CULTURE & MEANING
1. WAT IS CULTUUR?
WAT IS CULTUUR?
Sociale wetenschappers zouden liever elkaars tandenborstel gebruiken dan elkaars definitie te hanteren…
In 1952 hebben twee antropologen (Kroeber & Kluckhohn) een lijst van 164 verschillende definities van cultuur
opgesteld.
-‐ De diversiteit van definities is onvermijdelijk en is geen probleem.
-‐ De gebruikte definitie hangt af van de gebruikte theorie
-‐ Er bestaat niet zoiets als een ‘ware’ definitie
àDe meeste definities van ‘cultuur’ overlappen bovendien aanzienlijk: Ze vertonen een ‘family ressemblance’
TWEE NOTIES (GRISWOLD)
Griswold onderscheid twee verschillende noties van cultuur:
1. Cultuur met een grote C: afgeleid van de (19e-‐eeuwse) geesteswetenschappen (kunst, literatuur, filosofie,…)
à “The best that has been thought and known”
2. Cultuur met een kleine c: afgeleid van de sociale wetenschappen (vooral culturele antropologie en
sociologie)
à “That complex whole”
Opmerking:
-‐ De uitdrukkingen “grote C/kleine c” zijn niet van Giswold, maar van Dick Houtman
-‐ Cultuur met een grote C is deel van cultuur met een kleine c
CULTUUR MET GROTE C CULTUUR MET KLEINE C
Traditional humanities Sociale wetenschappen
Smalle definitie Brede definitie
Culturen verschillen in waarde: sommigen zijn superieur Culturen kunnen niet gerangschikt worden (objectief) in
ten opzichte van anderen termen van superieur/inferieur (maar culturen
verschillen onderling wel)
Cultuur vormt de verheven tegenhanger van de Cultuur en maatschappij zijn verweven en beïnvloeden
vulgariteit (=banaliteit) van de moderne industriële elkaar
samenleving. Voorbeeld: naar een museum gaan ipv
naar een voetbalwedstrijd
Cultuur is kwetsbaar en kan afnemen en verdwijnen Cultuur is onvermijdelijk en kan as such niet afnemen of
(door bv. commercialisering) verdwijnen, enkel veranderen
Cultuur moet geïsoleerd blijven van, en beschermd Zoals alle andere dingen, cultuur kan empirisch
worden tegen, de vulgariteit van het dagelijkse leven. bestudeerd worden (je moet het niet apart zetten en
Het is bijna heilig, het moet apart gehouden worden (bv. bewonderen)
in een museum)
Verduidelijking van een ambiguiteit in de tekst van Griswold:
-‐ Culturele sociologie omvat de tweede, brede notie van ‘cultuur met een kleine c’ en wijst de smalle af als
elite en ethnocentrisch
-‐ Merk echter op dat de brede notie van cultuur als zodanig in de culturele sociologie etnocentrisch en elitair
omvat begrip van de 'eigen' cultuur als 'superieur'
-‐ Dergelijke inzichten zijn dus zelf (consequent!) aspecten van cultuur
TWEE DEFINITIES
Cultuur =
-‐ Manieren van denken, voelen en doen die men heeft geleerd van en deelt met anderen (Hofstede et al. 2010)
-‐ Alles wat een groep mensen gelooft, denkt/vindt of veronderstelt te weten (Houtman). Voorbeeld:
schoonheidsstandaarden à mensen hebben ideeën over wat ze mooi of lelijk vinden, en anderen hebben
daar weer andere gedachten over.
CULTUUR IS TEN DIEPSTE EEN ‘SOCIAAL’ FENOMEEN
-‐ Cultuur is niet biologisch geërfd, maar sociaal aangeleerd
-‐ Cultuur is niet strikt persoonlijk, maar gedeeld met anderen
1
,Daarom wordt cultuur bij uitstek bestudeerd door de sociale wetenschappen (want dit gaat erover hoe mensen
elkaaar beïnvloeden), in het bijzonder culturele antropologie en (cultuur)sociologie.
WAT LEGT CULTUUR WEL/NIET VAST?
A. WEL
Ideeën over wat te verwachten is. Voorbeeld:
-‐ Ideeën over hoe om te gaan met anderen in het dagelijks leven (begroeting, gepaste fysieke afstand, balans
tussen praten en luisteren, het tonen van emoties...) à Je beseft alleen dat er deze regels zijn wanneer je ze
breekt.
