PSYCHOLOGY OF SOCIAL MEDIA
1. PSYCHOLOGICAL UNDERPINNINGS OF SOCIAL MEDIA AND SOCIAL NETWORKS
INLEIDING
Deze cursus gaat echt over proberen te begrijpen waarom en hoeveel van ons dagelijks leven en onze moderne cultuur
doordrenkt zijn geraakt met sociale media (=ongelooflijk populaire diensten).
-‐ Marketing
-‐ Communicatie
-‐ Psychologie
-‐ Neurologie: social media heeft een effect op de hersenen à verschillende hersenfuncties op verschillende
manier. Sociale media kan verschillende reacties triggeren (reward). à link tussen de werking van
verschillende delen van ons brein en social mediagebruik
SOCIALE MEDIA EN MARKETING
-‐ 90 procent van de instagramgebruikers volgen ten minste één bedrijf op Instagram
-‐ Social media gebruiken to connect met het publiek à build your brand, verkoop verhogen,…
-‐ Target audience
PSYCHOLOGIE OF SOCIAL MEDIA
-‐ Sociale mediagebruik is aanwezig bij elke leeftijd à wat is hier de impact van?
-‐ Eindeloze communicatie en connectie voorzien door sociale media à verandert dit de manier waarop we
denken en info absorberen? (cognitieve psychologie)
-‐ Ontwikkelen sommigen sociale media gewoontes die tegelijk hun mentale gezondheid kunnen schaden en
bevoordelen?
-‐ Hoezo ervaren sommigen cyberbullying en zo, terwijl anderen het allemaal maar over zich heen laten komen
en zich er niets van aantrekken?
-‐ Why why why?
o Wat zijn de psychologische motivaties om te posten, reageren, scrollen,…?
o Wat zorgt ervoor dat een gewoonte een verslaving wordt?
o Hoe vormt social mediagebruik onze identiteit?
o Wat zijn de mentale gezondheidsvoordelen/-‐nadelen geassocieerd met social mediagebruik?
WAT IS SOCIALE MEDIA?
Sociale media = Online media waarmee gebruikers inhoud kunnen produceren, eraan kunnen samenwerken en
inhoud kunnen delen met andere gebruikers
Sociale media kunnen zijn:
-‐ Sociale netwerksites (SNS) zoals Instagram en Snapchat
-‐ Blogs
-‐ Community's voor het delen van video's, zoals YouTube
-‐ Instant messaging (IM) applicaties (bijv. WhatsApp en Facebook Messenger)
Social media is niet:
-‐ Algemeen internetgebruik, dit is te breed à gezien het scala aan verschillende activiteiten waaraan men kan
deelnemen op internet (bijv. Surfen op het web om een vakantie te boeken, pornografie bekijken en online
winkelen)
-‐ Online gamen (maar er is een kleine grijze zone)
PREVALENTIE
-‐ Het gebruik is over het algemeen het hoogte bij de jongeren
o Jongeren gebruiken veel meer snapchat dan ouderen
o Ouderen gebruiken het vaakts YT en FB (maar jongeren gebruiken het nog meer)
-‐ Facebook is het meest populair, daarna volgt Youtube. Onder de 18-‐ tot 24-‐jarigen zijn Instagram en Snapchat
het populairst.
-‐ Het percentage van volwassenen dat sociale media gebruikt blijft stijgen.
-‐ De meeste volwassenen gebruiken social media meer dan één keer per dag. FB en Instagram zijn de meest
bezochte platformen.
1
,VORMEN VAN COMMUNICATIE OP SOCIALE MEDIA
Sociale netwerksites ondersteunen meerdere vormen van communicatie
-‐ One-‐to-‐many en one-‐to-‐one
-‐ Synchroon en a-‐synchroon
-‐ Vluchtig of permanent
-‐ Texual en media-‐based (foto’s en video’s)
-‐ Privé vs publiek
Likes, shares of commentaren als (meestal permanent zichtbare) vormen van communicatie met de netwerken van
hun Vrienden. Deze Vrienden van Vrienden kunnen op hun beurt nuttige bronnen van nieuwe informatie en meer
diverse perspectieven zijn
MASSACOMMUNICATIE ONDERZOEK (AT THE CROSSROADS)
Massacommunicatie = het overbrengen van een boodschap of informatie naar
een groot publiek.
-‐ Blumer: “there exists little interaction or exchange of experience
between the members of the mass“ àheel het gezin kijkt samen naar
een programma op één tv
-‐ Vandaag: individuen kunnen een groot publiek bereiken die niet
anoniem zijn, en interageren met elkaar door te reageren op FB of
Twitter of zo à iedereen kijkt programma’s op zijn/haar eigen toestel
Interpersoonlijke communicatie: directe communicatie tussen personen, face to face à de feedback is bijna
onmiddellijk.
