Het spijsverteringskanaal
Overzicht van het spijsverteringskanaal
• Bestaat uit het gespierde deel van het spijsverteringsstelsel geholpen door
verschillende accessoire organen
• De spijsverteringsfuncties omvatten:
− Ingestie: opname van voedsel: eten en drinken
− Mechanische verwerking (motiliteit) : mengen en voortbewegen
(peristaltiek)
− Vertering
• Mechanische afbraak: bv. kauwen
• Chemische afbraak: door enzymen
− Secretie van spijverteringssappen
− Opname – absorptie: voedingsstoffen uit verteerd voedsel worden door de
wand van de GI-tractus opngenomen en gaan naar bloed- en lymfevaten
(hoofddoelstelling)
− Uitscheiding - excretie: onverteerde resten → faeces
Organen van het spijsverteringsstelsel
Spijsverteringskanaal: gastro-intestinale tractus (maag-darmbuis):
• Mond – cavum oris
• Keelholte – farynx
• Slokdarm – oesofagus
• Maag - gaster
• Dunne darm
− Twaalfvingerige darm – duodenum
− Nuchtere darm – jejunum
− Kronkeldarm – ileum
• Dikke darm
− Blinde darm – caecum
− Karteldarm – colon
(ascendens, transversum, descendens en sigmoïdeum)
− Endeldarm - rectum & anaal kanaal
− Aars - anus
• Hulporganen. (klieren buiten het GI-kanaal)
» (er liggen ook klieren binnen het GI-kanaal, in de wand ervan
(maag-darmklieren))
– 3 paar speekselklieren
– Alvleesklier – pancreas (gemengde klier 90% exo, 10%)
– Lever en galwegen – hepar, vesica fellea
– Organen liggen in logische volgorde van samenwerking
• Vertering en absorptie gebeurt in fasen, afhankelijk van vorige fasen!
146
,Histologische organisatie
• De wand van de GI-tractus bestaat uit 4 (à 5
lagen) bekeken van lumen naar buiten toe)
– Mucosa – slijmvlies
• Epitheel
• Lamina propria
(bindweefsel),
muscularis mucosae
– Submucosa
• Bindweefsel
(bloedvaten, lymfevaten
ter plaatse te houden)
rood zuurstofrijk bloed,
blauw zuurstofarm,
groen lymfebanen, gele
draadjes: zenuwdraadjes
of zenuwvezels,
zenuwen, bloedvaten
– Muscularis externa – musculosa
• Binnenste laag kringspieren (circulair)
• Buitenste laag lengtespieren (overlangs)
– Serosa (soort verpakking)
• Los bindweefsel (adventitia)
• In de buikholte bekleed door
peritoneum (buikvlies)
– Dit is dus niet zo voor de
slokdarm (enkel
adventitia)
– (Buikvlies wordt in veel
handboeken als 5de laag
genoemd!)
(dunne darm → circulaire plooien → op de plooi liggen
nog kleine plooien = absorptie vermogen is groot.
uitstullpingne darmvlokken, lumen holte vd darm)
Mucosa – slijmvlies
• Epitheel:
– Vooral enkelvoudig cilinderepitheel (met slijmbekercellen)
• Uitz.: mond – farynx – slokdarm: méérlagig onverhoornd plaveiselepitheel →
versteviging (méér slijtage, mechanische beschadiging)
• 3 hoofdfuncties: bescherming, secretie, absorptie
• Lamina propria
– Bindweefsel dat epitheel voedt en ondersteunt
– Lymfatisch weefsel: bescherming
• Muscularis mucosae:
– Dun laagje gladde spiertjes, dat mucosa afgrenst van submucosa
147
,Submucosa
• Losmazig bindweefdsel
• Bloedvaten en zenuwplexus (van Meissner)
− Intrinsieke bezenuwing:
o Beweeglijkheid van mucosa
o Secretie van mucosa
Muscularis externa – Musculosa
• 2 lagen glad (onwillekeurig) spierweefsel:
– Buitenste lengte-spieren (overlangs)
– Binnenste circulaire spieren
• Tussen beiden: bloed- en lymfevaten, zenuwplexus:
plexus van Auerbach: intrinsieke (enterische) bezenuwing van de darm, die
kan beïnvloed worden door het AZS:
– Beïnvloeding van motiliteit en bevloeiing van darm
• Motiliteit:
– Peristaltiek:
• Voortstuwende beweging: contractie voor de brok, relaxatie nà de brok
– Mengbeweging:
• Segmentatiecontractie: alternerende samentrekkingen van kringspieren:
voedselbrij wordt open gesmeerd, weg en weer, transit (voortgangssnelheid)
wordt vertraagd tijd voor vertering en absorptie
Verteringssappen
• Klieren geven hun secreet af aan lumen van GI-kanaal:
– Speeksel uit speekselklieren
– Maagsap uit maagklieren
– Verteringssap uit de darmen
– Pancreassap uit het pancreas
– Gal uit de lever
• Epitheel van GI-tractus wordt beschermd door slijmlaagje:
– gesecreteerd door slijmbekercellen (goblet cell),
• op regelmatige afstanden tussen cilindercellen
Bezenuwing: intrinsiek vs. Extrinsiek
• Extrinsiek: bezenuwing die van buiten het orgaan komt:
– Hier concreet: autonoom zenuwstelsel:
• (Ortho)-sympathicus (spijsvertering op laag pitje…)
• Para-sympathicus (ten dienste van spijsvertering!)
