Pedagogiek houdt zich bezig met de opvoeding van kinderen en jeugdigen van 0 tot 18 jaar.
Pedagogiek betekent ‘kinderleiding’, andere woorden voor pedagogiek zijn:
1. Opvoedkunde: richt zich op de vaardigheden van de opvoeder
2. Opvoedingsleer: richt zich op het vergaren van kennis over opvoeden
3. Opvoedingswetenschap: richt zich op het ontwikkelen van theorieën over en methoden
m.b.t. opvoeden.
Hulpwetenschappen: ontleent zijn theoretische gegevens ook aan andere wetenschappen
- Psychologie (hoe de mens werkt), sociologie (de sociale banden tussen mensen) en filosofie
(wat is nou een goede opvoeding)
- Theologie (welke geloofsovertuigingen heb je) en andragogie (pedagogiek voor volwassenen,
hoe volwassenen zich tot elkaar verhouden)
Opvoeding: alle omgang tussen ouder en kind waarbij gericht een relatie wordt aangegaan. In deze
omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen,
instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing komen en over het
nodige zelfvertrouwen en de nodige zelfstandigheid en zelfredzaamheid beschikken.
- Er is sprake van wederzijds respect tussen ouder en kind
- Kind ervaart voldoende veiligheid, vertrouwen, acceptatie en ondersteuning door ouder
- Kind wordt uitgedaagd om eigen beslissingen te nemen en te experimenteren
Vier basisdimensies/principes van opvoeden:
1. Ondersteuning bieden
Materiële ondersteuning: een wipzitje, fijn kleding, etc.
Immateriële ondersteuning: aandacht, affectie, belonen, straffen, helpen, etc.
(straffen mag niet uit frustratie, maar om de kind de kans te geven te reflecteren)
Warme en affectie zorgen ervoor dat het kind de wereld met vertrouwen tegemoet
komt. Zonder kan leiden tot agressie en vandalisme.
Responsiviteit: de mate van adequaat reageren van de ouder op signalen van het
kind. Sensitiviteit: het gevoelig reageren op signalen die het kind afgeeft van zijn
behoeften en gevoelens.
Het doel van ondersteuning: stelt het kind in staat om los te komen van ouders, je
ondersteunt het kind, zodat het later geen ondersteuning meer nodig heeft.
2. Instructie geven
Gaat om de bedoelingen en verwachtingen die je hebt van een kind; duidelijk maken
wat de bedoeling is wat het kind doet, zoals deur achter je dicht, zindelijkheid etc.
Dit doe je gevraagd en ongevraagd
Doel van instructie geven: leidt tot zelfstandigheid en zelfredzaamheid, je geeft een
kind instructie, zodat die later geen instructie meer nodig heeft.
Keerzijde bij teveel instructie: het kind krijgt angst om initiatief te nemen en te veel
bezig zijn met wat zijn ouders van zijn acties zouden gaan vinden en niet durven
handelen.
3. Controle uitoefenen; de kunst om je kind los te laten, maar hier en daar in te grijpen
, Autoritaire/restrictieve controle: het opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent
op het kind om correct gedrag te vertonen.
o Macht en gedrag spelen een centrale rol: ‘waarom? Omdat ik het zeg!’
o Behoefte kind wordt onderschikt aan dat van de ouders
o Ondermijnt autonomie; het kind leert doen wat de ouders zeggen, niet zelf
nadenken. Kan later lastig vorm geven aan zijn eigen wensen en verlangens
Autoritatieve controle: gedragingen van de ouder waarbij uitleg wordt gegeven aan
het kind en eisen worden gesteld aan zijn zelfstandigheid.
o Regels worden afgestemd en ondertiteld (uitleggen wat er gebeurd of
waar een bepaalde regel voor is)
o Belonen waar het kan, straffen waar het nodig is
o Gelijkwaardige relatie tussen ouder en kind
4. Grenzen stellen; ter behoefte van de veiligheid van het kind
Gedragsverandering door beïnvloeden aan de hand van straffen en belonen
Consequent zijn: de ouder moet standvastig zijn ten aanzien van de genomen
beslissing
Grenzen geven duidelijkheid en zekerheid, het kind wordt zo gevraagd rekening te
houden met de grenzen en dus rekening te houden met anderen.
Doel van grenzen stellen: leren omgaan met grenzen en maatschappelijke
verwachtingen
Opvoedingsdoelen: het kind laten opgroeien tot een volwassen persoon die zich kan handhaven in de
maatschappij. Het is intentioneel opvoedingsgedrag.
