Samenvatting Zwaartepunten van het vermogensrecht, ISBN: 9789013148596 Inleiding Privaatrecht I: Verbintenissenrecht
3 vues 0 fois vendu
Cours
Inleiding privaatrecht I
Établissement
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Zwaartepunten van het vermogensrecht
Samenvatting van het boek 'zwaartepunten van het vermogensrecht', bevat informatie over schade, schadevergoeding, opschorting, nakoming, wanprestatie, tekortkoming in de nakoming, verbintenissen, onrechtmatige daad, kwalitatieve aansprakelijkheid
Beknopte en volledige jurisprudentie JBD1 vermogensrecht, goederenrecht, verbintenissenrecht
Tentamen samenvatting JBD1 ! 8.3 gehaald ! met flowcharts vermogensrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht
Super duidelijk samenvatting van het goederenrecht. Samengesteld uit het boek, werkcolleges en hoorcolleges!
Tout pour ce livre (115)
École, étude et sujet
Universiteit Utrecht (UU)
Rechtsgeleerdheid
Inleiding privaatrecht I
Tous les documents sur ce sujet (62)
Vendeur
S'abonner
ervacftcc
Aperçu du contenu
Week 1
Hoofdstuk 1: Inleiding
Vermogen = het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die
iemand heeft, dus het geheel van zijn activa en passiva.
Objectief vermogensrecht = alle regels met betrekking tot de subjectieve
rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen
Goederenrecht = heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen een
persoon en een goed.
o Absoluut recht die in beginsel tegenover iedereen kan worden
ingeroepen (derdenwerking).
Verbintenissenrecht = heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen
een persoon en een andere persoon.
o Relatief recht dat slechts tegen bepaalde personen kan worden
ingeroepen
Subjectief vermogensrecht = een aan een bepaald persoon toekomend recht dat
deel uitmaakt van zijn vermogen.
Rechten met betrekking tot goederen
Rechten met betrekking tot personen
1
, Hoofdstuk 13: Verbintenis en verbintenissenrecht
Verbintenis = recht van de één op een prestatie waartoe de ander verplicht is.
Kenmerkend voor een verbintenis is dat een persoon een recht heeft op een
door een andere persoon te verrichten prestatie, terwijl die ander tegenover de
eerste verplicht is tot het verrichten van die prestatie. Een tweede kenmerk van
een verbintenis is dat zij vermogensrechtelijk van aard is.
Een verbintenis kent 3 elementen:
1. Combinatie van een vorderingsrecht aan de actieve zijde en een schuld
aan de passieve zijde.
2. Rechtsvordering (actie) bij niet nakoming van de verbintenis door de
schuldenaar alsnog de prestatie te laten verrichten (art. 3:296 BW) of, als
dat niet mogelijk is, een vergoeding voor de geleden schade te
verschaffen (art. 6:74 BW).
3. Bevoegdheid van schuldeiser het vonnis ten uitvoer te leggen (executie).
Vorderingsrecht in ruime zin = men kijkt niet uitsluitend naar de bevoegdheid
van de schuldeiser, maar calculeert direct in dat geen bevoegdheid denkbaar is
zonder dat er van de andere zijde een verplichting tegenover staat.
Indien de schuldenaar niet vrijwillig aan zijn verplichting voldoet, moet hij
toestaan dat de schuldeiser verhaal zoekt op zijn vermogen. Hij is ‘uitwinbaar’.
Iemand is draagplichtig, indien hij degene is die rechtens uiteindelijk de
gevolgen van de uitwinning in zijn vermogen behoort te voelen.
2
, Hoofdstuk 14: De bronnen van de verbintenis
Art. 6:1 BW: ‘Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien dit uit de wet
voortvloeit’.
Een obligatoire overeenkomst roept verbintenissen in het leven, de liberatoire
overeenkomst doet verbintenissen tenietgaan. Een familierechtelijke
overeenkomst brengt rechtsgevolgen teweeg op het gebied van het personen-
en familierecht. De bewijsovereenkomst kent gevolgen op het terrein van
bewijsrecht.
Een overeenkomst is een rechtsfeit. Een ‘rechtsfeit’ is een feit waaraan het
objectieve recht een rechtsgevolg koppelt. De verhouding tussen rechtsregel,
rechtsfeit en rechtsgevolg is telkens die van oorzaak en gevolg. De rechtsregel
maakt een bepaalde gebeurtenis tot rechtsfeit, waardoor in concreto het
rechtsgevolg tot stand komt, dat tot dat moment slechts in abstracto in de
rechtsregel was geformuleerd.
De rechtshandeling is een onderdeel van de categorie rechtsfeit. Kenmerkend
voor een rechtshandeling is dat de handeling is gericht op het tot stand brengen
van een rechtsgevolg.
