Communicatiewetenschappen II
1. Introductie
1.1 Inleiding
Kennismaking met founding fathers, auteurs: namen tellen!!!
Kennismaking met theorievorming, concepten, modelvorming, richtinggevende
wereldbeschouwingen, scholen
Kennismaking met empirische operationalisering, methoden en technieken: linken
naar andere cursussen: kwantitatieve/kwalitatieve methoden, beleidsanalyse,
inhoudsanalyse
Gebruik en kennis wetenschappelijke teksten (voor meer achtergrond, enkel de teksten van de
seminaries)
Kranten, internet, actualiteit als inspiratiebron...
___________________________________________________________________
1.1.1. Doelstellingen en aanpak
Reflectie rond studieveld en eigen positie als wetenschapper: van waar komen
we, waar staan we, waar gaan/willen we naartoe? – sterktes en zwaktes
Waarop bouwen we verder? Interdisciplinariteit!
Communicatiewetenschappen I, sociologie, filosofie, politicologie, mediageschiedenis, ...
Theoretische en conceptuele voedingsbodem leggen en versterken,
methodologische en empirische operationalisering verkennen
___________________________________________________________________
1.1.2. Voorafgaande opmerkingen
Eén verhaal over communicatiewetenschappen?
3 I’s : interdisciplinair, internationaal gericht zijn, intersectoreel
Interdicsiplinair: bestaat uit verschillende disciplines zoals psychologie, sociologie …
, Intersectoreel: niet voldoende om enkel academische input te hebben, maar ook andere
sectoren aan bod te laten komen, als je jongeren bestudeerd zeker jongeren maar ook ouders
etc bevragen
Internationaal gericht zijn
Wetenschap als slingerbeweging, geen lineaire vooruitgang, geen
waarheidsaanspraken, er zijn breuklijnen
We streven niet naar één waarheid, er zijn verschillende waarheden in het post-modernisme
En/en-benadering
Niet zeggen dat we jongeren of ouders bevragen, beter jongeren EN ouders En academici EN
… Je heb een open blik, meerdere actoren, landen, disciplines betrekken
Reflectie rond eigen positie als wetenschapper: wie spreekt/kijkt
naar maatschappelijke fenomenen?
Westerse blik, mannelijke blik, Brusselse blik, ...
Belangrijk om te kijken wie het heeft geschreven, standpunten van persoon
o Bv corona: hoe Trump tot conclusies kwam dan kan je zeggen dat zijn achtergrond
Republikeins is, Amerikaans, rechts etc.
Scientia vincere tenebras (door wetenschap duisternis overwinnen)
Duisternis zijn bijvoorbeeld (levens)vragen, onderzoeksvragen
Belangrijk om met een open blik en zonder enige dwang kritisch aan de slag te gaan en een
antwoord te zoeken op onderzoeksvragen
Verlichting en humanisme (modernisme & post)
o Met de verlichting werd rede belangrijk
o Humanisme: de mens staat centraal, kan zelf beslissingen nemen en zorgen voor
verandering i/d samenleving, door zelf onderzoek te doen & antwoorden te geven op
levensvragen
1.2. Verlichting, Humanisme & Post-modernisme
______________________________________________________________________
1.2.1. Moderniteit postmoderniteit
Modernisme
Moderniteit als historische fase
, Als cognitief denkkader
Als artistieke stroming
Keerzijde en kritische stemmen
Postmodernisme
Postmoderniteit als historische fase
Als cognitief denkkader
Stromingen binnen postmodern denken
Als artistieke stroming
Lewis, J. (2011). Postmodernism and Beyond. In J. Lewis, Cultural
Studies. Sage.
_____________________________________________________________________
1.2.2. Moderniteit als historische fase
Moderniteit: historische periode vanaf Europese verlichtingsdenken
(17e eeuw) tot ten minste jaren 1980 (start post-modernisme)
Belang rede (in plaats van geloof of religie), via wetenschap onderzoeksvraag beantwoorden,
kijken naar rede
Geloof in de maakbaarheid van de maatschappij
Humanisme: vrijheid, gelijkheid, verbondenheid
Wereldbeeld verklaard door wetenschap, voortvloeiend uit verlichting, grootste belang bij
mens in humanisme
Sociologische processen (zie volgende slides)
Secularisering:
Einde dominantie religieuze autoriteit
Werd (langzaamaan) vervangen door rationeel wetenschappelijk denkt
Rationalisering:
Efficiëntie, voorspelbaarheid, controle over proces, berekenbaarheid, ...
Kapitalisme:
Winstmaximalisatie en vrije markt
o Door alles automatisch te maken meer winst
, o Monopolies meer winst
Industrialisering:
Machines om mens en dier te vervangen
Technologische ontwikkelingen: ontginnen fossiele brandstoffen, staalproductie en –
bewerking, ...
Urbanisering:
Door industrialisering grootschalige verhuis van landelijk naar verstedelijkt gebied
Toename bevolkingsdichtheid in steden
Meer individualisme
Bureaucratisering:
Hiërarchische organisatie op basis van geschreven regels, procedures en aanspreekpunten
o Voorbeelden: onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer wanneer mag je een
trein opstappen (1 min voor vertrek niemand meer)
o Regels moeten gevolgd worden, alles gestroomlijnd maken
Onpersoonlijk door gestandaardiseerde procedures die in de regel geen uitzonderingen
toelaten
Democratisering:
Inspraak en medezeggenschap, stemrecht
Parlementair stelsel
Vrijheid van meningsuiting, vrouwenstemrecht, democratisering onderwijs, etc.
Feminisme
Globalisering
Samenlevingen bestaan minder in isolatie
Transnationale productie, handel en consumptie
Personen zijn ook meer mobiel
Consumentisme:
Verlangen naar consumptie wordt als positief beschouwd (persoonlijke voldoening)
Materialisme en massaconsumptie
Streven naar gevoel van vervulling, aangewakkerd door marketingcommunicatie