Les 1: Hoe tijdsgeesten het zelfbeeld en handelen
van mensen beïnvloeden en uitdagen
● mensbeeld = de voorstelling die je in je hoofd hebt over hoe een mens zich
hoort te gedragen, wat je van een mens mag verwachten, welk belang je aan
een mens hecht, hoe mensen zich tegenover elkaar horen te gedragen,…
→ kan veranderen over de jaren heen
● normen = gebruiken, gewoonten, afspraken, voorschriften, regels, wetten, die
voorschrijven hoe een mens zich moet gedragen en/of hoe hij moet denken
- altijd gesanctioneerd: positief (beloond) of negatief (bestraft)
- wat je (niet) moet denken of doen: geboden en verboden
- expliciet: uitdrukkelijk verwoord, impliciet: vanuit gegaan dat je ze kent
- concreet: gedetailleerd beschreven, gezindheidsnormen: mentaliteit
beschrijven
- jezelf opleggen of opgelegd worden
→ om waarden te beschermen en onwaarden te vermijden
● referentiekader = een geheel van kennis, verklaringen en meningen met
betrekking tot de (sociale) omgeving dat mensen helpt om zaken en
ervaringen in het leven te begrijpen (= weten wat het is) en te weten hoe ze
ermee moeten omgaan
→ wordt gevormd door sociale situatie, opvoeding, onderwijs, tijdsgeest,
bewuste keuzes
● waarden = dat wat mensen spontaan positief en waardevol vinden, iets wat
mensen de moeite waard vinden om te realiseren
(bv: Liefde, gezondheid, veiligheid, vertrouwen, dankbaarheid, vrijheid,
eerlijkheid, vrede, respect,...)
● onwaarden = dat wat mensen spontaan negatief en waardeloos vinden, iets
wat mensen proberen te vermijden
(bv: Haat, ziekte, wantrouwen, pijn, leugen, oorlog, schending, onveiligheid,
onverschilligheid, negatieve discriminatie,...)
● waardeschaal = een rangschikking van waarden volgens belangrijkheid
→ beïnvloed je keuzes, beslissingen en handelingen
, ● wereldbeeld = het antwoord dat je (vaak impliciet) geeft op vragen als “Wat is
de verhouding van de mens tegenover de natuur?”
→ beïnvloedt ons omgaan met natuur en alle levende wezens
- radicaal antropocentrisme = de mens is superieur en staat centraal, hij mag
de natuur uitbuiten, ook al doet hij daarbij dier/natuur geweld aan, natuur is
geen moreel object
- gematigd antropocentrisme = de mens mag leven van en met de aarde, maar
respecteert die maximaal en zal die minimaal schade berokkenen, mens is
centraal maar niet absoluut, natuur is een moreel object
- radicaal ecocentrisme = de aarde staat centraal, mens is onderdeel van de
natuur, ‘de aarde is ons thuis’, iemand die de natuur en dieren uitbuit is een
slecht mens, natuur is en moreel object
(bv: iemand die geen vlees eet voor het milieu)
- radicaal zoöcentrisme = dieren staan centraal, dieren zijn levende wezens die
gelijkwaardig zijn aan de mens, de mens die dieren en natuur uitbuit is een
slecht mens, natuur is een moreel object
(bv: vegetarisme en veganisme)
● godsbeeld = wat veel spontaan mensen denken over wat
goden(God)/geesten zijn en wat de relatie is tussen mens en de overstijgende
werkelijkheid
→ beïnvloed je mens- & wereldbeeld, hoe je naar het leven kijkt en er zin aan
geeft en hoe je nadenkt over leven & dood
- atheïst: iemand die het bestaan van God radicaal afwijst
- agnost: iemand die stelt dat hij/zij gewoonweg niet kan weten of er al
dan niet een God is/kan zijn
- positivisme: overtuigd dat de positieve wetenschappen ooit ook alle
andere levensvragen van de mens zal kunnen beantwoorden, alleen
eerste werkelijkheid is belangrijk