Binnen de categorie rechtshandeling is te onderscheiden tussen ‘meerzijdige’
en ‘eenzijdige’ rechtshandelingen. Een meerzijdige rechtshandeling vereist de
samenwerking van meerdere personen. Van een meerzijdige rechtshandeling is
sprake wanneer voor de totstandkoming van de rechtshandeling ten minste 2
personen moeten samenwerken. Een eenzijdige rechtshandeling wordt door één
persoon tot stand gebracht. Voorbeelden zijn de erkenning van een kind en het
opmaken van een testament.
Eenzijdige rechtshandelingen zijn te onderscheiden in ‘gerichte’ en ‘ongerichte’
rechtshandelingen. Een ongerichte eenzijdige rechtshandeling is een eenzijdige
rechtshandeling die niet is gericht tot een bepaald persoon. Omdat ze tot
niemand is gericht, hoeft ze voor haar geldigheid ook niet aan een of meer
personen ter kennis zijn gebracht. Een gerichte eenzijdige handeling is juist wel
tot een of meer bepaalde personen gericht. Zij moet die persoon hebben
bereikt, wil de rechtshandeling geldig zijn. Bij meerzijdige rechtshandelingen
kan geen sprake zijn van ongerichtheid.
Binnen de categorie overeenkomst is onderscheid te maken tussen
‘wederkerige overeenkomsten’ en ‘eenzijdige overeenkomsten’. Volgens art.
6:261 is van een wederkerige overeenkomst sprake wanneer partijen over een
weer verplichtingen op zich nemen met het oog op de verkrijging van de
prestatie van de ander. Bij een eenzijdige overeenkomst neemt slecht één van
beide partijen een verbintenis op zich. Slechts bij uitzondering roept een
overeenkomst slechts voor één partij een verbintenis in het leven. Schenking is
een overeenkomt, omdat voor haar totstandkoming instemming van de
3
, begiftigde noodzakelijk is. Een schenking is echter niet wederkerig. Zij maakt
uitsluitend de schenker tot schuldenaar.
Rechtshandelingen om baat tegenover rechtshandelingen om niet. Naast het
onderscheid tussen eenzijdige en meerzijdige rechtshandelingen, bestaat er ook
onderscheid tussen rechtshandelingen ‘om baat’ en ‘om niet’. Men spreekt van
een rechtshandeling om baat wanneer tegenover het verrichten ervan een
voordeel staat. Bij een rechtshandeling om niet is daarvan geen sprake.
Een gedraging kan echter ook een rechtsgevolg teweegbrengen los van de
vraag of de handelende dat ook heeft beoogd. Ook hier kan dit rechtgevolg het
ontstaan van een verbintenis zijn. Bij onrechtmatige daad ontstaat een
rechtsgevolg onafhankelijk van de wil. Het is de wet die aan het plegen van een
onrechtmatige daad rechtstreeks de verplichting tot het betalen van de schade
koppelt. Het plegen van een onrechtmatige daad is aldus een rechtsfeit. Het is
echter geen rechtshandeling omdat voor het intreden van het rechtsgevolg niet
is vereist dat de dader het rechtsgevolg heeft beoogd. Het intreden van het
rechtsgevolg van een onrechtmatige daad is immers geheel onafhankelijk van
de wil van de handelende persoon.
Ook bij het rechtsfeit rechtmatige daad blijft de wil buiten beschouwing.
Er zijn ook rechtsfeiten die niet uit gedragingen van personen bestaan.
Rechtsfeiten zijn niet tot menselijke gedragingen beperkt. Ook andere feiten
kunnen rechtsfeiten zijn, doordat het objectieve recht daaraan rechtsgevolgen
verbindt. Voor rechtsfeiten die niet bestaan uit een gedraging van personen
wordt de term ‘blote rechtsfeiten’ gebruikt.
Er zijn 3 manieren waarop uit de wet kan voortvloeien dat een bepaald feit een
verbintenis doet ontstaan:
1. De wet wijst rechtstreeks feiten aan als bronnen van verbintenissen. Dit
kan door deze als groep aan te wijzen en te regelen of afzonderlijk.
De verbintenisscheppende overeenkomst is als algemene groep van
rechtsfeiten geregeld in titel 6.5. Vervolgens voorziet titel 6.5 in
een gemeenschappelijke regeling voor deze groep van
verbintenisscheppende feiten.
2. De wet wijst via het ongeschreven recht bepaalde feiten aan als bronnen
van verbintenissen.
Soms roept de wet indirect een bron van verbintenissen in het
leven door te verwijzen naar het ongeschreven recht.
3. De wet wijst geen directe bron aan. Het feit doet echter toch een
verbintenis ontstaan, omdat dit past in het stelsel van de wet en aansluit
bij de in de wet geregelde gevallen.
De wet hoeft niet altijd met zoveel woorden een bron van
verbintenissen aan te wijzen, wil er toch een verbintenis kunnen
ontstaan. Zij kan ook ontstaan indien het past in het systeem van
de wet en aansluit bij de in de wet geregelde gevallen.
Quin te Poel
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ervacftcc. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,00. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.