à overeenkomsten = beiden hebben een zender, ontvanger, medium, feedback
à verschillen = bij massacommunicatie zijn de ontvangers niet bekend voor elkaar. Bij interpersoonlijke kennen de
zender en ontvanger elkaar. Bij massacommunicatie: als ik niet meer kijk, blijft het tv-‐programma gewoon verder
spelen. Bij interpersoonlijke communicatie: als de zender of ontvanger de boodschap niet begrijpt, is er een faling van
communicatie.
à sociale media kan een interactie bevatten met een groot (anoniem) publiek of ook interpersoonlijk zijn of tussen
de twee inzitten à masspersonal communication:
A. Individuen gebruiken conventional massacommunicatie kanalen voor interpersoonlijke communicatie
B. Individuen gebruiken interpersoonlijke communicatie als conventional massacommunicatie
C. Individuen gebruiken massacommunicatie en interpersoonlijke communicatie simultaan.
à zender wordt ontvangers en ontvangers worden zenders à de rollen veranderen snel (zelfs in één dag)
WAT DRIJFT ONS TOT SOCIALE MEDIA?
USERS & GRATIFICATIONS BENADERING
Whiting & Williams: ze hebben tien uses en gratifications geïdentificeerd:
1. Sociale interactie
2. Information seeking
o Informatie over sales, deals, producten, evenementen,…
o Zelf-‐educatie
o Instructies over bepaalde onderwerpen
3. Tijdverdrijf
o Als je je verveelt
o Op school of op het werk
4. Entertainment
o Games
o Muziek luisteren
o Video’s kijken
5. Relaxatie
o Escape from the real world
6. Expressie van opinie
o Anoniem
o Meedoen aan debatten
o To vent
2
, 7. Communicatief hulpmiddel (ze kunnen met anderen praten over wat ze zien op sociale media)
8. Convenience utility
o Geen tijd of plaats restraints
o Met veel mensen tegelijk kunnen communiceren
9. Informatie delen
10. Surveillance/kennis over anderen
BIOPSYCHOLOGISCHE BENADERING
-‐ Het verlangen om te communiceren is een primair menselijk instinct (een online connectie is niet altijd
genoeg)
-‐ Onze relatie met technologie (e.g. sociale media) heeft belangrijke neurologische fundamenten (zie video)
DOPAMINE
-‐ Dopamine (=feel good chemical) in het brein functioneert als neurotransmitter
o = chemical getriggerd door verliefd te zijn/affectie
o Release van dopamine kan leiden tot een sterker verlangen om social media te gebruiken
o Belangrijk in leren (conditionering)
o Stimulus – beloning
o Genot in consummerend gedrag
o “Wanting” en “Seeking”
-‐ Sociale interactie (al dan niet digitaal) activeert de dopaminergic beloningscircuits in de (subcorticale
hersenen).
-‐ Het is belangrijk op te merken dat dezelfde circuits betrokken zijn bij verslavend drugsgebruik, dwangmatig
videogamen en het zoeken naar beloningen in het algemeen.
-‐ Met sociale media wekken bijna alle meldingen die de gebruiker tegenkomt een sociale waarde op en
activeren zo het dopamine beloningscircuit, waardoor de gebruiker anticipeert en op zoek gaat naar deze
lonende meldingen
-‐ Dankzij dopamine ‘willen’ en ‘zoeken’ we lonende meldingen van technologie / sociale media. Het kan een
‘verslaving’ worden.
-‐ Bewijs suggereert dat de onvoorspelbare aard van sociale media via mobiele apparaten leidt tot een zeer
lonend bekrachtigingsschema dat gebruikmaakt van de dopaminerge beloningssystemen van onze hersenen
ONDERZOEK
Een recente studie waarin een ecologisch valide
methode voor het nemen van steekproeven
werd gebruikt, stelde vast dat de wens om
verschillende vormen van media te gebruiken
(bijv. sociaal netwerken, e-‐mail checken of
surfen op internet) tot de moeilijkste redenen
was om weerstand te bieden.