• Intrinsiek: bezenuwing eigen aan het orgaan zelf (ingebouwd in de wand ervan) → houdt
darm in beweging
– Hier concreet: plexussen: (in wand van buis zitten plexussen)
148
, • Plexus van Meissner
• Plexus van Auerbach (plexus myentericus)
– Verantwoordelijk voor
basismotiliteit en secretie, ook
onafhankelijk van het AZS
Bezenuwing: extrinsiek (bespreking)
• Extrinsiek: AZS: (ortho)sympathisch en parasympathisch
– Antagonistisch (werken elkaar tegen)
– Afhankelijk van de noden van het moment
• sensibele input vanuit spijsvertering:
rektoestand (vulling?), osmo- en chemo-receptoren, pijnreceptoren
• Coördinatie in CZS en autonome bevelen (output) naar organen via
sympathische of parasympathische zenuwen.
– Sympathicus: (spijsvertering op laag pitje…)
• Vermindering peristaltiek, tonus sfincters
• Vermindering secretie klieren
– Parasympathicus: (ten dienste van spijsvertering!)
• Toename peristaltiek, tonus sfincters
• Verhoogde kliersecretie
• Zodat ene deel van de darm kan doorschuiven naar andere
Bezenuwing: intrinsiek (bespreking)
• Intrinsiek: plexussen van Meissner en Auerbach
– Verantwoordelijk voor basismotiliteit en secretie, ook onafhankelijk van het AZS
• Soort automatische piloot die basisactiviteit van organen garandeert, zonder
fijne regulatie van AZS (autonome zenuwstelsel)
Peritoneum (buikvlies)
• Grootste sereus (waterachtig) vlies dat buikholte omgeeft
• Gesloten zak (virtuele/potentiële holte) in buikholte:
– Bevat kleine hoeveelheid sereus (waterig) vocht
– Sterke bevloeiing en veel lymfevaten (+ klieren)
– Fysische barrière tegen infecties
– 2 delen (bladen):
– Pariëtale deel (pariëtaal blad →wandblad )
– Viscerale deel (visceraal blad →orgaanblad )
» Bedekt organen in buik- en bekkenholte (viscera)
Posities v. Organen tov peritoneum
• T.o.v. het peritoneum liggen de abdominale organen geïnvagineerd (ingestulpt) in de ‘zak’:
– Bekkenorganen: van onder uit: enkel boveaan bekleding met buikvlies: sub-
peritoneaal
– Maag en darmen: van achter uit, maar diep, via steel (meso) verbonden met
achterwand, dus volledig omgeven: intra-peritoneaal
• (uitz.: deel duodenum: retro-peritoneaal)
– Pancreas, nieren en bijnieren: van achteruit, dus enkel vooraan bekleding met
buikvlies: retro-peritoneaal
– Lever: van bovenuit, vrijwel volledig bekleed, vast aan diafragma bovenaan
– Grote bloedvaten en zenuwen lopen achteraan in buikholte, aftakkingen lopen in
buikvliesplooien en stelen
149