Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Psychodiagnostiek in de hulpverlening - V&O - BOEK + college notities €5,89   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Psychodiagnostiek in de hulpverlening - V&O - BOEK + college notities

 24 vues  1 fois vendu

Samenvatting van Psychodiagnostiek in de hulpverlening voor volwassenen en ouderen. Het boek is de hoofdzaak. College notities zijn toegevoegd aan de leerstof uit het boek!

Aperçu 4 sur 93  pages

  • Oui
  • 24 février 2023
  • 93
  • 2022/2023
  • Resume
book image

Titre de l’ouvrage:

Auteur(s):

  • Édition:
  • ISBN:
  • Édition:
Tous les documents sur ce sujet (1)
avatar-seller
PsychologieStudent1303
Psychodiagnostiek in de hulpverlening: Volwassenen en ouderen

Bedenk bij alles klinische voorbeelden!!!!

Les 1: Heuristieken (Zelfstudie, HF1)

Diagnostiek in de klinische praktijk

- Clinicus maakt oordelen en beslissingen
 Gedrag problematisch of normaal? Stoornis aanwezig? Hoe ontstaan? Goede behandeling?
 Kennis over theorieën, testen, meetpretentie en vorm van diagnostisch onderzoek nodig
- Voorbeeld
 Jongen en vader reden in auto. Vader verongelukte. Hoofdchirurg zei ‘Deze jongen opereer ik niet hij is
men zoon’ -> wie is de chirurg?
 Het is de moeder -> vooroordeel dat chirurgen mannen zijn

Heuristieken en biases in de klinische praktijk

- Heuristiek: op ervaring gebaseerde, verkorte beslisroutes die vaak, maar niet altijd, tot correcte uitkomsten leiden
 Wanneer: informatie ter beschikking is onzeker of onvolledig
 Kan leiden tot biases
 Satisficen: stoppen met zoeken naar info en beslisproces als men tevreden is met de uitkomst
. Vinden uitkomst goed genoeg, is niet de best haalbare
. <-> Maximizen: zorgen voor de maximaal correcte beslissing
- Biases: vertekeningen in de oordelen (oordeelsfouten), vooroordelen (oordelen voor alle relevante info bekend is)

- Geheugenheuristieken: beslisroutes die gebruik maken van wat je je herinnert
- Aandachtsheuristieken: beslisroutes die gebruik maken van wat jouw aandacht trekt

Geheugenheuristieken

Beschikbaarheidsheuristiek
= hoe makkelijk informatie voor jou beschikbaar is voor verdere verwerking

- Hoe makkelijker je je iets herinnert, hoe makkelijker je het meeneemt in het beslisproces
 Bv: net over gelezen (recency-effect), komt er vaak mee in aanraking
- Media heeft grote invloed!
 Bv: vaak artikels over borderline stoornissen -> stoornis beschikbaarder -> diagnose vaker gesteld
- Validiteit?
 Vaak weldegelijk correlatie tussen frequentie van voorkomen en beschikbaarheid in geheugen
 Hangt af van accuraatheid geheugen

- Geheugen is makkelijk te beïnvloeden
 Bekendheid/vertrouwdheid met zaken
. Meer bekendheid -> overschatting van de waarschijnlijkheid van diagnose
 Opvallendheid/levendigheid/saillantie van gebeurtenissen
. Meer opvallend -> overschatting van de waarschijnlijkheid van diagnose
. Minder opvallend -> onderschatting van de waarschijnlijkheid van diagnose
. Bv: moeilijkere/speciale cliënten sneller herinneren dan ‘saaie’
. Bv: men ziet automutilatie (is opvallend) -> snel denken aan borderline PH stoornis
. Bv: recentere cliënten makkelijker herinneren (recency-effect)
 Kennen niet alle stoornissen

Simulatieheuristiek
= informatie is niet beschikbaar, je gaat de gebeurtenis mentaal simuleren

- Toekomstige gebeurtenissen
 Bv: hoe waarschijnlijk is het dat de cliënt een angststoornis ontwikkelt
- Contra-feitelijke hypothetische vraagstelling
 Bv: als haar kind niet overleden was, zou ze dan ook nog depressief zijn geweest?
- Hoe makkelijker het simuleren gaat, hoe waarschijnlijker je de gebeurtenis vindt




1

,Examenvraag: Geef een klinisch voorbeeld van hoe de beschikbaarheidsheuristiek ons denken negatief kan beïnvloeden.
Geef ook definitie.

