naar weefsels en kooldioxide van weefsels naar
longen, transporteert voedingsstoffen die in spijsverteringskanaal zijn opgenomen of
vanuit opslagplaatsen vetweefsel of in lever zijn afgegeven, transporteert hormonen
vanuit endocriene klieren naar doelcellen. Neemt afvalstoffen op die door actieve cellen
worden gevormd en vervoert deze afvalstoffen naar de nieren waar ze worden
uitgescheiden.
2. Stabilisering van de pH en ionensamenstelling van de interstitiële vloeistof
– Via diffusie via interstitiële vloestoffen en bloed wordt plaatselijk tekort of overmaat aan
ionen, zoals calcium, kaliumionen opgeheven. Absorbeert, neutraliseert ook de zuren die
door de actieve weefsels worden gevormd. Vb. zuur is melkzuur dat bij contracties van
skeletspieren vrijkomt.
3. Beperking van bloedverlies bij verwonding
– Bloed → enzymen en factoren die proces van bloedstolling in gang zetten wanneer
bloedvatswanden beschadigd raken. Bloedprop tgv werkt als tijdelijke afsluiting →
voorkomen nog meer bloed verloren gaat.
4. Verdediging tegen gifstoffen en ziekteverwekkers
– Bloed vervoert leukocyten, gespecialiseerde cellen die weefsels binnendringen om
infecties te bestrijden of afvalstoffen te verwijderen. Bloed voert antistoffen aan,
speciale eiwitten die binnendringende organismen of lichaamsvreemde verbindingen
aanvallen.
5. Stabilisering van de lichaamstemperatuur
– Bloed neemt warmte op die door actieve skeletspieren wordt gevormd en voert deze
warmte af naar andere weefsels. Lichaamstemp. Te hoog → bloed wordt naar
huidoppervlak vervoerd, waar warmte aan omgeving wordt afgestaan. Lichaamstemp.te
laag → warme bloed stroomt grotendeels naar belangrijkste structuren: hersenen &
andere temperatuurgevoelige organen.
In 1 zin kunnen uitleggen (functie)
Bloed= plasma + cellen
Plasma= serum+ fibrinogeen
Plasma zonder fibrinogeen = serum
De samenstelling van bloed
• Vol bloed kan worden gefractioneerd in:
• Plasma (vloeibaar bestanddeel)
– Transparant (strogeel vocht)
– 55% van bloedvolume
• Vaste bloedbestanddelen: celbestanddelen: (3 soorten cellen /
celfragmenten)
– Samen: 45% van bloedvolume
» Rode bloedcellen: erytrocyten
» Witte bloedcellen: leucocyten
» Bloedplaatjes: trombocyten → cyten = cellen
96
,Plasma (hoe is plasma samengesteld?)
• 92% van het plasma = water
• 8%: opgeloste stoffen
− 7% plasma-eiwitten
• méér dan in interstitiëel vocht
• grote diameter
− Albuminen (60%)
• colloïd osmotische druk (=COD) (aanzuigdeffect)! en
transporteiwit
− Globulinen (35%)
• globuline = immunoglobulinen = antistoffen
gammaglobulinen
• en β globulinen: transporteiwitten
• stoffen die niet wateroplosbaar zijn
• hormonen en mineralen die anders in bloed
afgebroken of via nier verwijderd zouden worden
− Fibrinogeen (4%)
• Groot plasma-eiwit, bloedstolling
− 1% andere opgeloste stoffen:
• Electrolyten
• Natrium en kalium zouten, ...
• rol in: Spiercontractie, Overdracht zenuwimpulsen,
Afscheidingsproducten, Zuur-base regulatie
• Organische voedingsstoffen ➔ elementaire bouwstoffen
• Productie van energie en warmte
• Synthese van lichaamseigen stoffen
• Organische afvalstoffen
• Ureum en creatinine: uit het eiwitmetabolisme
• Urinezuur: uit de nucleotiden afbraak
• Hormonen, gassen, …
• Endocrien organen ➔ bloed ➔ doelorganen/weefsels
• Gassen: zuurstof, koolstofdioxide, stikstof
Celinhoud van bloed/ celfragmenten
• Er zijn 3 soorten bloedcellen:
• Erytrocyten = rode bloedcellen
• Leukocyten = witte bloedcellen
• Trombocyten = bloedplaatjes
(celfragmenten)
• Alle bloedcellen stammen uit pluripotente
stamcellen/hemocytoblasten (rode
beenmerg) (doorlopen fasen in een keten
van celdeling en differentiatie, vooraleer in
bloed terecht) alles met blast voorloper
cellen → pluripotent (veel mogelijkheden)
• Bloedvorming = hem(ato)opoëse (bloed
maken)
– Vindt plaats in rood beenmerg
• bij volwassenen vooral in sternum, ribben, bekken en schedel
• productie van deel van lymfocyten ook in lymfoïd weefsel
• prikken in sternum om beenmerg af te nemen
97
,myeloid → merg
de oorsprong en differentiatie van bloedplaatjes en rode en witte bloedcellen
Vaste bloedbestanddelen
• Rode bloedcellen:
– Worden ook wel erytrocyten genoemd
– Vormen ongeveer 45% van het volume van volbloed
– Vormen 99,9% van de vaste bloedbestanddelen
• Vandaar: volume bloedcellen mag gelijk gesteld worden aan volume RBC
• Deze laatste waarde wordt gebruikt in de hematocriet waarde
Hematocriet
Vetgedrukte is belangrijk
• Aantal erytrocyten:
– Man: 5,4 x 10 12/l of 5,4 miljoen / mm 3
– Vrouw: 4,8 x 10 12/l of 4,8 miljoen / mm 3
• Hematocriet: volume (R)BC (a) op totaal bloedvolume (b)
• (meestal uitgedrukt in %)
– Man: (gemiddeld) 46 %
– Vrouw: (gemiddeld) 42%
98
, Erytrocyten (RBC)
• Biconcave schijven, diameter 7 μm (kan makkelijk plooien zonder ergens beschadgingen te
maken)
• Geen celkern, geen mitochondriën
– Veel plaats voor hemoglobine
– Flexibel voor passage in nauwe capillairen
• Vervoer van vooral zuurstof, in mindere mate CO2 → door heel het lichaam
• Erytropoëse:
– ontwikkelingsproces van RBC uit pluripotente stamcel
– Duurt 7 dagen
– Onrijpe cellen: reticulocyten komen in bloed (na 2 dagen: kernuitstoting: rijpe RBC:
kan niet meer delen)
– Vit.B12 en foliumzuur: nodig voor synthese RBC
• Voor resorptie van Vit.B12 is de ‘intrinsieke factor’ nodig (maag)
▪ Opname vit. B12 door de intrinsieke factor
Anatomie RBC
Zuurstoftransport
• Hemoglobine: grote molecule, rode kleur, vervoer van zuurstof
– 4 globines (groot eiwit)
– 4 haemgroepen (ijzer-bevattende molecule)
– Ijzer heeft bindingsplaats voor zuurstof (of andere kleine molecule zoals CO2
– Hb is verzadigd als alle bindingsplaatsen volzet zijn
• Hoe meer O2 aanwezig is, hoe roder de kleur
• Zuurstofrijk bloed is helderrood, zuurstofarm bloed is donkerblauw
– Binding van O2 is reversibel:
• Hemoglobine + zuurstof oxyhemoglobine
• (Hb) (O2) (HbO2)
– Binding: reactie van links naar rechts: bij hoge O2 concentraties
– Dissociatie: reactie van rechts naar links: o.i.v.:
• Lage pH, hypoxie, hoge temperatuur
• Al deze zaken zijn méér van toepassing in metabool actieve weefsels die veel
zuurstof nodig hebben!
99