Belangrijke factor = anticipatie = de impuls om je
gsm te checken
Verschillende dopamine-‐activiteit voor
onvoorspelbare meldingen op sociale media
(vergeleken met voorspelbare)
1. Unexpected reward: een deelnemer
krijgt een onverwachte like. De beloning
is er ná de cue (trilling), dus dan wordt
de dopamine pas vrijgezet (dus hier
speelt de anticipatie mee)
2. Expected reward: de dopamine wordt al
bij de cue vrijgezet (wanneer er
notificatie is)
3. Negative prediction Error type 1: een
negatieve hoeveelheid dopamine wordt
vrijgezet nadat een grotere hoeveelheid
3
, is geproduceerd à we krijgen geen notificatie terwijl we er wel een zouden willen OF we krijgen een
notificatie, maar het is niet wat we hoopte. Voorbeeld: Spammail
4. Negative prediction error type 2: de dopamine wordt vrijgezet bij de anticipatie, maar er blijken geen
notificaties te zijn, dus de dopamine gaat omlaag. We dachten dat we de gsm voelden trillen, maar het is niet
zo (aka phantom vibration syndrome à zie verder)
à Zelf wanneer we niet actief op sociale media zitten, doet ons brein dat wel! We zijn altijd iets of wat bewust van
onze telefoon
Mensen vinden connectiviteit zo belangrijk dat we gaan monitoren op belonende stimuli die sociaal contact
vertegenwoordigen, zoals de trillende gsm.
Hypermonitoring van inkomende sociale stimuli
-‐ Hypervigilantie
-‐ Zelfs als we niet op sociale media zijn, ons brein wordt er wel door beïnvloed
-‐ Brein past een filter toe, dat niet perfect is
Phantom Vibration Syndrome = treedt op wanneer een persoon denkt dat zijn of haar telefoon overgaat of trilt vanuit
een sms-‐bericht, terwijl dat in werkelijkheid niet zo is, wanneer bv gewoon jeuk hebt of zo.
DUNBAR’S NUMMER
Hoe veel is té veel? Hoeveel vrienden kunnen we echt hebben? Hoe groot kan ons social netwerk zijn?
Over het algemeen is er een limiet op het aantal mensen waar je bevriend mee kan zijn (hangt natuurlijk wel een
beetje af van je persoonlijkheid zoals extrovert tegenover introvert). Je hebt maar een beperkte emotionele
beschikbaarheid. Zijn die limieten nog hetzelfde in de online wereld met de duizenden volgers en zo? Volgens Dunbar
is het magische cijfer 150 à hij stelde dat er een sterke correlatie is tussen de grootte van de groep, en dus de
complexiteit van de sociale wereld, en de relatieve grootte van de neocortex = de buitenste oppervlaktelaag van de
hersenen die voornamelijk verantwoordelijk is voor bewust denken -‐ bij verschillende soorten niet-‐menselijke
primaten. Dus een ratio tussen de groepsgrootte en de hersengrootte. Deze ratio limiteert de hoeveel sociale
interacties dat een systeem kan hebben, omdat deze ratio bepaalt hoeveel complexiteit er kan zijn in een sociaal
systeem zonder overload. Voor mensen wordt dit onderzocht door antropologische, historische en moderne data naar
groepsgrootte: hoe groot worden groepen voordat ze zich afsplitsen? Er is consistentie bij het nummer 150 (jagers-‐
verzamelaars, maar ook moderne communities)
Deze waarneming lijkt een beperking weer te geven van het aantal (en / of kwaliteit) relaties dat een dier van een
bepaalde soort tegelijkertijd kan bijhouden.
"Net zoals het vermogen van een computer om complexe taken uit te voeren wordt beperkt door de grootte van zijn
geheugen en processor, zo kan het vermogen van de hersenen om informatie over het constant veranderende sociale
domein te manipuleren, worden beperkt door de grootte van zijn neocortex"
-‐ De limiet opgelegd door neocorticale verwerkingscapaciteit lijkt het aantal individuen te bepalen met wie het
mogelijk is om stabiele interpersoonlijke relaties te onderhouden.
-‐ Daarom vertegenwoordigt de grootte van de neocortex van de hersenen een biologische beperking op sociale
interactie beperkt de grootte van het sociale netwerk van mensen tot tussen de 100 en 200 personen, d.w.z.
het aantal van Dunbar.
-‐ Het aantal van Dunbar is een biologische / cognitieve limiet
ONDERZOEK
Kerstkaart studie: er werd aan mensen gevraagd om een lijst te maken van alle mensen die ze een kerstkaart zouden
sturen.
-‐ 68 kaarten werden gemiddeld verstuurd naar huishoudens
-‐ Gemiddeld 150 leden van huishoudens in totaal
Historische / antropologische benadering
-‐ Tribale samenlevingen à vaak een grootte van 153.
-‐ Romeins leger
o De basisgevechtseenheid, ongeveer 130 man.
-‐ Bedrijven en industrie à organisaties met minder dan 150 mensen, werken op een persoon-‐op-‐
persoonsbasis, maar als er meer dan 150 zijn is er een formele hiërarchie nodig voor efficiëntie.
o GoreTex
-‐ Hedendaagse militaire structuren (de compagnie= 3 keer 50)
4