- Zelfstandigheid (individu): het kind leert zelf beslissingen nemen, een eigen leven leiden en
eigen mogelijkheden ontdekken.
- Zelfredzaamheid (samenleving): het kind leert op een positieve manier vorm te geven aan
zijn toekomstige rol in de samenleving. Keuzes maken en deze te verantwoorden.
- Zelfvertrouwen (toekomst): het kind kan een bijdrage leveren aan de toekomst en is in staat
om technische en praktische problemen op te lossen.
Opvoeden als circulair proces:
- De ouder is verantwoordelijk voor de opvoeding
- De ouder beidt het kind ondersteuning, instructie, controle en stelt grenzen.
- Het kind kan rekenen op onvoorwaardelijke liefde van de ouders
- Het kind leert zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen
- Uniciteit: elk kind is verschillend
De ouder is verantwoordelijk voor de opvoeding >> de ouder biedt het kind ondersteuning,
instructie, controle en stelt grenzen >> het kind kan rekenen op onvoorwaardelijke liefde >> het kind
leert zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen.
Hoofdstuk 2 – 2.2, 2.3, 2.5 en 2.7
, Opvoedrelatie: een liefdevolle relatie tussen ouder en kind. Er ontstaat intimiteit.
Drie kenmerken van ouderlijk opvoedgedrag die de kans op een veilige hechting vergroten:
1. Sensitiviteit
2. Responsiviteit
3. Continuïteit en regelmaat
4 oriëntatieniveaus van pedagogisch besef:
1. Egocentrische oriëntatie: gaat om de ego van de ouder, verwachtingen van de ouder worden
op het kind geprojecteerd
2. Conventionele oriëntatie: gebaseerd op ‘zo gaan we gewoon met elkaar om’
3. Subjectief-individualistische oriëntatie: het ouder probeert het kind te begrijpen, zoals het
kind is. Hoe is mijn kind en wat heeft mijn kind nodig?
4. Interactieve oriëntatie: balans tussen eigen wil, kinds wil en maatschappelijke wil.
Ontwikkelingsfasen: stadia in het leven van een kind.
Ontwikkelingstaken: vaardigheden die het kind in die periode moet leren beheersen.
Eerst is de baby-/peutertijd fase en de peuter-/kleuterfase, daarna de basisschoolperiode en dan de
adolescentiefase. Het kind doorloopt een psychologische, cognitieve en sociaal-emotionele
ontwikkeling.
- Psychologische ontwikkeling: het proces van mentale groei.
- Cognitieve ontwikkeling: het proces van leren. Factoren geheugen, cognitie en aandacht
functie zijn van belang.
- Sociaal-emotionele ontwikkeling: de ontwikkeling van een eigen persoonlijkheid/identiteit.
1. Baby/-peutertijd (0-2 jaar)
Psychologische ontwikkeling
o Basis voor een veilige hechting: hangt af hoe sensitief en responsief er
wordt gereageerd op de behoefte van het kind.
Cognitieve ontwikkeling
o Er is sprake van een verhoogde motoriek en een spraakontwikkeling. Er
wordt denkvermogen ontwikkeld, ook wel de sensomotorische periode.
Sociaal-emotionele ontwikkeling
o Ook wel koppigheidsfase, gekenmerkt door nee zeggen. Het kind ontdekt
dat het een ander mens is dan zijn ouders. Consequent zijn is belangrijk.
2. Peuter-/kleuterfase (2-4 jaar)
Psychologische ontwikkeling
o Spelen is voor het kind hetzelfde als leren. Het kind leert zich iets voor te
stellen wat er niet meer is, ook wel interiorisatie. Ook leert het imitatie.
Cognitieve ontwikkeling
o Ook wel pre operationele periode. Het kind leert praten en het kan denken
aan een voorwerp die er niet daadwerkelijk is. Er is sprake van
accommodatie en assimilatie. Hij leert iets nieuws en kan dit toepassen in
andere situaties.
Sociaal-emotionele fase
o Omgang met leeftijdsgenoten speelt een grote rol. Leert samen spelen
i.p.v. naast elkaar spelen. Het is beter in staat om instructies te volgen en
opdrachten uit te voeren. Ook leert het kind sekseverschillen.
3. Basisschoolperiode (4 tot 12 jaar)
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hannafesten. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.