Verankering en aanpassingsheuristiek
= te weinig afwijken van een willekeurige beginwaarde in een eindoordeel

- Anchoring/adjustment-heuristiek
- Problematisch: anker heeft disproportioneel grote invloed op eindoordeel ten koste van relevantere info die later
aan het licht komt
- Vooral in diagnostische fase (waar alle info gecombineerd wordt)

- Voorbeelden
 Groep waarmee client wordt vergeleken kan ook anker zijn
. Bv: clinicus heeft normaal mensen met ergere klachten, patiënt gezonder ingeschat
 Verwijsbrief van collega/dokter
. Je hebt al vooroordelen zonder de patiënt te zien
. Bv: andere verwijsbrief, zelfde casus -> andere diagnoses
 Introductie als cliënt of als sollicitant
. Bv: meer ‘gestoord’ gezien bij introductie als ‘cliënt’
 Laten leiden door eerste indruk
. Bv: de prof ziet er streng uit de eerste keer dat we hem/haar zagen

Positieve teststrategie en confirmation bias
= eigen ideeën bevestigen, men staat niet open voor ongelijk hebben, wil eigen ideeën bevestigen, niet falsificeren

- Confirmation bias: alleen informatie zien die bij het eigen idee past, info die hypothese tegenspreekt negeren
 Onthouden info die congruent is met hypothese ook beter
- Gevaar: overconfidence: mensen denken dat ze vaker gelijk hebben dan dat ze in werkelijkheid hebben
 Self-fulfilling prophecy: je vindt wat je verwacht te vinden
- Bv: symptomen interpreteren in richting van vooropgestelde hypothese
 Patiënt scoort hoog op depressieve klachten, maar voelt zich soms ook heel goed
 Kan ook bipolair zijn ipv je eerste gedacht (depressie)

Examenvraag: een tekst en de vraag ‘Wat leer je hier uit?’ -> Niet alleen zeggen wat je hypothese bevestigd maar ook wat je
hypothese weerlegt



Aandachtsheuristieken

Representativiteitsheuristiek
= moeilijkere vraag (hoe waarschijnlijk behoort dit tot de categorie) veranderen door andere vraag (gelijkenis met iets
representatief voor die categorie)

- ~ Moeilijke vraag waarop je een waarschijnlijkheidsoordeel moet geven, vervangen door makkelijke vraag
 Beschikbaarheidsheuristiek: hoe makkelijk je voorbeelden kan herinneren
 Simulatieheuristiek: hoe makkelijk je voorbeelden kan voorstellen

- Voorbeelden
 Bv: Hoe waarschijnlijk heeft deze cliënt schizofrenie? -> Hoe hard lijkt deze cliënt op een
representatieve andere cliënt die leidt aan schizofrenie?
 Bv: Linda is 31, slim en sociaal geëngageerd -> waarschijnlijker dat ze bankbediende is OF feministische
bankbediende?
. Mensen zeggen feministische bankbediende (ook al is deze kans kleiner)
. Waarschijnlijkheidsvraag wordt niet gesteld, men vraagt zich gwn af ‘lijkt Linda op andere
feministische bankbediendes’

- Patroonherkenning: weinig waarnemingen nodig om patroon te herkennen
- Gevaren
 Geldige info onvoldoende meenemen
. Waarschijnlijkheid van een diagnose (zeldzame diagnoses zijn onwaarschijnlijk)
. Klachten die niet prototypisch zijn worden als niet belangrijk gezien


2

,  Bv: bij jongen minder snel AN vaststellen
 Ongeldige info (verwachtingen ipv vastgestelde relaties) meenemen
. Illusoire correlaties: correlaties die niet aangetoond zijn, maar waar je je wel goed kan van
voorstellen dat ze er zijn
. Bv: ogen in een Rorschach test zien wijst op paranoia

Examenvraag: Niet omdat er depressieve gevoelens zijn, dat er ook een depressieve stoornis heeft -> moet eerst voldoen
aan alle DSM criteria

Prototypes
= voorbeelden die karakteristieke of typische representaties zijn van een stoornis gebaseerd op eerdere ervaring

- Bv: jongemannen die in ICT werken en geen oogcontact maken hebben autisme
- DSM bedoelde het niet zo
 In theorie: zelfde vragen (aan/afwezigheid symptomen) op zelfde manier (semigestructureerd)
 In praktijk: lijsten aflopen/vaste volgorde volgen is moeilijk, liever focus op de kern van het probleem
. Lopen vaak niet eens alle criteria af
. Ze satisficen -> gaan door met vragen tot ze vinden dat het beeld voldoende duidelijk is
- Clinici beslissen liever obv eigen prototypes dan DSM lijsten te volgen
 Iedereen heeft andere cliënten en dus andere prototypes

Klinische intuïtie

- Intuïtie = automatisch, gebaseerd op ervaring (geheugen nodig)
- Klinische intuïtie: automatische respons op een klinische situatie
 Obv ingeblikte kennis: verkregen na uitgebreid, expliciet leren uit handboeken en klinische praktijk
. Is nog empirisch!
. <-> Klinische blik/natte-vinger werk: in je hoofd, of op gevoel informatie integreren op een
onnavolgbare manier
- Nadeel intuïtie
 Correctheid afhankelijk van onderliggende kennis
 Alleen gebruiken om hypotheses te genereren (niet om te toetsen)
- Voordeel intuïtie
 Expliciet denken kan tot tunnelvisie leiden
 Nuttig om tot hypothesen te komen die later getoetst worden
. Bv: gevoel van ‘niet pluis’
. Kan je nieuwe dingen leren
 Snel beslissen bij tijdsruk

