Marketingcommunicatie
JEP -> jury voor ethische praktijken => gaan beslissen of je een reclame al dan niet mag uitbrengen
Hoofdstuk 1: inleidende begrippen
- 4 P’s
o Prijs
o Plaats
o Product
o Promotie
- Merk als netwerk van associaties
o Set van associaties bij een bepaald product
▪ De betekenis die mensen aan merken
toekennen, kunnen van verschillende aard en
intensiteit zijn.
▪ De betekenis van een merk kan voortvloeien uit iedere waarneming van/of
ervaring met het merk: ‘tangible’ en ‘intangible’.
▪ Relatie tussen product en consument = ‘ongoing’ interactie
▪ Een merk is een associatief netwerk waarin alles met alles samenhangt.
▪ Er is een evolutie doorheen de tijd.
- 3 doelpublieken
o Corporate communicatie (stakeholders)
o Employer communicatie (medewerkers, arbeidsmarkt)
o Marketingcommunicatie (consumenten)
,- Factoren die merkimago beïnvloeden:
o Marketingcommunicatie
o Overige marketingmixinstrumenten
o Eigen ervaring met merk
o Beïnvloeding door anderen
- Geïntegreerde marketingcommunicatie (IMC)
o Geïntegreerde marketing betekent dat je je boodschap via meerdere mediakanalen
aan je doelgroep overbrengt – denk aan brochures, nieuwsbrieven, e-mail, social
media, online video, radio- of tv-spotjes, blogs en evenementen – en zo hun
(koop)gedrag beïnvloedt
o concept van marketingcommunicatieplanning dat de toegevoegde waarde onderkent
van een omvattend plan voor het gebruik van de strategische functies van
verschillende communicatieve disciplines:
▪ Advertising
▪ Direct marketing
▪ Salespromotion
▪ Publicity
▪ Personal selling
▪ Interactive/ internet marketing
, - Persoonlijke communicatie
o Marcom: marketingcommunicatie
▪ Marketing vertrekt vanuit communicatie Belangrijke hefbomen om een
▪ Behoeften van consument verkoop te faciliteren
▪ ‘Pull’
- Verkoop
o Vertrekt vanuit product
o ‘Push’
o Product moet worden gebracht
Het ‘mainstream paradigma: hiërarchie van effecten
- Paradigma = het denkkader van waaruit de werkelijkheid geanalyseerd en beschreven wordt
o = op welke manier en hoe je iets bekijkt
- Cognitief (het verstandelijke, wat aangeleerd kan worden, kennis + informatie,
wat we kennen bij naam en aangeboden wordt) => consument moet product/campagne
begrijpen en kennen voor hij het zal kopen.
- Affectief (emotioneel, relatie opbouwen met doelpubliek) => reclame kan emoties
opwekken bij het doelpubliek
- Gedragsmatig (consument mijn product laten kopen, gebruiken en eventueel ook
aanbevelen) => reclame wil ons gedrag beïnvloeden => bv consument naar website krijgen,
doen klikken op website, iets bestellen, … => stimuleren tot aankoop van product
- AIDA – model voor reclame
o Awareness => de aandacht trekken
o Interest => op de radar komen, interesse wekken door geven van info
o Desire => aantrekkingskracht van product
o Action => mensen aantrekken
- Afhankelijk van de productcategorie, zal het proces anders verlopen
o FCB- raster: model van hoe we bij dingen stilstaan voor we een beslissing nemen
Voordelen hiërarchie Nadelen en kritieken Hiërarchie
Belang van merkbekendheid Geen empirisch bewijs dat consumenten deze
Merkbekendheid is vereist voor vormen van 3 fases doorlopen.
attitude en gedrag (bv: waarom blijft Coca-Cola Heel lineair, realiteit complexer
adverteren? Ze willen top blijven) Geen bewijs van relatie tussen cognitieve,
Meest gekende merk zal meest gekocht worden affectieve en connatieve effecten
Bekendheid staat niet gelijk aan succes
, Goede manier om een communicatieproces te Geen ruimte tot interactie tussen 3 fases
analyseren Churchill: ‘any publicity is good publicity’
Het alternatieve paradigma
= bij het toepassen van een wetenschappelijke methode komen steeds nieuwe waarnemingen naar
boven die niet in de bestaande modellen of paradigma’s passen. Gedurende enige tijd is het mogelijk
om via kleine aanpassingen van een model de nieuwe waarneming in te passen. Maar soms zetten
deze opeengestapelde aanpassingen een model steeds meer onder druk, en kan een nieuwe set van
theorieën, een nieuw paradigma ontstaan, dat op een andere manier alle tot dan toe bekende
waarnemingen kan verklaren
= Wanneer de nieuwe theorie succesvol blijkt, en steeds meer aanhang krijgt, spreek men van een
paradigmaverschuiving. Een paradigmaverschuiving (‘paradigm shift’) is een revolutie, een
omwenteling, in het denken waardoor een bestaand paradigma of denkbeeld wordt verworpen
- Paradigmaverschuiving
o in schokken: ontstaan van nieuwe theorieën weerstand (blijven oude theorie
volgen)
▪ Paradigmaverschuiving als nieuwe theorie succesvol wordt + steeds grotere
aanhang mensen
▪ Paradigmaverschuiving = toenemende kennis, wilt niet perse zeggen dat
nieuwe beter is dan oude
o Alexa => Amazon
o Machine learning
o Toepassingen gebaseerd op artificiële intelligentie zullen exponentieel groeien
▪ Definitie van artificiële intelligentie (of kunstmatige intelligentie) AI is de
mogelijkheid van een machine om mensachtige vaardigheden te vertonen -
zoals redeneren, leren, plannen en creativiteit
- Belangrijke ontwikkelingen
o Technologische evolutie
▪ Opkomst internet
▪ ‘Big data’
▪ Geo-locatie (men weet waar je bent)
▪ Artificiële intelligentie (AI)
o Economische factoren
▪ Korte termijn focus
▪ Geld gedreven
▪ ROI (return on investment)
▪ ROI is de afkorting van de Engelse term Return On Investment. Het ROI geeft
aan of de investering een positief of negatief rendement oplevert. Met de
ROI bepaal je dus eigenlijk wat de investering jou oplevert!
o Wetenschappelijke inzichten
▪ Sociologie: de genetwerkte samenleving (communicatie)
▪ Psychologie: gedragseconomie
• 2 systemen: cognitief en emotioneel, impulsief
• 95% van de keuzes zijn niet doordacht, routine