-‐ Ideeën over wat te eten (geitenogen, levende vis, varkensvlees) en hoe te eten (bestek, eetstokjes,
rechterhand)
-‐ Ideeën over wat (on)acceptabel is (misdaad en wangedrag, bv. seksisme, homoseksualiteit, en racisme). Dit
kan veranderen doorheen de tijd (social movements). Voorbeeld: vroeger was het oké om vrouwen op een
bepaalde manier te behandelen à nieuwe begrippen over wat aanvaardbaar is. Mensen proberen dit actief
te veranderen of juist tegen te gaan (= conflict)
-‐ Ideeën over wie iemand is als persoon:
1. De groepen waarmee men zich (niet) identificeert. Voorbeeld: liberaal, boeddhist,..
-‐ Ideeën over het goede leven en de betekenis ervan:
1. Politieke ideologieën zoals conservatisme, liberalisme, socialisme à conflict
2. Religies en wereldbeelden
B. NIET
Uitgesloten van het begrip cultuur: Alles wat niet is geleerd en/of
niet wordt gedeeld met anderen:
-‐ Niet geleerd:
1. De natuur, inclusief de menselijke natuur, d.w.z. de
mens biologische, fysiologische constitutie
(lichamen, genen, hormonen...)
2. Wél geïnteresseerd in bv. de tattoos op mensen
hun lichamen
-‐ Niet gedeeld met anderen:
1. Iemands individuele persoonlijkheid, die het
resultaat is van genen enerzijds en een individueel
unieke combinatie van leereffecten anderzijds
CULTURAL DIAMOND (GRISWOLD)
Onderzoek naar cultuur richt zich op de relaties tussen vier fenomenen:
1) Culturele objecten (materiële of immateriële).
Voorbeeld: een kunstwerk, symbolen, ideeën, …
2) Cultuurscheppers
3) Cultuurontvangers ('consumenten')
4) Sociale werelden
à De culturele objecten zijn gesitueerd in sociale wereld en zijn
gecreëerd door de ene groep en geconsumeerd door een andere
groepen
Suggesties van Griswold om niet erg serieus te nemen (vlgns DH):
-‐ De beste onderzoeksstrategie is altijd om te beginnen met
(materiële of immateriële) culturele objecten
-‐ Het beste onderzoek is datgene dat erin slaagt om de zes
mogelijke relaties tussen de vier soorten fenomenen exhaustief en in rijke empirische details in kaart te
brengen
à Let op: beide suggesties ademen een naïef-‐beschrijvende en a-‐theoretische intellectuele ambitie
CULTUUR ALS MENTAL PROGRAMMING
“Cultuur is een soort ‘mental programming’ of ‘the software of the mind’: mensen leren om de wereld waarin ze
leven te organiseren
2
, -‐ Men kan de relatie tussen menselijke biologie en cultuur vergelijken met die tussen de hardware en
software van computers
1. Hardware: de menselijke fysiologische/biologische constitutie die mentale programmering mogelijk
maakt in de eerste plaats
2. Software: de cultuur(en) die men heeft geleerd
WANNEER EN VAN WIE IS CULTUUR AANGELEERD (‘SOCIALIZATIE’)?
Socialisatie begint tijdens de jeugd:
-‐ Invloed van ouders; familie, vrienden en kennissen van ouders; de eigen vrienden (‘peer group’); lager en
secundair onderwijs
Maar socialisatie stopt in principe nooit:
-‐ Invloed van media; academisch onderwijs; beroepsleven; nieuwe leefomgevingen (bv. emigratie)
VIER MANIFESTATIES VAN CULTUUR (HOFSTEDE)
1. Symbolen = meest oppervlakkig, meest zichtbaar en meest aan verandering onderhevig = woorden, dingen,
afbeeldingen of gebaren met een zekere betekenis. Voorbeeld: Nike symbool, vlag, fuck you met vinger,
kleren à Je herkent deze en weet waar de symbolen voor staan.
2. Waarden = minst oppervlakkig, minst zichtbaar en minst onderhevig aan verandering = criteria voor wat het
nastreven waard wordt geacht (onzichtbaar). MAAR: niet alle waarden zijn even belangrijk in alle sociale
domeinen. Voorbeelden:
§ Waarheid (vooral in wetenschap)
§ Schoonheid (vooral in kunst)
§ Authenticiteit (vooral in kunst)
§ Morele correctheid (vooral in religie)
§ Rechtvaardigheid & gelijkheid (vooral in politiek)
En dan nog twee manifestaties gelegen tussen deze twee uitersten:
3. Helden = Echte (levens of overleden) of fictieve personen die door een groep als voorbeeld worden
beschouwd, omdat ze de waarden ervan belichamen. Ze illustreren de essentie waar een groep voor staat.
Rolmodellen. Voorbeeld: Steven Hawking, Messi, Jesus, Barbie,… à Helden voor een specifieke groep, voor
anderen zijn dat geen helden.
4. Rituelen = activiteiten die geen instrumenteel ‘nut’ hebben, maar enkel culturele ‘betekenis’. Voorbeeld:
knuffelen, groeten (knikken, tong uitsteken,…), …
HET ‘UIENMODEL’ VAN CULTUUR
-‐ Oppervlakkigheid, zichtbaarheid en veranderlijkheid nemen toe van centrum
naar periferie.
-‐ Waarden liggen in het midden, die zie je niet langs de buitenkant van de ui.
-‐ In tegenstelling tot waarden zijn rituelen, helden en symbolen zichtbaar voor
waarnemers = practices
CATEGORIZATIES/ONDERSCHEIDINGEN (WAARDEN)
Waarden impliceren culturele categorisaties/onderscheidingen ('waar versus onwaar',
'eerlijk versus oneerlijk', 'mooi versus lelijk'...) (zie: Durkheims cultural sociology)
Culturele categorisaties/onderscheidingen:
-‐ Vormt een cruciaal aspect van cultuur (niet duidelijk geïdentificeerd door Hofstede et al. en Griswold)
-‐ Leg uit 'wat bij wat hoort' en zo mensen in staat te stellen de wereld waarin ze leven cognitief te ordenen
-‐ Culturele binaire opdeling om betekenis te geven aan het leven en te ordenen à chaos vermijden
Voorbeelden: ‘vrienden vs. vijanden’, ‘mensen vs. dieren’, ‘werk vs. vrije tijd’, ‘wetenschap vs. religie’...
SAMENLEVINGEN EN GROEPEN
Er zijn geen samenlevingen/groepen zonder cultuur
-‐ Individuen behoren onvermijdelijk tegelijkertijd tot verschillende groepen (bijv. natie, etnische groep, regio,
beroepsgroep, politieke groep, klasse, allerlei smaakgroepen....)
-‐ De combinatie van groepsculturen die een individu heeft ‘geprogrammeerd’ is uiteindelijk uniek voor elke
individuele persoon. Iedereen wordt beïnvloedt door verschillende groepen en identificeert zich ook met
verschillende groepen = idee van persoonlijkheid
-‐ Cultureel verschil moet dus zeker niet worden opgevat als iets dat alleen betrekking heeft op naties of landen
3
,
US & THEM, IN-‐GROUP & OUT-‐GROUP
-‐ 'Wij' zijn de 'in-‐group', d.w.z. degenen op wie 'onze' cultuur van toepassing is; 'zij' zijn de 'uit-‐group', d.w.z.
alle anderen. Ze zijn verschillend van ons. (‘de Walen’, ‘de immigranten’, ‘de moslims’, ‘asociale mensen’...).
-‐ In gevallen van externe dreiging (bv. conflict, oorlog) worden groepsgrenzen strikter gedefinieerd en
belangrijker: afwijkende, niet-‐loyale leden ('dissidenten', 'verraders'...) worden nu gedefinieerd als ‘out-‐group'
leden
-‐ Politieke leiders kunnen de cohesie/solidariteit van de in-‐group vergroten door een externe vijand op te
roepen. Voorbeeld: populariteit van Bush steeg enorm na 9/11. Zie: George Orwell’s 1984
-‐ Politiek: Links vs rechts
1. 'Linkse' of 'progressieve' politieke groepen en partijen hebben over het algemeen de neiging om de
grenzen van de in-‐group op te rekken, om uiteindelijk de mensheid als geheel en zelfs dieren te
omvatten
2. ‘Rechtse’ of ‘conservatieve’ politieke groeperingen en partijen hebben over het algemeen de neiging
om de grenzen van de in-‐group strikter te trekken
-‐ Vergelijk hedendaagse politieke meningsverschillen over immigranten en vluchtelingen: horen die ook bij ‘ons’
of niet?
4