- Voorbeeld
 Patiënt leek getraumatiseerd maar vermelde niks over een traumatische gebeurtenis
 Intuïtie zei dat er precies info ontbrak
- Voorbeeld
 Diagnose: Boulimie met braken en laxeren
 Braken werd afgeleerd -> bleef toch vermageren ondanks eetbuien (er voelde iets niet pluis)
 Ze had ook diabetisch -> vermagerde door insuline

Beter oordelen en beslissen

- Hoe valkuilen vermijden?
 Van elkaar leren
 Systematisch werken
 Kennis van logica en kansrekening

Systematisch werken

- Clinici denken niet graag in statistische termen -> ontmenselijkt de cliënt
 Voor veel situaties nog geen statistisch model beschikbaar
- Via diagnostische cyclus
 In eindverslag alle stappen vermelden die je nam
- Betrouwbare, valide, up to date dingen gebruiken
- Wetenschap en klinische praktijk is 1 wereld
 Wetenschappelijk onderzoek kennen

3

,  Wetenschappelijke methoden hanteren

Normatieve modellen uit de logica en kansrekening

- Visie: optimale beslissing door alle mogelijke info te verzamelen en op logisch correcte wijze een conclusie
trekken uit de info die je dan weegt en combineert op een volgens de kansrekening correcte wijze

Logica

- <-> Foute redeneervorm in de klinische praktijk
- Deductie
 Alle depressieven hebben negatieve mood -> Jan is depressief, dus heeft negatieve mood
 Alle depressieven slapen slecht -> Jan slaapt goed, dus heeft geen depressie
- Inductie: afleiden van een wetmatigheid uit een aantal voorbeelden
 Jan is somber en heeft een depressie
 Malou is somber en heeft een depressie
 DUS alle sombere mensen hebben een depressie (ONGELDIG)
- Abductie: terug redeneren vanuit de conclusie naar de premissen
 Als een persoon autistisch is, dan maakt die persoon slecht oogcontact
 Deze persoon maakt slecht oogcontact, dus deze persoon is autistisch (ONGELDIG)
 Je mag de redenering niet omkeren
. Iemand met griep heeft spierpijn, maar niet omdat je spierpijn hebt dat je griep hebt

- Moeilijk
 Mensen kijken liever naar de inhoud van een redenering ipv de vorm
 Als het plausibel/geloofwaardig/hen goed uitkomt -> sneller gezien als geldig

Kansrekening (Bayes)

- Clinicus moet beslissing nemen over welke testen hij gaat gebruiken
 Risico’s
. Gebruikt vaak testen die toevallig beschikbaar zijn
 Niet nadenken over kwaliteit, resultaten, antwoord op de vraag,…
. Denken dat meer info altijd beter is
 Niet juist, te veel info kan afleiden van hoofdzaak
. Denken dat testen eenduidige, definitieve antwoorden geven
 Rekening houden met de betrouwbaarheidsmarge!

- Prevalentie/vooraf-kans/base-rate stoornis in populatie : in het algemeen, hoe groot is de kans op deze stoornis
 Bv: zelfde testuitslag in andere populaties geeft een andere kans op een stoornis
. Jongeren: prevalentie is laag -> positieve testuitslag = kans op stoornis is hoger, maar nog
steeds laag, meer kans dat positieve uitslag op toeval berust
. Ouderen: prevalentie is hoog -> positieve testuitslag = kans was al hoog, testuitslag zegt niet
veel
- Psychometrische kenmerken van een test
 Sensitiviteit/pak-kans: kans dat iemand met de stoornis positief zal testen
. = kans dat iemand positief test, gegeven dat hij depressief is
. ≠ wat clinicus wil weten (*)
 Kans dat depressie aanwezig is, gegeven dat er een positieve score was
 Kans dat wie positief scoort op test, weldegelijk depressief is
 Specificiteit: kans dat iemand zonder stoornis negatief zal testen

VOORBEELD

- Sensitiviteit van 0.83 = 83% vd mensen met positieve score hebben werkelijk de depressie ??
- Specificiteit van 0.80 = 80% vd mensen met negatieve score hebben werkelijk geen depressie
- Prevalentie/vooraf-kans/base-rate van 11% = in 1000 mensen hebben 110 een depressie en 890 geen depressie
 In huisartsenpraktijk
 83% van 110 scoort positief = 91 mensen (A)
 80% van 890 scoort negatief = 712 mensen (D)

- Kans dat cliënt een depressie heeft met een positieve score (*)


4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur PsychologieStudent1303. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,89. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67474 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,89  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter